Ondernemer brengt verbruik van woongroep in rekening op grond van oppervlaktetarief voor 6 adressen. Commissie oordeelt dat oplossing moet worden gezocht in oplossing die het dichtst ligt bij werkelijk verbruik.

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Woonvormen van bijzondere aard    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 85781

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de berekening van het waterverbruik.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is bewoner van een woongroep en vertegenwoordigt in dit geschil ook de overige
bewoners van die woongroep. De woongroep aan de [plaatsnaam] heeft 5 bewoners die ieder
beschikken over een eigen ruimte waar men verblijft en slaapt. Er is tevens een gemeenschappelijke ruimte en alle faciliteiten zoals keuken, douche, wasruimte en wc zijn gemeenschappelijk.
De woongroep beschikt over een hoofdadres, [plaatsnaam] 64B. Daarnaast beschikt iedere bewoner in verband met de privacy over een eigen adresnummer, te weten [plaatsnaam] 64A, 65A, 65B 67 en 68.
Feitelijk sinds 1 augustus 2012 brengt de ondernemer bij gebreke van watermeters het waterverbruik in rekening op basis van het oppervlaktetarief voor zes adressen. Daarbij wordt elk adres als een
zelfstandig adres aangemerkt.

Kern van het bezwaar van de consument is dit ten onrechte geschied. De consument betoogt dat de woongroep als een adres moet worden beschouwd.
De consument heeft op basis van door de ondernemer in een email van 29 november 2013
gepresenteerde opties drie oplossingsrichtingen voorgesteld:

-het verbruik bepalen voor een gezin van vijf personen;
-een waternota op basis van de oppervlakte van vijf adressen in plaat van zes adressen, omdat één adres puur voor zakelijke doeleinden is;
-het voorstel zoals opgenomen als optie zeven in de email.
Laatstbedoelde optie houdt in dat er twee watermeters worden geplaatst (noodzakelijk omdat er twee stijgleidingen zijn) en er dan voor de eerste meter het volle vastrecht in rekening wordt gebracht en voor de tweede meter een verlaagd vastrecht. De consument is het principieel oneens met de door de ondernemer aan deze optie gestelde voorwaarde dat de woongroep dan via de gemeente het aantal adressen moet terugbrengen tot één adres. De consument stelt dat de woongroep door de
gemeentelijke belastingdienst, [naam energiemaatschappij] en [naam aanbieder digitale televisie, kabeltelevisie, breedbandinternet en telefoondiensten] als een geheel aanmerken.
Ter zitting heeft de consument nog een schrijven de dato 2 oktober 2014 van de gemeentelijke
belastingdienst overgelegd, waaruit blijkt dat uitsluitend voor het primaire adres een aanslag in het kader van de WOZ zal worden opgelegd. De overige adresseringen worden gezien als onderdeel van het primaire adres.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De woongroep bestaat uit een gemeenschappelijke woning, die bestaat uit 6 samengevoegde c.q. geschakelde GBA of BAG adressen, met gemeenschappelijke sanitaire- en keukenfaciliteiten, gesitueerd over deze adressen heen.

De gemeenschappelijke woning is niet bemeterd, en gezien het feit dat er twee stijgleidingen in de woning zijn is dit onder de onderhavige omstandigheden complex.

Conform de tarievenregeling brengen wij –nadat de woongroep tot 1 augustus 2012 slechts op basis van twee BAG-adressen verbruik in rekening is gebracht- thans oppervlaktetarief in rekening voor zes BAG-adressen. Tot 1 augustus 2012 is er ten onrechte te weinig verbruik/kosten in rekening gebracht. Deze kosten worden niet teruggevorderd; echter de woongroep is hiermee ongerechtvaardigd verrijkt.
Ter zitting heeft de ondernemer aangegeven dat de facturering vanaf 1 augustus 2012 geheel conform het bepaalde in artikel drie, lid één en vijf en in het bijzonder lid zes van de Tarievenregeling [naam waterbedrijf] Waterbedrijf 2013 geschiedt.

De ondernemer heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij graag bereid is om –zo mogelijk ter zitting- met de consument in overleg te treden over de uitvoering van optie zeven, waarbij de woningen in het BAG worden samengevoegd en twee watermeters worden geplaatst, of een andere oplossing die uitgevoerd kan worden binnen de voorwaarden en condities van [naam waterbedrijf].

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In artikel één van de Tarievenregeling wordt “Verbruiksadres” als volgt gedefinieerd:

“Een individueel geadresseerde woning of bedrijf al dan niet behorend tot een gezamenlijk bewoond of gebruikt perceel waarin ongemeten of gemeten (drink)water voor huishoudelijk en/of bedrijfsmatig verbruik wordt geleverd.”

Artikel drie, leden één tot en met vijf van de Tarievenregeling zien op “Gemeten levering van (drink)water”, In lid één wordt –voorzover van belang- het volgende bepaald:
“Voor het verbruik van (drink)water bij Huishoudelijk en kleinzakelijk verbruik, is verbruiksadres aan [naam waterbedrijf] een vastrecht verschuldigd (…)”

De leden zes tot en met acht van artikel drie zien op “Ongemeten levering van (drink)water”. In lid zes is –voorzover van belang- het volgende bepaald:

“Voor zolang de omvang van de levering in de gemeente (…) Rotterdam niet door een meetinrichting wordt vastgesteld, geschiedt de berekening op basis van de oppervalakte van het Verbuiksadres, zoals die door [naam waterbedrijf] wordt vastgesteld. (…)”

Ter zitting hebben partijen op basis van het schrijven van de gemeentelijke belastingdienst de dato twee oktober 2014 verder gesproken over oplossingsrichtingen. Inzet daarbij was toepassing van optie zeven. Conform afspraak heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer na de zitting intern afgestemd of het schrijven van de belastingdienst voldoende basis is om die optie toe te passen.
Bij bericht van 6 oktober 2014 heeft de ondernemer laten weten dat hij bereid is om op basis van deze brief voor één watermeter aan de [plaatsnaam] 64 t/m 68 éénmaal vastrecht te
rekenen, alsmede éénmaal het verlaagde vastrecht voor een tweede watermeter.
De consument heeft in zijn reactie van diezelfde dag nog een paar punten verhelderd en aangegeven dat het fijn is dat de ondernemer akkoord gaat. Hij wenst wel dat de facturen met terugwerkende kracht worden aangepast.
De commissie begrijpt het nadere standpunt van de ondernemer dat hij alsnog bereid is twee watermeters te plaatsten en na plaatsing daarvan te gaan afrekenen op basis van het werkelijk verbruik van de woongroep vermeerderd met het volledig vastrecht voor de eerste watermeter en een gereduceerd vastrecht voor de tweede watermeter, een en ander conform de door de consument ook voorgestelde optie zeven. Daarbij is de ondernemer dus bereid om anders dan volgens de ondernemer uit artikel drie, lid één, van de Tarievenregeling voortvloeit, niet per individueel
(BAG-)verbruiksadres vastrecht in rekening te brengen maar te volstaan met eenmaal vastrecht voor de eerste watermeter en een gereduceerd vastrecht voor de tweede watermeter. De ondernemer vindt het standpunt van de gemeentelijke belastingdienst, dat voor de gemeentelijke aanslagen uitgaat van één adres en de overige adressen ziet als onderdeel van dat primaire adres, voldoende om de eerder geformuleerde aan optie zeven verbonden voorwaarde, dat het aantal adressen in de gemeentelijke BAG-administratie bij de gemeente moet worden gewijzigd, te laten vallen.

Nu deze optie voor beide partijen aanvaardbaar is, is hiermee voor de toekomst, na plaatsing van de betreffende watermeters, een oplossing gevonden.

De commissie is ook van oordeel dat met deze optie zo dicht mogelijk aansluit bij het werkelijke waterverbruik en ook recht doet aan de specifieke situatie van de woongroep.

De consument wenst echter dat de facturen met terugwerkende kracht zodanig moeten worden bijgesteld dat slechts voor één verbruiksadres wordt gefactureerd.

Voor zover hiermee wordt bedoeld om optie zeven met terugwerkende kracht uit te voeren is zulks uiteraard niet mogelijk, nu voor deze optie voorwaardelijk is dat de watermeters zijn geplaatst.

De commissie vindt wel dat de eenzijdige wijziging per 1 januari 2009 van toepassing van het oppervlaktetarief ten aanzien van twee adressen naar zes adressen, welke is geëffectueerd per
1 augustus 2012 niet meer in redelijkheid stand kan houden. Immers, de ondernemer heeft door overneming van het standpunt van de belastingdienst ook voor toepassing van haar eigen algemene voorwaarden geaccepteerd dat niet (langer) ieder individueel adres van de woongroep als verbruiksadres moet worden beschouwd. De eenzijdige tariefwijziging per 1 augustus 2012, die was gebaseerd op het standpunt dat ieder individueel adres wel als verbruiksadres moest worden aangemerkt, kan dan ook niet langer standhouden. De commissie vindt het dan ook redelijk en billijk dat de per 1 januari 2009 doorgevoerde en per 1 augustus 2012 geeffectueerde facturering van de vier extra adressen wordt teruggedraaid totdat de tussen partijen afgesproken optie zeven is geeffectueerd. De commissie heeft daarbij nog doen wegen dat de consument zich vanaf het begin van de tariefwijziging heeft verzet, al eerder heeft gewezen op het feit dat de belastingdienst de woongroep als één adres beschouwt en heeft ingestemd met de optie die nu wordt gerealiseerd, terwijl geenszins is gebleken dat de ondernemer hier voortvarend aan heeft bijgedragen.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt:

– dat de per 1 augustus 2009 doorgevoerde en per 1 augustus 2012 geeffectueerde facturering van vier extra adressen behorende tot de woongroep wordt teruggedraaid en de nota’s dienovereenkomstig worden aangepast en het teveel betaalde wordt terugbetaald;
– partijen beide alle medewerking verlenen aan spoedige installatie van de watermeters en uitvoering van optie zeven.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water op 3 oktober 2014.