Ondernemer dient specifieke vestigingsgegevens met de oudercommissie te delen

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Informatieverstrekking    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 22892/30541

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De oudercommissie is het niet eens met de handelswijze van de ondernemer. Zij vindt dat aan haar niet voldoende informatie is verstrekt omtrent de tariefsverhoging, waardoor zij niet volledig geïnformeerd is. Hierdoor heeft zij haar wettelijke taak niet kunnen vervullen en is geen (negatief) advies gegeven ten aanzien van – door de ondernemer – voorgestelde wijzigingen. De ondernemer stelt dat de specifieke vestigingsgegevens niet overlegd hoeven te worden. Er moet bij een grote organisatie namelijk naar het totaal worden gekeken. De commissie bepaalt dat het adviesrecht van de oudercommissie alleen een juiste invulling krijgt wanneer de gegevens op het organisatorische niveau van de oudercommissie aan haar worden verstrekt. Dit organisatorische niveau is het vestigingsniveau. Dit houdt dus in dat de vestigingsgegevens wel overlegd moesten worden.

Volledige uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2020.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
De oudercommissie heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft – samengevat – de vraag of de ondernemer, zonder definitief advies van de oudercommissie, het besluit kon nemen om per 1 januari 2020 de tariefsverhoging voor 2020 in te voeren en of het toelaatbaar is dat de ondernemer alleen landelijke cijfers heeft verstrekt in plaats van de gevraagde locatie specifieke cijfers.

Standpunt van de oudercommissie
Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer heeft, ondanks meerdere schriftelijke verzoeken, niet genoeg informatie aangeleverd om de oudercommissie in de gelegenheid te stellen advies te kunnen uitbrengen over de tariefswijziging 2020. De ondernemer heeft daarna besloten de tariefswijziging toch door te voeren en te communiceren zonder dat de oudercommissie hierover advies heeft kunnen uitbrengen. De klacht valt dan ook uiteen in twee onderdelen:

1. De oudercommissie wordt onvoldoende in staat gesteld haar wettelijke adviesrechten uit te oefenen.
2. De oudercommissie heeft in het lopende adviestraject over de prijswijziging 2020 onvoldoende informatie ontvangen die zij voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft.

De oudercommissie heeft herhaaldelijk gevraagd naar extra informatie om haar adviesrecht over prijswijzigingen uit te kunnen oefenen. De ondernemer heeft wel gereageerd op de gestuurde e-mails maar geen of onvoldoende inhoudelijk antwoord gegeven op de gestelde vragen en lijkt ook niet welwillend om dit te gaan doen. Een persoonlijke afspraak kwam vanuit de ondernemer zeer moeizaam tot stand maar toen dit uiteindelijk plaats vond werd wel duidelijk wat de houding van de ondernemer tegenover medezeggenschap is. De directeur van de ondernemer maakte duidelijk kenbaar dat het adviesrecht rondom de vaststelling van het tarief geen enkele toegevoegde waarde voor de ondernemer heeft en eerder als belemmerend wordt ervaren. Dit verklaart de terughoudende opstelling van de ondernemer om vestiging specifieke informatie te delen met de oudercommissie. Dit belemmert de oudercommissie om haar adviesrecht over tariefswijzigingen naar behoren te kunnen uitvoeren.

Om deze klacht op te lossen stelt de oudercommissie daarom het volgende voor:

A. De ondernemer stelt de oudercommissie in staat om hun wettelijke rol ten uitvoer te brengen.

De ondernemer stelt oudercommissies in staat vorm te geven aan de medezeggenschap van ouders/ oudercommissies binnen de organisatie en brengt dit ter uitvoering.

1. Een visie op medezeggenschap en rol van ouders/oudercommissies vaststellen in overleg met de oudercommissie. Deze visie is helder, is bekend bij de oudercommissies en haar gesprekspartners en wordt zichtbaar ten uitvoer gebracht.
2. Adviesprocedure wat betreft tariefwijziging is helder en wordt volledig doorlopen. De procedure is tevens bekend bij de oudercommissie en haar gesprekspartner en wordt zichtbaar ten uitvoer gebracht.
3. Adviesprocedure over overige adviesonderwerpen (art 1.60 lid 1 a t/m f) zijn helder en voorgenomen beleid en/of beleidswijzigingen worden actief voorgelegd aan oudercommissie.
4. Communicatie door oudercommissie met haar achterban wordt volledig gefaciliteerd zonder enige beperking.

B. De ondernemer voorziet de oudercommissie van voldoende vestiging specifieke informatie om haar taak rondom advisering over de prijswijziging 2020 goed te vervullen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt komt op het volgende neer.

De ondernemer is verrast over een aantal zaken in de klacht. Ten eerste de stelling dat de ondernemer niet welwillend zou zijn in het verschaffen van informatie. Er is een uitgebreide mailwisseling geweest waarin veel informatie is gedeeld. De oudercommissie heeft de totale cijfers organisatiebreed ontvangen met de kostenontwikkeling en tevens de cijfers van de betreffende vestiging. Daarnaast is aangetoond wat in 2019 is geïnvesteerd en wat in 2020 in de planning staat om te gaan investeren. Ook is de stijging in het aantal leidsters op de babygroepen doorgegeven. Het werd de ondernemer niet duidelijk welke informatie de oudercommissie nog meer wilde ontvangen en welke conclusie de oudercommissie daaraan wenst te verbinden. De ondernemer is van mening dat er heel intensief contact is geweest.

Ten tweede ontkent de ondernemer dat een afspraak moeizaam tot stand kwam. December is een drukke maand en het vinden van ruimte in ieders agenda is altijd een uitdaging. Helaas lukte het niet om in te gaan op de data die in het begin door de oudercommissie werden gesteld, maar er zijn vervolgens vanuit de ondernemer alternatieve data aangedragen.

Ten derde herkent de ondernemer zich niet in het beeld dat wordt geschetst over de houding van de ondernemer omtrent medezeggenschap. Er is nooit gezegd dat het advies op de prijs geen enkele toegevoegde waarde heeft en als belemmerend wordt ervaren. Dit is pertinent onjuist. Er is wel aangegeven dat de ondernemer het adviesrecht rondom de tariefstelling ingewikkeld vindt. Zolang het echter een officieel recht van de oudercommissie is maakt de ondernemer hier op een positieve manier gebruik van.

In reactie op de vier door de oudercommissie genoemde oplossingen reageert de ondernemer als volgt.

1. De visie op medezeggenschap is heel helder zoals deze in de wet beschreven staat. De ondernemer staat te allen tijde open voor advies met betrekking tot de onderwerpen waarover een oudercommissie advies mag uitbrengen. Ook is er een reglement waarin staat beschreven hoe de ondernemer omgaat met adviezen van de oudercommissie. De ondernemer deelt deze visie met alle oudercommissies en ziet geen reden om dit nog verder uit te werken.
2. Wanneer er advies wordt gevraagd op de prijs wordt het proces en de datum, waarop het advies binnen moet zijn, vermeld in de aanvraag tot advies. Omdat ieder adviesproces anders gaat is het niet gedetailleerd vast te leggen hoe deze procedure exact dient te verlopen. De ondernemer houdt zich aan de regels die door de Branchevereniging en BOinK zijn vastgesteld.
4. De ondernemer staat altijd open voor communicatie door de oudercommissie met de achterban.
In verband met AVG is het niet mogelijk emailadressen te delen met de oudercommissie, maar het verzoek tot het delen van informatie en/of standpunten is altijd mogelijk. Dit is in deze ook gedaan.

B. De ondernemer geeft in beginsel geen vestiging specifieke informatie om de volgende redenen:
1. Er wordt altijd eerst gekeken naar de gemiddelde kostenstijging van de hele organisatie. De stijging van de salariskosten (cao en trede verhoging) en de wettelijke wijzigingen in de premies worden berekend en er wordt gekeken naar de inflatiecijfers. Het is de taak van de ondernemer om uit te leggen waarom er een kostenstijging noodzakelijk is. Dit heeft de ondernemer uitvoerig gedaan. Om de tariefaanpassing te berekenen wordt niet gekeken naar de vestigingsresultaten. Een vestiging kan verlies maken om veel verschillende redenen. Het voordeel van een grote organisatie is dat tegenvallende kosten van de ene vestiging kunnen worden opgevangen met het totale resultaat van alle vestigingen. De tariefaanpassing wordt bepaald door de stijging van de kosten in het nieuwe jaar ten opzichte van het lopende jaar. Deze verandering in kosten laat de ondernemer uitvoerig zien. Als laatste wordt op lokaal niveau naar de markt, concurrenten, vraag en aanbod, huurprijzen etc. gekeken. De verschillen in stijging liggen tussen de 7,7% tot 9,3% voor KDV en 3% tot 4% voor BSO. Voor elke vestiging neemt de ondernemer dus een gedeelte van de kosten voor zijn rekening.

De meeste oudercommissies begrijpen het standpunt van de ondernemer en kunnen zich hierin vinden. Oudercommissies die meer informatie willen krijgen dit als ze hierom vragen. De oudercommissie kon bovendien in de vestigingscijfers zien dat deze in 2019 slechter waren dan in 2018. De salariskosten waren in 2019 hoger ten opzichte van 2018 en de investeringen voor 2020 hoger dan in 2019. Als de redenering van de oudercommissie gevolgd wordt zou een hogere stijging gerechtvaardigd zijn. Een extra argument dus waarom het voor iedereen fair en reëel is dat organisatiebreed wordt gekeken. De ondernemer blijft bij zijn standpunt dat de informatie die is verstrekt meer dan voldoende is. Het adviesrecht van de oudercommissie houdt in dat de ondernemer na advies van een oudercommissie schriftelijk moet beargumenteren/uitleggen waarom hij afwijkt van dit advies. Ook dit heeft de ondernemer inhoudelijk heel uitvoerig gedaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.

Op grond van het bepaalde in artikel 1.60, eerste lid, van de Wet kinderopvang is de ondernemer verplicht de oudercommissie in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot onder meer de wijziging van de prijs van kinderopvang. Op grond van het vijfde lid van dat artikel dient de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft te verstrekken. Reeds in eerdere uitspraken, waaronder de uitspraak van 12 mei 2016 met dossiernummer 100282, heeft de commissie geoordeeld dat een gefundeerd oordeel over de prijsvorming een redelijk inzicht vergt in bedrijfseconomische gegevens op het organisatorische niveau waarop de oudercommissie functioneert en dat is het vestigingsniveau.
Alleen dan kan de oudercommissie adequaat invulling geven aan haar adviesrecht op dit punt. De beschikking over die gegevens stelt de oudercommissie in staat haar uit te brengen of uitgebrachte advies tegenover haar achterban – de ouders die zij vertegenwoordigt – op deugdelijke wijze te verantwoorden.

De ondernemer dient dan ook in dit geval de oudercommissie adequaat te voorzien van de ter zake noodzakelijke informatie. Dat is nu niet het geval geweest. Naar het oordeel van de commissie kon en kan de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de verstrekking van de noodzakelijke vestiging specifieke gegevens om de oudercommissie haar wettelijke adviesrecht naar behoren te laten uitoefenen niet weigeren of achterwege laten. Ook na het gesprek dat de ondernemer en de oudercommissie hebben gevoerd op 2 december 2019, waarbij nogmaals is aangegeven welke gegevens/informatie de oudercommissie graag wenst te ontvangen en de daarna nog gevoerde e-mailcorrespondentie, is onvoldoende aan het verzoek van de oudercommissie tegemoet gekomen.

Het is een verplichting van de ondernemer om de oudercommissie van de benodigde informatie te voorzien. Dit had bij voorkeur reeds bij de adviesvraag van 24 september 2019 verstrekt kunnen worden en in ieder geval alsnog zo snel mogelijk nadat de oudercommissie hierom had gevraagd. De ondernemer heeft de oudercommissie weliswaar van informatie voorzien, maar de gevraagde locatie specifieke informatie bleef na herhaald verzoek van de oudercommissie achterwege. De commissie merkt op dat uit het dossier blijkt dat de oudercommissie tamelijk laat, namelijk op 21 oktober 2019, een eerste reactie met vragen heeft gegeven aan de ondernemer. Dat gezegd hebbende is wel duidelijk dat de oudercommissie op 25 oktober 2019, maar zeker op 31 oktober 20109, behoefte heeft aan vestiging specifieke informatie. Die wordt vervolgens pas op 3 december 2019 gegeven en roept nog steeds vragen op bij de oudercommissie. In de e-mail van 3 december 2019 stelt de ondernemer slechts dat; “zoals jullie in de (onvolledige) vestigingscijfers kunnen zien is het resultaat op deze vestiging minder dan in 2018”. Deze informatie geeft niet specifiek aan wat de gevolgen/noodzaak voor de voorgenomen prijsstijging 2020 voor de locatie zijn aan de hand van de verwachte kosten en investeringen in de locatie. In de e-mail van 6 december 2019 van de oudercommissie aan de ondernemer geeft de oudercommissie aan dat de verstrekte informatie geen volledig beeld geeft en vraagt om concrete cijfers/informatie. In reactie daarop stelt de ondernemer de locatiebegroting 2019/2020 niet te kunnen verstrekken omdat de ondernemer de cijfers 2020 nog niet heeft. Ook zegt de ondernemer zich oncomfortabel te voelen bij het verstrekken van “deze onvolledige cijfers (de vestiging cijfers)” en dat alleen de totale cijfers volledig zijn.

Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de verstrekte gegevens (het overzicht met de vergelijking kosten Lindenlaan 2018/2019), zonder nadere uitleg, en de verdere communicatie met en informatieverstrekking aan de oudercommissie onvoldoende is geweest.

Daarnaast is de wél verstrekte informatie te laat verstrekt, zodat de oudercommissie zich daarover niet heeft kunnen uitlaten en geen (negatief) advies heeft uitgebracht. De commissie concludeert dat het adviestraject niet goed is doorlopen en de beide onderdelen van de klacht van de oudercommissie gegrond zijn.

De gegrondheid van het besluit tot tariefswijziging voor 2020 zelf is niet aan de commissie voorgelegd en de commissie zal (en kan) zich daarover derhalve in deze uitspraak niet uitlaten.

Wat betreft de door de oudercommissie genoemde punten A 1 t/m 4 om tot een oplossing van het geschil te komen merkt de commissie nog het volgende op.

De punten 1 t/m 3 betreffende het in staat stellen van de oudercommissie door de ondernemer om haar wettelijke rol ten uitvoer te kunnen brengen zijn voldoende gewaarborgd en vastgelegd in de wet en het reglement. Het verder vastleggen van een visie op medezeggenschap, dan wel met betrekking tot de adviesprocedure acht de commissie niet noodzakelijk.

Wat betreft het vierde punt onder A., waarbij de oudercommissie voorstelt dat communicatie door de oudercommissie met haar achterban volledig wordt gefaciliteerd zonder enige beperking merkt de commissie op dat dit veel te algemeen is geformuleerd en alleen daarom al dient te worden afgewezen.

Wat het tijdig verstrekken van de onder B genoemde vestiging specifieke informatie aangaat: daarover is al (in positieve zin) geoordeeld in “de beoordeling van het geschil”.

Derhalve wordt als volgt beslist

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de oudercommissie in beide onderdelen gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de oudercommissie het klachtengeld ten bedrage van € 25,–- dient te vergoeden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. M.T.C.J. Nauta-Sluijs, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 21 juli 2020.