Ondernemer had meer onderzoek moeten doen naar defect brandstofpomp, waardoor schade aan de  tweede brandstofpomp voorkomen had kunnen worden. 

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE03-0218

De uitspraak:

Deskundigenrapport

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld.   Bij inspectie van de eerste pomp, in bijzijn van de consument, bleek dat van deze pomp de combinatie pomp/vlotter was vastgelopen. De deskundige heeft resten van “vergomde” benzine aangetroffen, een soort poeder dat vrij komt bij oudere benzine. Het vrijkomen van dit poeder beïnvloedt de smerende en koelende werking. Dit effect verergert, naar mate men met oudere benzine rijdt. Telkens een beetje bijtanken helpt in dit verband niet, maar leidt juist tot een snellere “vergomming”. Minimaal eens in de twee maanden zou de benzinetank helemaal leeg gereden moeten worden. Ook de hoeveelheid benzine speelt een rol.   Het euvel is bekend in de branche en leidt vaker tot vervanging van pompen in de combinatie LPG/benzine.   Het nader standpunt van de consument   Bij brief van 12 augustus 2004 heeft de gemachtigde van de consument gewezen op een verkeerd citaat van de consument in het tussenadvies.   Bij brief van 13 augustus 2004 heeft de gemachtigde van de consument opgemerkt dat de consument noch uit opmerkingen van de ondernemer, noch uit de documentatie bij de auto of bij de gasinstallatie heeft kunnen begrijpen dat hij ter voorkoming van dit euvel minstens twee maal per maand zijn benzinetank helemaal leeg moet rijden. Uit de rapportage blijkt dat de wederpartij de consument ten onrechte heeft beschuldigd van het rijden zonder benzine, want juist de aanwezige benzine heeft de schade veroorzaakt. De consument treft geen blaam. Daarom dient de ondernemer de schade te vergoeden.   Het nader standpunt van de ondernemer   Van de zijde van de ondernemer is geen schriftelijke reactie op het deskundigenbericht ontvangen.   De verdere beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De commissie merkt allereerst op dat in het tussenadvies een storende fout staat, waar sprake is van aflevering van de auto op 26 maart 2003, dient te staan “26 maart 1999”. Op 8 februari 2002 is de benzinepomp voor de eerste maal defect geraakt en vervangen door de ondernemer. Op dat moment had de auto 60.985 kilometers op de teller staan. Omstreeks 22 januari 2003, bij een kilometerstand van 80.398, is de benzinepomp opnieuw defect geraakt en vervangen door een derde voor een bedrag van € 362,51 inclusief BTW.   In de inhoud van het deskundigenbericht kan geen aanknoping worden gevonden voor de juistheid van de stellingname van de ondernemer dat de consument onvoldoende benzine in zijn tank zou hebben gehad. Ten aanzien van beide pompen stelt de deskundige vast dat de oorzaak voor het vastlopen is gelegen in “vergomming” van de benzine, een oorzaak die voorkomen had kunnen worden door geregeld de tankinhoud van de benzinetank te verversen. De deskundige heeft het over eens in de twee maanden een tank benzine leegrijden.   De commissie wil aannemen dat de consument voldoende op de hoogte was van het feit dat hij, rijdend op gas, ook voldoende benzine in de benzinetank mee diende te nemen. Niet gebleken is, dat de consument dit heeft nagelaten. De omstandigheid dat een benzinepomp door een verschijnsel als “vergomming” kan vastlopen is, zo leidt de commissie uit de rapportage van [de deskundige] af, een producteigenschap en kan niet worden beschouwd als een gebrek aan de benzinepomp.   Desondanks is de commissie van oordeel dat de tweede pomp door de ondernemer vergoed dient te worden, en wel om de navolgende reden. Niet weersproken is de nadere stellingname van de consument dat de documentatie bij de auto en bij de gasinstallatie hier niets over zegt en dat ook de ondernemer hem daar nooit op heeft gewezen. Uit informatie van derden heeft de consument deze wetenschap derhalve nooit verkregen. De commissie is voorts van oordeel dat het fenomeen “vergomming” niet dermate algemeen bekend is, dat de consument ook zonder specifieke instructie van de verkoper of bij de gasinstallatie had moeten of kunnen weten dat hij de benzinetank ook geregeld helemaal leeg moest rijden.   Nadat de benzinepomp voor de eerste keer defect was geraakt, heeft de ondernemer de consument op grond van hetgeen hij aan de pomp waarnam medegedeeld dat hij met voldoende benzine in de tank moest rijden. De ondernemer heeft op dat moment echter naar het oordeel van de commissie in onvoldoende mate onderzocht of de pomp wellicht om een andere reden dan rijden zonder benzine defect was geraakt, hoewel dat naar het oordeel van de commissie wel op de weg van de ondernemer (die over de kennis en apparatuur beschikt om zulks te doen) had gelegen. Zou een dergelijk onderzoek hebben plaatsgevonden, dan is de commissie van oordeel dat de ondernemer had kunnen waarnemen wat de deskundige heeft waargenomen en zou de consument een ander, uitgebreider advies hebben gekregen (namelijk niet alleen voldoende benzine tanken, maar ook geregeld verversen door de tank leeg te rijden), waardoor de schade aan de tweede pomp en daardoor de vervanging van die pomp voorkomen had kunnen worden. De ondernemer mag immers, als de bij uitstek deskundig te achten partij in de relatie met de consument, geacht worden kennis op dit gebied te (kunnen) hebben en, ter voorkoming van herhaling van de schade, deze aan de consument over te dragen.   In het onderhavige geval dient op voormelde gronden te worden geoordeeld dat de ondernemer bij de vervanging van de eerste pomp op grond van een te snel getrokken conclusie een ondeugdelijk, althans onvolledig, advies heeft gegeven aan de consument, welk advies slechts behelsde om met voldoende benzine aan boord te rijden. De consument mocht op basis van dat advies erop vertrouwen dat herhaling van de klacht zou uitblijven. Uit het deskundigenrapport blijkt dat hij dit advies heeft opgevolgd. Nu de eerdere klacht desondanks toch opnieuw is opgetreden en de ondernemer dit naar het oordeel bij een deugdelijk onderzoek aan de eerste pomp had kunnen voorzien, is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is. Mitsdien zal worden beslist als na te melden.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 362,51. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 115,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 445,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 9 september 2004.