Ondernemer had overeenkomst niet per direct mogen opzeggen

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzeggen overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 4034/10674

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Alvorens per direct op te zeggen had ondernemer aan ouder de keus moeten geven: of per direct opzeggen of per direct externe hulp inschakelen. Dat heeft de ondernemer nagelaten.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst voor de zoon van de consument per direct heeft mogen opzeggen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Samengevat weergegeven voert de consument het volgende aan. De ondernemer heeft de opvang van haar zoon [naam] beëindigd op 4 juli 2019, omdat hij een gevaar voor de groep zou zijn. [naam] heeft volgens de consument alleen iets meer aandacht nodig. Hij kan zich moeilijk uiten en duwt of slaat daarom wel eens. Na observaties en gesprekken is de ondernemer een traject gestart dat [naam] meer ondersteuning zou geven. Afgesproken was dit acht weken de tijd te geven en dan – mocht het geen/onvoldoende resultaat hebben – zou eventueel extra hulp ingeschakeld worden. De hele groep kreeg een ander dagritme en [naam] zijn eigen. Na eerst drie weken op vakantie te zijn geweest, begon ook [naam]. Na vier uur op de opvang werd de consument al gebeld. De ondernemer gaf aan niet te weten wat met [naam] aan te moeten en of zij hem niet kon komen halen. De consument heeft tips gegeven en is hem eind van de middag op komen halen. De consument heeft begrepen dat meerdere ouders een mail hebben gestuurd met een klacht over [naam] en met foto’s van hun kinderen met blauwe plekken. De ondernemer heeft toen, op 4 juli 2019, beslist het contract per direct stop te zetten en noemde [naam] een gevaar voor de groep. De consument kent de foto’s/mails niet en stelt dat uit een en ander niet kan worden afgeleid dat [naam] de blauwe plekken heeft veroorzaakt. Ook [naam] had zelf geregeld blauwe plekken. De consument vindt het onbegrijpelijk en onmenselijk hoe de ondernemer is omgegaan met haar kind, die extra zorg nodig had. Zij verzoekt haar klacht dan ook gegrond te verklaren. Ter zitting geeft de consument aan dat zij hoopt met deze klacht te bereiken dat de ondernemer met andere ogen gaat kijken naar de manier waarop met [naam] is omgegaan. Toen zij terug waren van vakantie heeft de ondernemer al na een paar uur gebeld dat het niet meer ging. Dit terwijl het logisch is dat [naam] na zijn vakantie weer even moest wennen op de opvang. De consument was weliswaar de eerste keer dat externe hulp ter sprake kwam wat huiverig, maar is wel – zoals haar was aangeraden – met het verslag naar het consultatiebureau gegaan. De consument stelt dat zij uiteindelijk open voor alles stond, ook voor externe hulp. Zij meent dat de klachten van andere ouders – en de reactie daarop van de ondernemer – ertoe hebben geleid dat [naam] geen eerlijke kans heeft gekregen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar diens bericht van 10 oktober 2019. De ondernemer heeft een aantal documenten, waaronder verslagen van gesprekken tussen de kinderpsycholoog en de consument overgelegd. De ondernemer wijst verder op haar op de overeenkomst met de consument van toepassing verklaarde algemene voorwaarden waarin is opgenomen dat de ondernemer de overeenkomst kan beëindigen indien de ouder/het kind een risico vormt voor anderen. Naar aanleiding van de ingediende klacht heeft de ondernemer de consument uitgenodigd voor een gesprek, hetgeen de consument heeft afgeslagen. Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat het traject al vanaf 2018 liep. Voor de vakantie waren ook al bepaalde aanpassingen gedaan in verband met de problemen met [naam] op de groep. De veranderingen per 1 juli 2019 zagen met name op het creëren van meer structuur in de groep. Er kwam voor [naam] een apart picto-bord, zodat de dag voor hem overzichtelijker gemaakt kon worden. Verder kwam er extra een psycholoog op de groep. Op de eerste dag na de vakantie was [naam] overprikkeld en zat hij niet goed in zijn vel, hij kon niet meer tot rust komen en was moe. De ondernemer vond dat de consument dat moest weten. Toen de moeder hem ’s middags kwam halen, is met haar een evaluatiemoment over een maand afgesproken. De volgende dag kwamen er klachten van andere ouders, met foto’s van hun kinderen met blauwe plekken. Gezien de veiligheid van de groep, is toen in overleg met het management beslist om de overeenkomst op te zeggen. [naam] heeft, zo luidt de conclusie, opvang in een kleinere groep of 1 op 1 begeleiding nodig. In het gespreksverslag van 4 juni 2019 staat weliswaar dat mocht er meer nodig zijn voor [naam] er gekeken zal worden of externe hulp kan worden ingeroepen, maar de consument heeft daarop toen gezegd dat zij geen stempel/rugzakje wil voor [naam]. Zij wilde hem met een schone lei naar school kunnen laten gaan. Afgesproken was dat moeder met het verslag naar het consultatiebureau zou gaan. De inzet van externe hulp is meerdere keren besproken. Na opzegging heeft de ondernemer nog getracht in gesprek te gaan met de consument, voor hulp bij het zoeken naar een andere vorm van opvang, maar dit werd niet gewenst.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht overweegt de commissie het volgende. Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan. Aangezien ondernemer lid is van de Brancheorganisatie Kinderopvang zijn de algemene voorwaarden van deze brancheorganisatie op de overeenkomst van toepassing.
Artikel 10 van deze algemene voorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) De ondernemer is slechts bevoegd de Overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
(..)
b. Voortduring van situaties als genoemd in artikel 11, lid 2 sub a en c;
c. De situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;”

Artikel 11 van deze voorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(..)
2. De ondernemer heeft het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen. Bijvoorbeeld omdat:
a. Het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is;
b. Het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht;
c. De opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.”

Tussen partijen staat vast dat de ondernemer op 4 juli 2019 – kennelijk bij brief van die datum – de opvang per direct heeft opgezegd en dat daarbij als reden heeft opgegeven dat [naam] een risico vormt voor de veiligheid van anderen. Uit de door de ondernemer overgelegde gespreksverslagen blijkt dat vanaf 2018 regelmatig aandacht is besteed aan de wijze waarop [naam] het beste begeleid kon worden. Er is wat dat betreft een zorgvuldig proces doorlopen waarbij de ondernemer veel inzet heeft getoond. Uit het gespreksverslag van 4 juni 2019 komt echter ook naar voren dat met de consument is besproken dat “mocht er meer nodig zijn om het lijntje te houden met [naam], dat we dan graag verder zouden kijken of er externe hulp kan worden ingeschakeld.” Die laatste stap van het met de consument besproken traject, het inschakelen van externe hulp, is niet gezet. Op de eerste dag na de vakantie was [naam] – volgens ondernemer – overprikkeld en toen de moeder hem ’s middags kwam halen, is met haar een evaluatiemoment over een maand afgesproken. Daarmee mocht de moeder verwachten dat de ondernemer verdere inspanningen zou leveren om [naam] op de opvang te handhaven. Toen de ondernemer de dag erna geconfronteerd werd met klachten van andere ouders, deed zich naar het oordeel van de commissie de door de ondernemer reeds voorziene situatie voor dat externe hulp diende te worden ingezet. Indien de ondernemer, zoals zij stelt, het gevoel had dat de consument niet wenste dat externe hulp zou worden ingeschakeld, had de ondernemer de consument voor de keuze dienen te stellen: de inzet van externe hulp of opzegging van de overeenkomst, eventueel en desnoods in de tussentijd gebruik makend van de mogelijkheid die wordt geboden in artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden: het de toegang tot de locatie ontzeggen voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen. De commissie is – gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen – van oordeel dat de opzegging nu niet in overeenstemming was met de redelijkheid en billijkheid die contractspartners jegens elkaar in acht dienen te nemen. De commissie is dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is.

Nu de klacht gegrond wordt verklaard, dient de ondernemer het klachtengeld aan de consument te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie

  • verklaart de klacht gegrond;
  • bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument het klachtengeld ten bedrage van € 25,– dient te vergoeden binnen 14 dagen na de verzenddatum van dit advies.

Aldus beslist op 17 januari 2020 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. C.M.E. van der Hoeven, voorzitter, de heer mr. P.P. van der Neut en de heer drs. T. Blom, waarbij mevrouw mr. B.J. van Gent als plaatsvervangend secretaris fungeerde.