Ondernemer heeft consument niet in kennis gesteld van de schade, ook achteraf niet. De schade is niet gefotografeerd. Achteraf is schade niet meer vast te stellen, nu auto is doorverhuurd.

  • Home >>
  • Voertuigverhuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigverhuur    Categorie: Schade    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 50553

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 16 augustus 2010 tussen partijen tot stand gekomen huurovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verhuren van vier scooters van het merk [scootermerk], tegen een door de consument te betalen huurprijs van € 280,–. Tevens is door de consument een borgsom ter grootte van € 400,– voldaan.   De overeenkomst is op 16 augustus 2010 uitgevoerd.   De consument heeft 27 september 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft voor één dag vier [scootermerk] gehuurd van de ondernemer. De huursom van € 280,– is door hem voldaan.   Volgens de ondernemer zou de consument schade hebben veroorzaakt aan één van de [scootermerk]. Dit wordt door de consument ontkend. Hij betwist enige schade te hebben veroorzaakt. De ondernemer heeft echter zonder toestemming van de consument een bedrag van € 814,– van zijn rekening afgeschreven.   De consument is van mening dat de ondernemer in gebreke is gebleven hem in voldoende mate te informeren over de uit te voeren inspectie van de scooter. De ondernemer heeft de consument ten onrechte beticht van onzorgvuldig gebruik. De aansprakelijkstelling betreft louter minimale gebruiksschade. Zonder overleg heeft de ondernemer een bedrag van € 814,– geïncasseerd. Het in rekening gebrachte bedrag staat niet in verhouding tot de schade. Er is slechts sprake van een aantal krasjes die het gebruik van de scooter niet beïnvloeden.   De consument verlangt restitutie van het afgeschreven bedrag en afwijzing van de vordering tot schadevergoeding, waaronder de vergoeding wegens gederfde huurinkomsten.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Op het contract was ingevuld dat er sprake was van deuk aan de linkerkant. Bij terugkomst wordt door de ondernemer bij de inspectie gezegd dat de scooter gevallen was. Men wees op de koplamp en de spiegel. Daarop zaten inderdaad enige krassen. De consument weet niet wie er voor de schade op het betreffende formulier heeft getekend.   De consument kwam er niet uit met de ondernemer. Deze stelde daarop voor een onafhankelijke expertise te laten uitvoeren. Daarbij zou worden beoordeeld of sprake was van recente schade. Uit het expertiserapport blijkt daarvan niet. Het is merkwaardig dat het rapport niet vermeldt dat er al sprake was een eerdere schade. Bij huurderving zou het moeten gaan om gederfde netto-winst. De expertisekosten zijn ten onrechte ook in rekening gebracht. De ondernemer had artikel 10 van de Algemene Voorwaarden moeten toepassen. Over een valbeugel, een chroomklep en een voorspatbord beugel is nooit gesproken.   De grote foto’s die zich in het dossier bevinden zijn door de consument gemaakt; de kleinere foto’s zijn gemaakt door de ondernemer.   De aanwezigheid van de krassen wordt niet betwist.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De overeenkomst tussen de ondernemer en de consument is per e-mail tot stand gekomen. Op de overeenkomst zijn de BOVAG-huurvoorwaarden en de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing.   De consument heeft ervoor gekozen om het eigen risico bij schade niet te beperken tot € 200,–.   De consument heeft de totale borgsom betaald. Er is sprake van separate contracten per verhuurde scooter. Op de huurovereenkomsten is telkens het rekeningnummer van de consument vermeld. De procedure is aldus dat eerst een video-instructie wordt gegeven. Hierna wordt een toelichting gegeven over het huurcontract. Een instructeur geeft uitleg over het gebruik en de in acht te nemen veiligheidsvoorschriften. Er hangen stickers aan de stuurhandels die waarschuwen om voor vertrek de scooter te controleren op eventuele schade. Ook wordt daarop vermeld dat de scooter bij inname wordt gecontroleerd.   Een dochter die nog geen 21 jaar oud was, heeft de schade veroorzaakt.   De door [naam expertisebedrijf] in opdracht van de ondernemer uitgevoerde expertise is onafhankelijk. Het schade bedrag is vastgesteld conform de voorwaarden. Van de mogelijkheid om een contra-expertise aan te vragen heeft de consument geen gebruik gemaakt.   De incasso van het schadebedrag heeft volgens de overeenkomst plaatsgevonden.   Na de schadevaststelling heeft onmiddellijk hertstel plaatsgevonden om vervolgschade te voorkomen.   De huurderving door stilstand bedraagt 2 dagen à € 70,– per dag.   De totale schade bedraagt € 874,50. Hierop is de reeds betaalde borgsom in mindering gebracht, De kosten van de expertise bedragen € 198,50 en zijn in het schadebedrag begrepen.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Het betreffende huurcontract waarop de schade is vermeld is door de ondernemer ingevuld. De handtekening is waarschijnlijk van de dochter van de consument. De kleine foto’s zijn door de ondernemer gemaakt. De consument was aanvankelijk bij de inname van de scooters niet aanwezig. Later wel. Zijn dochter was erbij en vroeg nog of de scooter soms total loss was. De instructie wordt op 3 grote schermen gegeven. Op de linkerzijde van de scooter was een deuk. Dat is op het contract vermeld. De ondernemer wilde zelf de schade niet vaststellen en heeft om die reden een expert ingeschakeld. De schade is door een ander bedrijf hersteld. De factuur kan door de ondernemer ter zitting niet worden getoond.   De ondernemer onderhoudt en repareert de te verhuren scooters zelf. De ondernemer zou de te vervangen onderdelen zelf hebben kunnen monteren, maar hij heeft geen schadeherstelbedrijf.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Het onderhavige geschil spitst zich toe tot de volgende vragen:   –   is de consument aansprakelijk voor de gestelde schade, en –   zo ja, wat is de omvang van de te vergoeden schade.   De consument heeft in de stukken en ter zitting weliswaar gesteld dat onder zijn verantwoordelijkheid geen schade is ontstaan, maar hij heeft niet, dan wel onvoldoende betwist, dat bij het in gebruik nemen van de scooter daarop geen schade aanwezig was. Op het betreffende contract staat slechts vermeld dat er een schade aan de linkerzijde aanwezig was. Over andere schade wordt niet eerder dan bij de inname van de huurovereenkomst gesproken.   Dit brengt naar het oordeel van de commissie meer dat als in dit geding vaststaand moet worden aangenomen dat de betreffende scooter bij de inname schade vertoonde die voordien niet aanwezig was. Voor deze schade kan de consument aansprakelijk worden gehouden.   Tussen partijen staat vast dat men heeft gesproken over een door de ondernemer uit te voeren expertise van de schade. Dit brengt naar het oordeel van de commissie mee dat de kosten van de expertise door de ondernemer bij de consument in rekening kunnen worden gebracht overeenkomstig het bepaalde in artikel 6: 96 lid 2 onder “b”van het Burgerlijk Wetboek.   Ten aanzien van de omvang van de overige door de consument te vergoeden schade merkt de commissie op dat het naar haar oordeel op de weg van de ondernemer had gelegen, uit een oogpunt van schadebeperking, om het herstel in eigen beheer en dus tegen lagere koten uit te voeren. Het is redelijk dit van de ondernemer te verlangen aangezien de ondernemer een verhuurbedrijf exploiteert dat tevens reparaties en onderhoud aan de te verhuren scooters uitvoert. Hiermee zal de commissie bij de begroting van de schadevergoeding rekening houden.   Ten aanzien van de gevorderde huurderving overweegt de commissie als volgt. De ondernemer heeft weliswaar gesteld dat hij de betreffende scooter gedurende twee dagen niet heeft kunnen verhuren, maar de ondernemer heeft daartoe naar het oordeel van de commissie onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd. Gelet op de aard van de schade zou herstel naar het oordeel van de commissie in betrekkelijk korte tijd hebben moeten kunnen plaatsvinden, zodat daardoor geen invloed op de verhuurbaarheid hoeft te ontstaan. Nog daargelaten dat het de vraag is of in de betreffende periode alle scooters van de ondernemer waren verhuurd. Niet gebleken noch gesteld is dat de ondernemer kosten heeft moeten maken voor het aanhouden en inzetten van reservematerieel.   Dit onderdeel van de vordering van de ondernemer zal dan ook worden afgewezen.   Op grond van het bovenstaande wordt de totale door de consument aan de ondernemer te vergoeden schade, (met inbegrip van de expertisekosten), door de commissie naar billijkheid begroot op € 550,–   Volgens opgave van de consument heeft de ondernemer een bedrag van € 841,– geïncasseerd. Dit brengt mee dat de ondernemer gehouden is een bedrag van € 291,– aan de consument te restitueren.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag van € 291,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie na matiging een bedrag van € 37,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil na een bedrag verschuldigd van € 165,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Autoverhuur, op 17 februari 2011.