Ondernemer heeft een begin van bewijs geleverd waardoor zijn stellingen zwaarder wegen dan die van de consument

De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Bewijs    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 62487

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de verlenging van een abonnement voor een mobiele telefoonaansluiting met levering van [een telefoon].   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument had een abonnement voor mobiele telefonie bij de ondernemer. Zij heeft dat abonnement verlengd en bij die verlenging zou zij [een telefoontoestel] ontvangen. Zij heeft echter tot tweemaal toe een ander toestel van [een ander merk] gekregen, die zij beide heeft geretourneerd. Zij heeft meermalen verzocht het juiste toestel te leveren, maar dat is niet gebeurd. De consument kan doordat zij het juiste toestel niet heeft ontvangen geen gebruik kunnen maken van internet, terwijl daar wel voor is betaald.   De consument verlangt beëindiging van het (verlengde) abonnement en herberekening van de kosten op basis van het oude abonnement.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Na verlenging van haar abonnement heeft de consument op 29 maart 2011 aan de ondernemer gemeld dat in het ontvangen pakket geen [gewenst telefoontoestel], maar een toestel van [een ander merk]. Dat toestel is geretourneerd. Omdat het toestel is gekoppeld aan de verlenging is die verlenging geannuleerd. De consument heeft de volgende dag, 19 april 2011, een nieuwe verlenging geplaatst onder dezelfde voorwaarden. Zij gaf op 21 april 2011 wederom aan geen [gewenst telefoontoestel] te hebben ontvangen, maar een toestel van [een ander het merk]. Ook dat pakket is geretourneerd.   Iets meer dan een week later neemt de consument contact op met de ondernemer om te vragen waar haar nieuwe toestel blijft. De afdeling Risk & Fraud stelt daarop een onderzoek in en komt tot de conclusie dat de consument in beide zendingen een [gewenst telefoontoestel] heeft ontvangen, in tegenstelling tot hetgeen de consument naar voren heeft gebracht.   Uit het onderzoek is gebleken dat het toestel in de eerste zending een bepaald IMEI-nummer had, dat is gekoppeld aan [het bestelde telefoontoestel]. Dat nummer is op 30 maart 2011 in gebruik genomen met een door de consument gekochte nieuwe simkaart op haar telefoonnummer. Uit de pakbon blijkt dat het toestel in de tweede zending eveneens een [gewenst telefoontoestel] betrof. Uit de IMEI-nummers van beide toestellen blijkt ook dat het om [het bestelde type] gaat. Het tweede nummer is niet gebruikt in combinatie met het abonnement van de consument, zodat daar minder gegevens van zijn.   De eerste retourzending is door de ondernemer niet goed gecontroleerd. De tweede retourzending is wel goed gecontroleerd en daarbij bleek dat het retour ontvangen pakket niet van de ondernemer afkomstig was. Het IMEI-nummer behorend bij het retour ontvangen toestel was nooit door de ondernemer verstuurd.   De ondernemer merkt nog op dat het wel heel onwaarschijnlijk is dat tot tweemaal toe een verkeerd pakket wordt verzonden en wijst op enkele details die de ondernemer ook onwaarschijnlijk voorkomen.   De ondernemer concludeert dat de consument beide [bestelde en gewenste telefoontoestellen] heeft ontvangen en twee andere telefoons heeft teruggestuurd die niet van de ondernemer afkomstig waren. De klacht dient ongegrond te worden verklaard. De ondernemer overweegt aangifte van oplichting bij de politie te doen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De commissie is van oordeel dat de stellingen van de consument op grond van het gemotiveerde verweer van de ondernemer zoals dat hiervoor is samengevat, onvoldoende aannemelijk zijn geworden. De stellingen van de consument zijn op geen enkele wijze verder geadstrueerd of onderbouwd en tegenover de wel met stukken onderbouwde stellingen van de ondernemer staat slechts haar blote ontkenning. Uit de stukken van de ondernemer wordt zeer aannemelijk dat in ieder geval het eerste toestel dat aan de consument is verzonden een [besteld en gewenst type] is geweest en dat [die telefoon] ook met een door de consument gekochte simkaart en met het abonnement van de consument is gebruikt. Ten aanzien van het tweede toestel dat aan de consument is verzonden, zijn de aanwijzingen iets minder sterk, maar in ieder geval aannemelijker dan de stellingen van de consument.   Door de vertegenwoordiger van de consument is niet onterecht opgemerkt dat de stellingen van de ondernemer en de overgelegde stukken geen sluitend bewijs voor fraude door de consument leveren. Die eis geldt echter ook niet en er is zeker sprake van een begin van bewijs dat hetzij door de consument, hetzij door iemand in haar omgeving gebruik is gemaakt van de door de ondernemer verzonden [telefoon]. Voor het kader van dit bindend advies is dat voldoende om de stellingen van de ondernemer zwaarder te laten wegen dan de stellingen van de consument en het standpunt van de consument te passeren.   Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 13 januari 2012.