Commissie: Wonen
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
59764
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Voor zover hier van belang vloeit het geschil voort uit in oktober 2010 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het bezorgen en leveren van met name banken, tafels, kasten, stoelen, schilderijen en dressoirs (hierna te noemen: de meubels) tegen een daarvoor door de consument te betalen prijs van circa € 6.200,–. De bezorging en levering vond plaats in november 2010. De consument stelt de klacht op 18 november 2010 te hebben voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Bij het afleveren van meubels is schade toegebracht aan de luifel-ruit boven de voordeur. De ondernemer heeft toegezegd die schade te verhelpen of vergoeden, maar komt zijn toezegging niet na. Hij beweert nu ten onrechte een tegenvordering te hebben wegens bij de aflevering gemaakte extra kosten, maar de daaraan ten grondslag gelegde [branche]-voorwaarden zijn niet van toepassing en bovendien is die tegenvordering te laat ingesteld. De consument verlangt dat de ondernemer de totale schade voor € 827,05 vergoedt, te vermeerderen met de kosten van het schilderwerk na de vervanging van het glas. Hij schat de totaal te vergoeden schade op € 1.027,05 inclusief BTW. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Omdat de klacht niet binnen drie maanden na melding bij de ondernemer bij de commissie is ingediend, moet de consument op grond van de [branche]-voorwaarden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht. Verder probeert de ondernemer de kwestie via zijn verzekering af te wikkelen, maar dat is nog niet gelukt; de ondernemer is naar een andere verzekeraar overgegaan doch de oude en de nieuwe verzekeraar spelen elkaar de bal toe. Ook heeft de ondernemer op grond van de [branche]-voorwaarden een verrekenbare tegenvordering op de consument. De ondernemer heeft bij brief van 13 mei 2011 aangeboden uit coulance een vergoeding van € 150,– te betalen. Hij heeft vervolgens bij brief van 20 mei 2011 aangeboden tegen finale kwijting een vergoeding van € 400,– te betalen. Beoordeling van het geschil De commissie overweegt het volgende. De consument betwist ten onrechte de toepasselijkheid van de [branche]-voorwaarden. Met zijn ondertekening van de koopcontracten heeft de consument de toepasselijkheid van de [branche]-voorwaarden aanvaard. Die contracten vermelden: “Op al onze transacties zijn van toepassing de meest recente algemene voorwaarden van [de branche]. Koper verklaart d.m.v. ondertekening de tekst van deze voorwaarden te hebben ontvangen. (…)” Volgens de consument heeft de ondernemer hem die voorwaarden nimmer ter hand gesteld, maar als ondertekende geschriften bestemd om tot bewijs te dienen, vormen de bedoelde contracten steeds een onderhandse akte die tussen partijen dwingend bewijs oplevert van (de waarheid van) de daarin opgenomen verklaring van de consument dat hij de tekst van de [branche]-voorwaarden heeft ontvangen. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 6 lid 1 onder a van het Reglement van de commissie dat de commissie de consument in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaart als hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de voorwaarden bij de ondernemer heeft ingediend en vervolgens bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. De ondernemer beroept zich op artikel 19 lid 3 [branche]-voorwaarden, welk artikellid bepaalt dat nadat de klacht bij de ondernemer is ingediend, het geschil uiterlijk drie maanden na het ontstaan daarvan bij de commissie aanhangig moet worden gemaakt. De ondernemer miskent echter artikel 6 lid 2 Reglement dat de commissie de bevoegdheid geeft het geschil toch in behandeling te nemen als de consument ter zake van de niet-naleving van die termijn redelijkerwijs geen verwijt treft. De commissie oefent deze bevoegdheid volgens vaste jurisprudentie zodanig uit, dat het geschil toch in behandeling wordt genomen als de consument, nadat de klacht bij de ondernemer is ingediend, het geschil uiterlijk drie maanden nadat hij redelijkerwijze moet begrijpen dat de ondernemer niet bereid is hem tegemoet te komen, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. In dit geval hoefde de consument in ieder geval niet vóór de (ondernemers)brief van 29 april 2011 te begrijpen dat de ondernemer hem niet tegemoet wilde komen. Reeds nu de consument de klacht bij het op 28 juli 2011 ontvangen formulier aan de commissie heeft voorgelegd, passeert de commissie de door de ondernemer ingeroepen niet-ontvankelijkheid. De consument grondt zijn schadeverzoek op een onrechtmatige beschadiging van zijn ruit boven de voordeur toen de meubels werden afgeleverd. De ondernemer weerspreekt dit niet, maar beroept zich op een daarmee te verrekenen tegenvordering. Hieruit volgen met name de twee navolgende aspecten. Ten eerste verplicht de aan de ondernemer toerekenbare onrechtmatige beschadiging de ondernemer de schade die de consument daardoor lijdt, te vergoeden. Dat de ondernemer zijn verzekeraar heeft verzocht deze schadebehandeling over te nemen, doet aan die op de ondernemer rustende verplichting niet af. Ter zitting blijkt dat door of namens de ondernemer (nog) geen enkele schadepenning aan de consument is uitgekeerd. Hier spitst het geschil zich verder toe op de vraag hoeveel schade de consument door die beschadiging lijdt. De consument beroept zich voor zijn schade op de [glas]-offerte van 5 mei 2011 betreffende: “het vervangen van 2 stuks 44/2 MAT gelaagd glas t.p.v. de luifel aan de voorgevel: Prijsstelling: De kosten voor de uitvoering van deze werkzaamheden bedragen € 695 (…) – Exclusief de verschuldigde omzetbelasting (19%) (…)”. De consument motiveert dat daarnaast aanvullend schilderwerk zal moeten worden verricht voor € 200,–, waarmee hij de totaal door de ondernemer te vergoeden schade schat op € 1.027,05 inclusief BTW. Dat de consument aanvankelijk een schadebedrag van € 400,– als zijn eerste inschatting aan de ondernemer had gemeld, laat onverlet dat deze door de consument (nader) geconcretiseerde en onderbouwde schade voor € 1.027,05 inclusief BTW genoegzaam gebleken is en als gevolg van de beschadiging voor vergoeding door de ondernemer in aanmerking komt. Ten tweede de door de ondernemer ter verrekening ingeroepen tegenvordering,waartoe hij de consument een tekortkoming verwijt in de verplichtingen ex artikel 8, de leden 5 en 9, [branche]-voorwaarden. Dat partijen zijn overeengekomen dat de ondernemer de meubels zal bezorgen en leveren, doet niet af aan de uit deze bepalingen voortvloeiende rechten en verplichtingen. Voor zover hier relevant is de consument op grond van de genoemde artikelleden verplicht de ondernemer op de hoogte te stellen van bijzondere omstandigheden die het gebruik van hulpmiddelen (zoals een lift of een kraan) noodzakelijk maken, bij gebreke waarvan de kosten van gebruikte hulpmiddelen voor diens rekening zijn, en is de consument verplicht tot vergoeding van de schade die verband houdt met de daardoor veroorzaakte vertraging, indien hem dat kan worden toegerekend. Het hiertegen door de consument gevoerde verweer dat de ondernemer zijn tegenvordering te laat heeft ingediend, faalt. Gelet op de tijd die is verstreken sinds oktober 2010 kan een dergelijke tegenvordering van de ondernemer niet zijn verjaard. Bovendien heeft de ondernemer al in zijn brief van 29 april 1011 geconcretiseerd dat hij aanspraak maakt op een dergelijke tegenvordering en onderbouwd dat deze te verrekenen tegenvordering volgens hem totaal € 631,79 beloopt. De consument doet (bijvoorbeeld in de brief van zijn gemachtigde van 10 mei 2011) een algemeen beroep op rechtsverwerking, maar hij stelt geen feiten waaruit (bij juistheid) een verklaring of gedraging van de ondernemer kan volgen waarmee de ondernemer diens rechten op grond van een dergelijke tegenvordering zou hebben verwerkt. Vervolgens wordt toegekomen aan de door de ondernemer aan de consument verweten schending van zijn informatieplicht. De ondernemer baseert zijn tegenvordering op een tekortkoming in de op de consument rustende verplichting om bij aankoop mededeling te doen van bijzondere omstandigheden die het gebruik van hulpmiddelen noodzakelijk maken. De commissie kan echter niet oordelen dat de consument in de nakoming van de bedoelde informatieplicht is tekortgeschoten. Als onvoldoende weersproken staat namelijk vast dat de consument bij het sluiten van de overeenkomst heeft meegedeeld dat hij in een zogenoemde drive-in-woning woont. Op basis van de toen door de consument verstrekte informatie heeft de ondernemer op de ten behoeve van de aflevering opgemaakte transportopdrachten ook steeds vermeld: “Afleverbijzonderheden: Door een raam/trap, 1e verdieping” Nu de consument heeft voldaan aan zijn informatieplicht, lag het vervolgens op de weg van de ondernemer als meest deskundige partij om bij twijfel zo nodig zelf nader te informeren naar de relevante woonsituatie van de consument. Niet gesteld of gebleken is dat de ondernemer dit heeft gedaan. Uit dit alles volgt dat de ondernemer geen te verrekenen tegenvordering heeft ex artikel 8, de leden 5 en 9, [branche]-voorwaarden. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de ondernemer aan de consument € 1.027,05 moet betalen en dat de ondernemer geen te verrekenen tegenvordering heeft ex artikel 8, de leden 5 en 9, [branche]-voorwaarden. Ter beëindiging van het geschil oordeelt de commissie het redelijk en billijk dat dit hierna ook zal worden bepaald en vastgesteld. De klacht is gegrond en daarom dient de ondernemer ook het betaalde klachtengeld aan de consument te vergoeden en een vastgestelde bijdrage in de behandelingskosten te betalen. Nu de overige geschilpunten niet tot een andere beslissing kunnen leiden en geen bespreking meer behoeven, beslist de commissie als volgt. Beslissing De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een vergoeding van € 1.027,05 betaalt. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over het te betalen bedrag. De commissie stelt vast dat de ondernemer geen te verrekenen tegenvordering heeft ex artikel 8, de leden 5 en 9, [branche]-voorwaarden. Bovendien betaalt de ondernemer overeenkomstig het Reglement aan de consument een bedrag van € 125,– wegens betaald klachtengeld. Overeenkomstig het Reglement is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 600,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Wonen op 9 december 2011.