Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
311368/313879
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil gaat over de opzegging van de opvang voor de twee zonen van de consument. De consument verwijt de ondernemer dat een mogelijke opzegging niet eerder met haar is besproken. Vanaf aanvang van de opvang was het de ondernemer als snel duidelijk dat de zonen van de consument een bijzondere zorgbehoefte hebben en is daarom al geruime tijd in overleg met school en met het CJG over hun gedrag. De incidenten, klachten en zorgen stapelen zich op. Er is sprake van grensoverschrijdend fysiek geweld en intimiderend en onvoorspelbaar gedrag richting andere kinderen en medewerkers. Om die zwaarwegende reden heeft de ondernemer de overeenkomsten opgezegd. De commissie acht het van belang dat de ondernemer een chronologisch overzicht heeft overgelegd met daarin vermeld alle overleggen, gesprekken en observaties en contacten met de school, het CJG en de consument. Dit maakt naar haar oordeel duidelijk dat de zorgbehoefte zodanig is dat de zonen niet in de reguliere opvang kunnen worden opgevangen. Verder blijkt dat de consument vanaf mei 2023 telkens is geïnformeerd over de zorgen en incidenten omtrent het gedrag van de zoons en in september 2023 al is aangegeven dat de vele zorgen zouden kunnen leiden tot het stopzetten van de opvang. De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer op juiste wijze en op goede gronden de overeenkomsten heeft opgezegd. De klacht is dan ook ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de opzegging van de opvangovereenkomst voor de twee zonen van de consument door de ondernemer. De consument verwijt de ondernemer dat een mogelijke beëindiging van de opvangovereenkomst niet eerder met haar is besproken.
Standpunt van de consument
De drie kinderen van de consument worden door de ondernemer opgevangen in de buitenschoolse opvang (BSO). Het geschil betreft de zonen van de consument [naam zoon 1] (zeven jaar) en [naam zoon 2] (bijna vijf jaar). Op 27 maart 2024 is aan de consument te kennen gegeven dat de opvangovereenkomsten voor de zonen per 29 april 2024 zullen worden beëindigd. Voor de consument is deze mededeling volstrekt uit de lucht komen vallen. In september 2023 is er een gesprek geweest over [naam zoon 2] De ondernemer heeft toen te kennen gegeven dat de opvang mogelijk zou worden beëindigd, maar met hulp van onder meer het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is de situatie verbeterd. Daarna heeft de consument geen signalen of e-mails ontvangen dat de opvang zou worden stopgezet. Een enkele maal hebben zich incidenten voorgedaan; die zijn opgelost en uitgesproken. Er zou een observatie zijn geweest, maar daar wist de consument niets van. Er is geen behandelplan opgesteld door de ondernemer, er is geen verslaglegging en er is geen evaluatie geweest. De consument is dan ook van mening dat de ondernemer is tekort geschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van de kinderen. In januari 2024 heeft de consument de kinderen moeten vertellen dat oma, die een grote rol speelt in hun leven, terminaal ziek is. De kinderen zijn daardoor ontregeld geraakt, maar tot dat moment is de opvang verlopen zonder noemenswaardige problemen. Indien de beëindiging van de opvangovereenkomsten wordt gehandhaafd, heeft de consument geen alternatieve opvang voor de kinderen. Oma kan de kinderen vanwege haar gezondheid niet meer opvangen en de consument werkt 32 uur. De consument heeft dan ook een spoedprocedure aanhangig gemaakt om de beëindiging van de opvangovereenkomsten te laten terugdraaien, zodat de zonen hun plaats op de BSO kunnen behouden. De zonen komen graag naar de BSO en hebben het daar erg naar hun zin.
Standpunt van de ondernemer
De zonen van de consument worden vanaf 17 augustus 2020 (zoon L.) en 14 april 2023 (zoon M.) opgevangen in de BSO van de ondernemer. Voor de zonen geldt een plaatsingsovereenkomst van drie dagen per week (maandag, dinsdag, vrijdag).
De BSO van de ondernemer is een reguliere opvang voor kinderen die geen bijzondere aandacht nodig hebben. Op de BSO wordt na school gespeeld onder toeziend oog van begeleiders. Er wordt dan ook geen ‘behandelplan’ gemaakt. Al snel werd duidelijk dat de zonen van de consument een bijzondere zorgbehoefte hebben. Tot 2023 was op de opvanglocatie een begeleider werkzaam met een achtergrond in de jeugdhulpverlening. Sinds 2023 werkt zij niet meer op de BSO en sinds april 2023 wordt naast zoon [naam zoon 1]. ook zijn jongere broertje zoon [nam zoon 2] opgevangen. De ondernemer is al geruime tijd in overleg met de school van de zonen en met het CJG over het gedrag van de jongens, hetgeen zeer uitzonderlijk is. De school herkent het gedrag en de zorgen rond de zonen. De ondernemer heeft geen expertise in de jeugdhulp en kan de zonen niet de bijzondere zorg bieden die zij nodig hebben. De incidenten, klachten en zorgen stapelen zich op waardoor het niet langer mogelijk is de zonen op te vangen. Het gedrag van beide jongens kenmerkt zich door grensoverschrijdend fysiek geweld en intimiderend en onvoorspelbaar gedrag richting andere kinderen en medewerkers. In september 2023 is al met de consument besproken dat de zorgen over de zonen konden leiden tot het stopzetten van de opvang. De ondernemer verwijt zichzelf dat de opvang na september 2023 nog te lang is doorgegaan waarmee bij de consument wellicht ten onrechte de indruk is gewekt dat de opvang zou kunnen worden gecontinueerd. De ondernemer heeft zich in het belang van de medewerkers en de andere kinderen genoodzaakt gezien de plaatsingsovereenkomst voor de zonen per 29 april 2024 te beëindigen. Voor de opvangovereenkomst ten aanzien van de dochter van de consument geldt de opzegging niet. De ondernemer is van mening dat de zonen gebaat zijn bij een vorm van opvang in kleinere groepen waarbij meer structuur en begeleiding kan worden geboden.
Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 3.14 van de Algemene voorwaarden van de ondernemer is de ondernemer bevoegd een opvangovereenkomst op te zeggen, indien daarvoor naar het redelijk oordeel van de ondernemer medische en/of sociale redenen aanwezig zijn. Daartoe kan ook worden besloten indien een kind speciale aandacht of zorg behoeft die niet door de ondernemer geboden kan worden. De ondernemer dient de beslissing gemotiveerd aan de ouder kenbaar te maken. Op grond van artikel 3.15 van de Algemene voorwaarden moet een opzegtermijn van één maand in acht worden genomen.
De ondernemer heeft de consument op 27 maart 2024 laten weten dat de opvang voor de zonen [naam zoon 1] en [naam zoon 2] zou worden beëindigd. Per email van 29 maart 2024 heeft de ondernemer dit besluit bevestigd. In de email heeft de ondernemer medegedeeld dat hij [naam zoon 1] en [naam zoon 2] niet de juiste opvang en zorg kan bieden die zij nodig hebben en dat de opvang, met in acht neming van een maand opzegtermijn, per 29 april 2024 wordt beëindigd. De ondernemer heeft daarmee voldaan aan hetgeen in de artikelen 3.14 en 3.15 van de Algemene voorwaarden ten aanzien van de opzegging is opgenomen.
De consument verwijt de ondernemer dat de zorgen betreffende de zonen onvoldoende met de consument zijn gedeeld en onvoldoende is gedaan om tot een eventuele oplossing te komen waarmee de ondernemer de zorgplicht ten opzichte van de kinderen en de consument heeft geschonden.
De ondernemer heeft door het overleggen van een chronologisch overzicht van gesprekken en observaties en contacten met de school, het CJG en de consument voldoende duidelijk gemaakt dat de zorgbehoefte van [naam zoon 1] en [naam zoon 2] zodanig is dat zij niet in de reguliere opvang, zoals de BSO van de ondernemer kunnen worden opgevangen. Voorts heeft de ondernemer genoegzaam aangetoond dat de consument vanaf mei 2023 telkens is geïnformeerd over de zorgen en incidenten omtrent het gedrag van [naam zoon 1] en [naam zoon 2] waarbij in september 2023 al is aangegeven dat de vele zorgen zouden kunnen leiden tot het stopzetten van de opvang. De consument heeft bevestigd dat de ondernemer haar in het gesprek van 6 september 2023 te kennen heeft gegeven dat de ondernemer de opvang van zoon [naam zoon 2] wilde beëindigen.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer op juiste wijze en op goede gronden de opvangovereenkomsten heeft opgezegd. De klacht is dan ook ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 19 april 2024.