Ondernemer heeft retentierecht als consument zijn verplichtingen niet nakomt

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: (On)deugdelijke levering/reparatie/onderhoud    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE08-0307-2

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 5 april 2008 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De consument heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een [merk] [type] tegen de daarvoor door de ondernemer te betalen prijs van € 4.075,–. De levering vond plaats op of omstreeks 11 april 2008.   De consument heeft op 11 april 2008 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 5 april 2008 ben ik met de ondernemer overeengekomen dat ik mijn[merk] [type] bij hem zou inruilen tegen een [merk] [type]. Voor mijn [merk] zou ik € 4.075,– terug krijgen, hetgeen betekende dat ik nog 1.250,– moest bijbetalen voor de [merk]. Op 11 april 2008 kon ik mijn nieuwe auto komen ophalen. Ik had alle benodigde papieren al gekregen toen de autoverkoper terugkwam om te zeggen dat er iets met de [merk] aan de hand was. Hij was kapot en de reparatie die tussen de € 600,– en € 750,– zou gaan bedragen, moest ik betalen, aldus de verkoper. Dit wist ik niet en was ook niet volgens afspraak, aangezien er op de koopovereenkomst een ander bedrag was afgesproken. Daarom heb ik tegen de ondernemer gezegd hier niet mee eens te zijn en niet van plan te zijn extra te gaan betalen. Er werd mij toen gevraagd om de kentekenbewijzen van mijn nieuwe auto terug te geven om een kopie te maken. Later bleek dat de ondernemer dat vroeg om het kenteken deel 3 van de [merk] achter te houden. Ook had ik al de twee autosleutels van mijn nieuwe auto in mijn handen. De ondernemer vroeg mij de sleutels terug om aan de overkant even te gaan tanken. Daarop hield hij echter één sleutel achter. Ik kon mijn nieuwe auto wel meenemen, maar er werd erbij verteld dat ik één sleutel, het kentekenbewijs deel 3 en de mij door de ondernemer beloofde twee gratis [pretpark]kaarten pas zou kunnen ophalen als ik de reparatiekosten had betaald. Op 14  april 2008 kreeg ik een reparatierekening binnen van €  99,99 voor het vervangen van de koppakking.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Op het moment van aflevering heb ik een goed lopende auto bij de ondernemer neer gezet. Van een defect was ik mij dan ook niet bewust. Wel had ik al eerder ruitenvloeistof geroken.   De consument verlangt dat de ondernemer haar in het bezit stelt van de sleutel en het kentekenbewijs deel 3 van de [merk] en de beloofde twee gratis [pretpark]kaarten.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument koopt bij ons een [merk] waarbij zij haar [merk] [type] bij ons inruilt. Bij het taxeren van de Citroën is aan haar gevraagd of deze technisch in goede staat was en het antwoord was ja. Bij de aflevering gaan wij naar de [merk] toe om deze achterom te rijden. Tot onze verbazing staat de temperatuurmeter in het rood en blijkt de auto te stotteren, waarop onze werkplaats de diagnose stelt dat de koppakking lek was. Dit hebben wij vervolgens aan de consument verteld en haar een document laten tekenen waarin stond dat zij de reparatiekosten zou betalen, omdat wij de [merk] anders niet zouden afleveren. Wij hebben de auto na veel heen en weer gesteggel pas afgeleverd nadat door ons de reservesleutel en deel 3 zijn ingenomen, omdat de consument niet direct kon betalen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Naar de commissie begrijpt, draait de kern van het geschil tussen de consument en de ondernemer om de vraag of de ondernemer gerechtigd is de sleutel en het kentekenbewijs deel 3 van de [merk] en de beloofde twee gratis [pretpark]kaarten pas aan de consument te verstrekken, nadat deze de reparatiekosten ter zake de kapotte koppakking van de [merk]aan de ondernemer heeft voldoen.   Daarvoor dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de consument überhaupt gehouden is de reparatiekosten van de defecte koppakking aan de ondernemer te betalen. Hierbij staat voorop dat de [merk] aan de tussen de consument en ondernemer gesloten overeenkomst moet beantwoorden. De [merk] beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper – dat wil in dit geval zeggen de consument – over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper – in dit geval de ondernemer – op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet bestreden staat in casu vast dat de ondernemer bij het taxeren van de [merk] aan de consument heeft gevraagd of deze technisch in goede staat was en het antwoord van de consument daarop “ja” was. De ondernemer mocht derhalve op grond van de overeenkomst verwachten dat de [merk] bij aflevering technisch in goede staat zou zijn. Nu dat naar het oordeel van de commissie niet het geval was, is de consument gehouden de herstelkosten aan de ondernemer te vergoeden.   Aangezien de consument aan de ondernemer had aangegeven de op haar rustende verplichting tot vergoeding van de herstelkosten niet te willen nakomen, althans zich daartoe niet gehouden te voelen, is de ondernemer bevoegd de nakoming van zijn verbintenissen, waaronder de aflevering van de [merk] (deels) op te schorten, voor zover de niet-nakoming aan de zijde van de consument deze opschorting rechtvaardigt. De commissie is van oordeel dat de ondernemer in het onderhavige geval door het niet nakomen door de consument van de op haar rustende verplichting tot vergoeding van de herstelkosten ter zake de koppakking bevoegd is de afgifte van de sleutel en het kentekenbewijs deel 3 van de [merk] en de beloofde twee gratis [pretpark]kaarten aan de consument op te schorten totdat de consument de litigieuze rekening ad € 599,99 aan de ondernemer heeft voldaan.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus vastgesteld door de Geschillencommissie Voertuigen, op 14 november 2008.