
Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen / Opzeggen overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
200695/206461
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil heeft betrekking op de de schriftelijk tussen partijen gesloten overeenkomst tot de (ver)huur van een ligplaats. Vanwege huurverhoging van de ligplaats heeft de consument de huurovereenkomst opgezegd. Volgens de ondernemer is het niet toegestaan de overeenkomst op te zeggen vanwege de verhoging van het liggeld. De commissie is van oordeel er door de ondernemer niet is voldaan aan tijdige aankondiging van de wijziging van de huursom conform de HISWA-voorwaarden. De ondernemer is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hetgeen partijen zijn overeengekomen. De klacht van de consument is gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de schriftelijk tussen partijen gesloten overeenkomst tot de (ver)huur van
een ligplaats.
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
De consument heeft een bedrag van € 2.894,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft sinds 1 juni 2022 een ligplaats bij de ondernemer. Op 5 december 2022 heeft de
ondernemer een e-mail aan de consument gestuurd, waarin hij heeft aangekondigd het liggeld met ingang
van 1 januari 2023 te willen verhogen. De reden van de huurverhoging is extreme prijsinflatie. Voorts deelt
de ondernemer in deze e-mail mee dat de exacte bedragen nog niet bekend zijn.
Vanwege de huurverhoging en het feit dat hij een andere ligplaats had, heeft de consument de
huurovereenkomst op grond van artikel 8 lid 3 van de toepasselijke HISWA algemene voorwaarden huur en
verhuur lig- en/of bergplaatsen voor vaartuigen en aanverwante artikelen (hierna: HISWA-voorwaarden) op
28 december 2022 per 31 december 2022 opgezegd.
In eerste instantie heeft de ondernemer hierop gereageerd met de mededeling dat de verhoging een
aanpassing met de Consumentenprijsindex (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) betreft
en voorts dat de consument niet op 28 december 2022 had mogen opzeggen. De ondernemer heeft bij
factuur van 8 januari 2023 de prijsverhoging aan de consument kenbaar gemaakt. De consument heeft op
11 januari 2023 nogmaals per schriftelijke bevestiging volgens de HISWA-voorwaarden opgezegd en
bij opvolgende e-mails van 18 en 22 januari 2023 meegedeeld dat hij niet akkoord is met de prijsverhoging
en dat hij van mening blijft dat hij rechtsgeldig heeft opgezegd.
De consument verlangt beëindiging van de huurovereenkomst per 1 januari 2023.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft aanvankelijk, in zijn e-mail van 28 december 2022 waarin hij meedeelt dat hij de
overeenkomst opzegt, toegegeven dat hij eigenlijk al te laat is om op te zeggen; dit had vóór 1 oktober
2022 moeten zijn gebeurd. Ook al zou de consument wettelijk gezien hebben mogen opzeggen, dan had hij
dat binnen de wettelijke termijn van 21 dagen moeten doen. Ook deze termijn is volgens de ondernemer
niet in acht genomen.
Volgens de ondernemer is het niet toegestaan de overeenkomst op te zeggen vanwege de
verhoging/aanpassing liggeld op grond van artikel 8 lid 3 HISWA-voorwaarden. De consument stelt ook dat
een stilzwijgende verlenging van de huurperiode niet zou mogen, maar volgens de ondernemer is dit
contractueel vastgelegd en heeft de consument dit contract voor akkoord ondertekend. Het lijkt er volgens
de ondernemer heel erg op dat de consument bezig is vooral zichzelf te overtuigen dat hij ongestraft de
ligplaatsovereenkomst kan opzeggen zonder rekening te houden met opzegtermijnen of –gronden en naar
de volgende ligplaats kan gaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt allereerst vast dat de ondernemer op 8 januari 2023 een factuur van € 2.894,– heeft
gestuurd betreffende de verhoogde huursom voor de nieuwe huurperiode. De consument heeft binnen drie
dagen daarna aan de ondernemer bericht dat hij de huurovereenkomst reeds eerder per 1 januari 2023
heeft opgezegd vanwege een onrechtmatige prijsverhoging. Omdat onweersproken is dat voornoemde
factuur een huurverhoging inhield en de consument daarop zijn vordering mede heeft gebaseerd, doet
verder niet ter zake of de consument in een eerder stadium ook om andere redenen de huurovereenkomst
heeft willen beëindigen.
Uitsluitend ter beoordeling van de commissie staat daarom de vraag of de beëindiging vanwege de
huurverhoging rechtmatig en tijdig is geweest. De commissie overweegt daartoe allereerst dat op grond van
artikel 8 lid 3 van de HISWA-voorwaarden de huursom alleen gewijzigd kan worden indien deze wijziging
plaatsvindt uiterlijk drie maanden vóór het begin van de nieuwe huurperiode. De ondernemer heeft de
consument eerst op 5 december 2022 in kennis gesteld van zijn voornemen de huur te verhogen per
1 januari 2023 en vervolgens pas op 8 januari 2023 in kennis gesteld van het bedrag van de huurverhoging
voor de nieuwe huurperiode die per 1 januari 2023 inging, zodat niet is voldaan aan tijdige aankondiging
conform de HISWA-voorwaarden. De ondernemer is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in de
nakoming van hetgeen partijen zijn overeengekomen.
Omdat artikel 8 lid 3 van de HISWA-voorwaarden uitdrukkelijk bepaalt dat een wijziging van de huursom
slechts uiterlijk drie maanden vóór het begin van de nieuwe huurperiode kan plaatsvinden, was de
ondernemer, door zich daar niet aan te houden, naar het oordeel van de commissie vanaf de datum van
verzending van de factuur voor de verhoogde huursom in verzuim. De consument had zodoende op grond
van artikel 14 van de HISWA-voorwaarden het recht om de huurovereenkomst per 1 januari 2023 te
ontbinden. De beëindiging van de huurovereenkomst per 1 januari 2023 was derhalve rechtmatig.
In zijn verweer verwijst de ondernemer verder naar een wettelijke termijn van 21 dagen, waarbinnen de
consument had moeten opzeggen. In artikel 8 lid 3 van de HISWA-voorwaarden is slechts vermeld dat de
consument niet het recht heeft om binnen 21 dagen na ontvangst van het bericht van de verhoging alsnog
de huurovereenkomst op te zeggen, indien de ondernemer de huursom wijzigt vanwege een
lastenverzwaring aan zijn kant, die het gevolg is van een wijziging van belastingen, heffingen en dergelijke
zaken, die ook de consument betreffen. Van een dergelijke wijziging is geen sprake, kostenstijgingen en
inflatie zijn geen belastingwijziging. De door de ondernemer genoemde reden van verhoging is ook
overigens in dit geval niet relevant, nu dit gedurende de lopende huurperiode is ingevoerd, hetgeen niet is
toegestaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie stelt vast dat de huurovereenkomst betreffende de ligplaats per 1 januari 2023 is geëindigd.
De consument is zodoende niets meer aan de ondernemer verschuldigd.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de
consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Nu de huurovereenkomst met ingang van 1 januari 2023 is geëindigd, dient het bij de commissie
gedeponeerde bedrag van €2.894,– aan de consument te worden terugbetaald.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten
verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit de heer mr. J.N. de Blécourt,
voorzitter, de heer J. Zetzema, mevrouw J.M.A. van Haren, leden, in aanwezigheid van mevrouw
mr. M. Land Smorenburg, secretaris, op 17 april 2023.