
Commissie: Energie
Categorie: Schade
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-D02-0558
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de jaarrekening 2000/2001 en die van 2001/2002.
De consument heeft een bedrag van € 300,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is het niet eens met de jaarrekening 2000/2001 volgens welke hij € 277,33 moest bijbetalen en het voorschot is bepaald op € 55,20. Voorts is de consument het niet eens met de jaarrekening 2001/2002 volgens welke hij € 565,23 moest bijbetalen en het voorschot is bepaald op € 88,94. De ondernemer heeft weliswaar op 10 april 2003 hem thuis bezocht waarbij is geconstateerd dat de meterstand verkeerd is opgenomen en als gevolg waarvan is erkend dat voornoemd bedrag van € 565,23 verkeerd was en dat dit een creditering van € 28,99 had moeten zijn, de consument blijft erbij dat ook het bedrag van € 277,33 dat hij moest bijbetalen over 2000/2001 verkeerd is. Hij begrijpt niet dat dit bedrag zes keer hoger is dan wat hij normaal moest betalen. De consument wil dat het verbruik vanaf 1994/1995 opnieuw wordt bekeken.
Voorts is de consument verbolgen over de wijze waarop de ondernemer op zijn klachten heeft gereageerd. Als niet wordt betaald, wordt direct gedreigd met afsluiting. Hij meent dat hij door de ondernemer is afgeperst en bedreigd en anderhalf jaar onder druk is gezet. Hij wil daarvoor genoegdoening. De aangeboden € 50,– vindt hij totaal onvoldoende. Wegens immateriële schade vordert hij een bedrag van € 25.000,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Erkend wordt dat bij de afrekening 2001/2002 de meterstand verkeerd is opgenomen. Dit had 4.814 moeten zijn in plaats van 9.814. Tot 2000 werd het warmteverbruik gemeten volgens een zogenaamde vloeistofverdampingsmeter; daarna gebeurde dit via elektronische kostenverdelers. Op 10 april 2003 is de heer Walrave bij de consument op bezoek geweest en heeft de verkeerde meteropname geconstateerd. Een en ander is toen gecorrigeerd in die zin, dat de consument voor € 28,99 is gecrediteerd in plaats van dat hij € 565,23 moest bijbetalen. Voorts is één en ander verrekend met de te hoge voorschotnota’s (die de consument over de periode november 2002 tot en met april 2003 niet had betaald). Thans is het openstaande saldo € 0,–. De meteropname die ten grondslag heeft gelegen aan de afrekening over 2000/2001 is wel juist. Mogelijk dat deze hoger was dan voorheen omdat toen voor het eerst is afgerekend via de elektronische kostenverdelers. Het is onjuist dat de consument zes keer zo veel moest bijbetalen dan anders. De afrekening ziet niet op het verbruik maar ook op het te lage voorschot. Het verbruik over de periode 2000/2001 is nagenoeg gelijk aan dat over de periode 1999/2000 van circa 15 GJ.
De ondernemer betwist ten enenmale dat hij de consument heeft afgeperst, bedreigd of onder druk heeft gezet. De aangeboden € 50,– wegens ongemak (welk bedrag reeds in de totaalafrekening is verrekend) acht de ondernemer voldoende. Het gevorderde bedrag van € 25.000,– wegens immateriële schade gaat alle perken te buiten.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Naar aanleiding van de toelichting van de ondernemer is de commissie van oordeel, dat de afrekening over 2000/2001 in orde was. Weliswaar is het bedrag van € 277,33 dat de consument moest bijbetalen hoog, maar door het te lage voorschot en bijkomende kosten (zoals onder andere REB) is dit bedrag niet onjuist. Wel had de ondernemer aan de consument een betere uitleg moeten geven.
Met betrekking tot de jaarafrekening 2001/2002 heeft de ondernemer inmiddels de fout hersteld. Dit is echter pas gebeurd nadat de consument de klacht bij de commissie aanhangig had gemaakt. Gebleken is dat het verbruik van de consument normaal is, zodat er geen aanleiding is aan de afrekening 2001/2002 te twijfelen. Nu de ondernemer in 2000 is overgegaan op het systeem van elektronische kostenverdelers, is er geen aanleiding het verbruik vanaf 1994/1995 opnieuw te bekijken.
Van vergoeding van immateriële schade kan volgens artikel 6:106 BW slechts sprake zijn indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad, of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Er moet volgens vaste rechtspraak sprake zijn van ernstige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. De omstandigheid dat de ondernemer een verkeerde meterstand heeft opgenomen en niet direct heeft gereageerd maar integendeel een incassotraject heeft ingezet en met afsluiting heeft gedreigd, valt, naar objectieve maatstaven gemeten, niet onder immateriële schade. Overigens is de consument niet anderhalf jaar in onzekerheid gebleven zoals hij stelt, maar slechts een half jaar omdat de meterstand bij de jaaropname 2000/2001 wel juist was. De commissie acht het door de ondernemer aangeboden bedrag van € 50,– wegens ongemak onder de omstandigheden van dit geval een adequate tegemoetkoming.
Omdat er inmiddels geen achterstand meer is, zal het depotbedrag aan de consument worden gerestitueerd.
Uit het vorenstaande volgt dat de klacht gegrond is, zodat als volgt zal worden beslist.
Beslissing
Het depotbedrag van € 300,– dient aan de consument te worden gerestitueerd.
De ondernemer dient aan de consument € 50,- te betalen wegens kosten ongemak.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 22,69 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven, op 23 juni 2003.