Commissie: Energie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
124335
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In verband met de voor de consument te hoge kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting wil hij de aansluiting liever laten verzegelen. Volgens de ondernemer is dit vanwege veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Hij wil de consument niet de keus geven tussen het verwijderen van de aansluiting en het aan beide zijden afdichten van de aansluitleiding. Hij vindt dat het zijn taak als netbeheerder is om te bepalen welke werkzaamheden noodzakelijk zijn. De commissie stelt dat het verzegelen van de aansluiting inderdaad niet verantwoord is. Daarnaast oordeelt de commissie dat in dit geval niet van de ondernemer verwacht hoefde te worden dat hij consument de keuze uit twee opties zou geven. De kosten voor het afdoppen van de gasleiding is veel hoger dan het verwijderen ervan. Het is logisch dat de consument niet voor de duurdere optie zou kiezen. De commissie oordeelt dat de kosten voor verwijdering niet onredelijk zijn.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verwijderen van de gasaansluiting.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In mijn woning heb ik een gasaansluiting waarvan ik geen gebruik meer maak en zal maken. Ik wil dat de gasmeter wordt verzegeld. Ik wil de gasmeter en de gasleiding niet laten verwijderen in verband met de kosten van € 687,– die onredelijk hoog zijn. Bovendien is de daarbij horende gevolgschade te hoog. De ondernemer stelt dat het verzegelen van de gasaansluiting uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk is. De ondernemer biedt alleen de optie tot het verwijderen van de gasaansluiting aan. Als verzegeling en loskoppeling van de aansluitleidingen van de hoofdleiding zoals aangegeven in het rapport van KIWA niet mogelijk zijn, wil ik dat de ondernemer zorgdraagt voor het vergoeden van de schade aan mijn tuin die het verwijderen van de gasaansluiting met zich meebrengt.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De commissie heeft al eerder uitgemaakt dat het tijdelijk afsluiten (verzegelen) geen veilige optie is. Ook heeft de commissie eerder bepaald dat de netbeheerder de afnemer de keus moet bieden tussen het verwijderen van de aansluiting en het aan beide zijden afdichten van de aansluitleiding. Daarmee zijn we het principieel oneens en de kantonrechter in Zutphen heeft ons in het gelijk gesteld. Het is een exclusieve wettelijke taak van de netbeheerder om te bepalen welke werkzaamheden noodzakelijk zijn. De commissie kan in deze zaak slechts toetsen of wij op grond van de contractuele bepalingen de noodzakelijke werkzaamheden zonder nadere opdracht van de afnemer voor rekening van deze afnemer mogen uitvoeren of niet. De consument heeft de stelling geponeerd dat de werkzaamheden veel schade zullen veroorzaken, maar heeft dit niet onderbouwd. Betwist wordt dat de consument schade zal lijden die aan de ondernemer is toe te rekenen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie onderschrijft in grote lijnen het standpunt van de ondernemer zoals hiervoor weergegeven. Mede op grond van het rapport van KIWA staat vast dat verzegeling van een aansluiting slechts tijdelijk en niet permanent verantwoord is uit veiligheidsoogpunt. Het primaire verzoek van de consument moet om die reden worden afgewezen.
Uit veiligheidsoogpunt is zowel verwijdering als het aan beide zijden afdichten van de aansluitleiding een gelijkwaardige optie, aldus KIWA. Of die tweede optie aangeboden moet worden, is een kwestie die thans nog ter inhoudelijke beoordeling aan de rechter is voorgelegd. Het vonnis van de kantonrechter in Zutphen van 14 augustus 2019 was een verstekvonnis en niet gebaseerd op een inhoudelijke discussie. Daarom kan de commissie daaraan niet het gewicht toekennen dat de ondernemer daaraan toegekend wenst te zien.
In de onderhavige zaak kan de vraag of beide opties hadden moeten worden aangeboden naar het oordeel van de commissie evenwel achterwege blijven. Gelet op de omstandigheden in dit specifieke geval, is de commissie van oordeel dat van de ondernemer niet verlangd behoefde te worden dat hij beide opties aan de consument zou voorleggen. Immers, uit de kostenspecificatie met onderbouwing die de ondernemer bij zijn verweerschrift heeft overgelegd, blijkt dat de kosten die de consument in rekening gebracht zouden worden voor het afdoppen van de gasleiding, aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten voor verwijdering van de leiding (€ 840,– afdoppen, € 687,– verwijderen). Het lag derhalve niet in de rede dat de consument, die juist opteerde voor zo laag mogelijke kosten, de duurdere optie zou kiezen. Daarnaast is van belang dat de ondernemer, gelet op zijn exclusieve publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor het gastransportnetwerk, ook bij een keuze van de consument voor afdoppen, alsnog gerechtigd zou zijn de keuze te maken voor de optie geheel verwijderen.
De commissie overweegt voorts dat uit artikel 14.1 van de algemene voorwaarden en artikel 2.5.1.12 van de tarievencode gas volgt dat de aan de opzegging van de aansluit- en transportovereenkomst (ATO) verbonden (redelijke) kosten die voortvloeien uit noodzakelijke handelingen die verbonden zijn aan de afsluiting, door de ondernemer bij de consument in rekening mogen worden gebracht.
De consument heeft gesteld dat deze kosten te hoog zijn. De commissie heeft ten aanzien van de door de ondernemer in rekening gebrachte tarieven slechts een marginale beoordelingsruimte. Behalve in gevallen dat sprake is van evident onredelijke tarieven, is het niet aan de commissie (maar aan de ACM) om daarover een oordeel te geven. De door de ondernemer in rekening gebrachte kosten voor verwijdering acht de commissie niet evident onredelijk. Het subsidiaire verzoek wordt derhalve afgewezen.
Ten overvloede overweegt de commissie nog dat de ondernemer, door vooraf transparant te zijn over de kosten behorend bij beide opties, naar verwachting veel onduidelijkheid bij klanten kan voorkomen.
Tenslotte is ter zitting onduidelijk gebleven of en zo ja in hoeverre bij het verwijderen van de aansluiting aan de ondernemer toe te rekenen schade zal ontstaan. De commissie kan onder deze omstandigheden niet aan de consument een vergoeding in de vorm van een blanco cheque toekennen.
De klacht treft geen doel.
Hetgeen partijen overigens (uitvoerig) in de stukken en ter zitting naar voren hebben gebracht, kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, E.J.C. van Lier en drs. L. van Rootselaar, leden, op 11 november 2019.