Ondernemer is niet opgetreden voor koper en verkoper

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Opdracht    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 52058

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van zijn verplichtingen en de consument daarom geen intrekkingskosten verschuldigd is.   De consument heeft een bedrag van € 1.620,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 17 oktober 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer is opgetreden voor zowel de verkoper, consument, als de koper. De ondernemer heeft onevenredig veel druk uitgeoefend op de consument om een bod van € 495.000,– te accepteren door misbruik te maken van haar situatie. Dit deed de ondernemer in woord en daad op meer dan onbeschofte wijze. Verder heeft de makelaar geprobeerd zijn courtage ook vergoed te krijgen van de hypotheekverstrekker, [naam hypotheekverstrekker] en van de ex-echtgenoot van de consument. Daarnaast heeft de ondernemer zelf aangegeven de communicatie te stoppen en wil hij de opdracht pas intrekken als de rekening is betaald.   De consument verlangt dat zij de intrekkingskosten niet hoeft te betalen.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Door de ondernemer worden de beschuldigingen over de gestelde handelwijze uitdrukkelijk betwist. Er wordt aangevoerd dat er na de opdrachtverstrekking in juli 2010 grotere financiële problemen bleken te zijn omdat in september 2010 door de makelaar een onherroepelijke volmacht werd ontvangen die uitging van een minimale verkoopprijs van € 460.000,–. Een bod van € 495.000,– is in dat licht geen bewijs van wanbeleid, aldus de ondernemer. De ondernemer bestrijdt dat er een nota bij [naam hypotheekverstrekker] of de ex-echtgenoot van de consument zou zijn ingediend. Over het stoppen van de communicatie wijst de ondernemer erop dat hij niet wilde corresponderen met de zus van de consument, nu dat niet zijn opdrachtgeefster was.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De klacht dat de ondernemer zowel voor de consument als voor de koper heeft opgetreden vindt geen steun in de feitelijk gang van zaken, zoals deze ter zitting naar voren is gekomen. Door de ondernemer is aangegeven dat hij op enig moment de consument heeft gebeld met de vraag of het goed was dat hij kijkers met wie de ondernemer een andere woning aan het bezichtigen was ook de woning van de consument kon laten zien en dat dit vervolgens ook is gebeurd. De consument heeft bevestigd dat de ondernemer haar met dat verzoek heeft gebeld en dat zij daarmee heeft ingestemd. Haar verwijt ziet erop dat die kijkers eveneens klanten waren van de ondernemer en een bod hebben gedaan op de woning. Nog daargelaten dat het een makelaar op zichzelf niet is verboden de verkoper en de koper beiden als klant te hebben, heeft de ondernemer onweersproken weerlegd dat het hier zou gaan om klanten van hem. Nu de consument voor het overige niets naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van haar verwijt zal deze klacht worden verworpen.   Ook de klacht over het op onbeschofte wijze uitoefenen van onevenredig veel druk om een bod van € 495.000,– te aanvaarden heeft te weinig handen en voeten gekregen en zal worden verworpen. Zoals de commissie ter zitting voldoende duidelijk is geworden, bestond er enige druk om de woning te verkopen omdat het voor de consument na haar echtscheiding niet haalbaar was in de woning te blijven en zij van de bank een volmacht had moeten tekenen dat de woning minimaal € 460.000,– zou moeten opleveren. Gelet op deze omstandigheden valt niet zonder meer in te zien dat een door de ondernemer onderhandeld bod van € 495.000,– als onredelijk kan worden beoordeeld. Dat dit bod in aanzienlijke mate verschilde met de aanvankelijk in juli 2010 vastgestelde verkoopprijs is te begrijpen in het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden.   De klachten dat de ondernemer zijn nota niet alleen bij de consument maar ook bij haar ex-echtgenoot en de bank zou hebben neergelegd, worden evenmin door de commissie onderschreven. Voor wat betreft de ex-echtgenoot heeft de consument verwezen naar de in het geding gebrachte mailcorrespondentie tussen de ondernemer en de ex-echtgenoot. In die mailcorrespondentie kan echter geen steun worden gevonden voor haar standpunt. Dat een nota zou zijn ingediend bij de bank heeft de ondernemer weersproken. Door de consument is daar niets tegenover gesteld ter onderbouwing van haar standpunt.    Al met al kan redelijkerwijs niet worden geconcludeerd dat de ondernemer toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de consument.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 1.602,– als volgt verrekend. Het depotbedrag wordt uitbetaald aan de ondernemer.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 17 juni 2011.