Commissie: Water
Categorie: Informatieverstrekking
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
101280
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Water (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 29 april 2016 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft vergezeld door zijn echtgenote zijn standpunt ter zitting toegelicht.
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het standpunt ter zitting nader toe te lichten.
De commissie heeft vervolgens bij tussenadvies d.d. 29 april 2016 – aan partijen verzonden op 13 mei 2016 – bepaald dat de ondernemer binnen twee weken na de verzenddatum van het tussenadvies het in dat advies nader gespecificeerde overzicht aan het dossier diende toe te voegen.
De inhoud van het tussenadvies is hieronder ingevoegd.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een vordering van de consument op de ondernemer ter zake van de drinkwaterfactuur d.d. 1 februari 2016 over de periode vanaf januari 2015 tot en met januari 2016, waarbij de door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte voorschottermijnen volgens de consument niet correct en volledig in mindering werden gebracht op de in die periode door de consument gemaakte kosten wegens geleverd drinkwater.
De consument stelt dat de klacht op 30 januari 2016 is ontstaan en hij heeft de klacht op 1 februari 2016 schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In de drinkwaterfactuur over de periode vanaf januari 2015 tot en met januari 2016 wordt vermeld dat het bedrag van de in rekening gebrachte voorschottermijnen in totaal € 128,– zou zijn.
De consument heeft echter berekend dat hij over die periode in totaal een bedrag ad € 143,99 aan voorschotten heeft betaald.
De consument verlangt dat het verschil tussen beide voormelde bedragen, derhalve een bedrag ad
€ 15,99 alsnog met hem wordt verrekend. De consument vermoedt dat deze situatie zich elk jaar heeft voorgedaan, zodat hij een berekening wil ontvangen van alle jaarnota`s sinds 1 augustus 2004, de datum dat hij woonachtig is op het aansluitadres.
Ter zitting is door de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ook na kennisneming van het verweerschrift is de consument er zeker van dat er sprake is van een overlapping van de voorschotten en jaarafrekeningen met als gevolg dat er bedragen ten onrechte door de ondernemer worden geïncasseerd. Dat kan voor wat de consument betreft om geringe bedragen gaan, maar voor de ondernemer gaat het om miljoenen euro`s, die onterecht worden geïnd.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Het systeem van de ondernemer maakt jaarlijks een berekening van het verbruik op basis van de doorgegeven meterstanden. Op de factuur wordt aangegeven wat de meterstand zowel van het vorig jaar als het huidig jaar is geweest en op welke datum dit is doorgegeven. Ook is op de factuur te zien welk bedrag aan voorschotten in rekening is gebracht in dat jaar.
Op basis van het waterverbruik wordt een nieuw voorschotbedrag berekend en per kwartaal in rekening gebracht. De eerste van die vier termijnen wordt direct met de factuur waterverbruik verrekend.
De in rekening gebrachte voorschotfacturen en de facturen waterverbruik zijn correct opgesteld.
De consument heeft volgens de ondernemer dus niet teveel betaald.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag of alle door de consument betaalde voorschottermijnen wel correct en volledig door de ondernemer met de consument werden verrekend.
In dit verband is van belang het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de ten deze toepasselijke algemene voorwaarden levering drinkwater, hetwelk luidt als volgt:
“
2. Indien het bedrijf dit verlangt, is de verbruiker voorschotten verschuldigd op hetgeen hij wegens de levering over het lopende tijdvak van afrekening zal moeten betalen. Het bedrijf bepaalt in redelijkheid de grootte van de voorschotten, de periode waarop zij betrekking hebben, de tijdstippen waarop zij in rekening worden gebracht en het tijdstip waarop de afrekening plaatsvindt. Deze afrekening vindt ten minste éénmaal per jaar plaats, onder verrekening van de voorschotten. Bij verandering van omstandigheden kan de verbruiker wijziging van de grootte van de voorschotten verzoeken.
“
De ondernemer – en dus niet de consument, die een geheel eigen systematiek voorstaat, waarbij kwartaalfacturen door hem worden gesplitst – is derhalve gerechtigd de periode waarop de voorschotten betrekking hebben vast te stellen.
Het systeem van de ondernemer gaat uit van het jaarlijks verbruik, op basis van de data waarop de meterstanden feitelijk werden doorgegeven. Mede blijkens het door de ondernemer overgelegde overzicht “opnameresultaten”, werd op 30 januari 2015 de meterstand 710 m3 doorgegeven en op 28 januari 2016 de meterstand 795 m3. Het verbruik in de periode gelegen tussen de beide genoemde data was dus 85 m3. Dit verbruik werd bij de drinkwaterfactuur over die periode op zich correct aan de consument in rekening gebracht.
Vanzelfsprekend dient de ondernemer wel alle voorschotbetalingen correct en volledig te verrekenen met de uit het waterverbruik gedurende de vastgestelde periode voortvloeiende kosten.
Teneinde iedere redelijke twijfel daarover uit te sluiten, acht de commissie het van belang dat de ondernemer binnen na te melden termijn een overzicht aan het dossier zal toevoegen, waarbij door de ondernemer over de periode vanaf februari 2011 tot en met januari 2016 wordt gespecificeerd:
– het waterverbruik van de consument over die jaren;
– de verbruikskosten;
– de in rekening gebrachte en door de consument betaalde voorschottermijnen.
alles teneinde ook voor de consument voldoende begrijpelijk en inzichtelijk te maken dat en hoe de voorschotbedragen met de jaarafrekeningen zijn verrekend.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer dient binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies het hierboven bedoelde gespecificeerde overzicht aan het dossier toe te voegen.
De consument krijgt vervolgens de gelegenheid om hierop desgewenst binnen twee weken nog nader te reageren.
De commissie zal aan de hand van deze nadere informatie beslissen om uitspraak te doen, dan wel bepalen dat een voortzetting van de behandeling gewenst is.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water op 29 april 2016.
Bij brief d.d. 25 mei 2016, met bijlagen, heeft de ondernemer zijn schriftelijke reactie aan het dossier toegevoegd.
De consument heeft daarop nog schriftelijk gereageerd, welke reactie op 10 juni 2016 bij de commissie is binnengekomen.
De commissie ziet geen aanleiding om een voortzetting van de mondelinge behandeling te bepalen en zal mede gelet op voormelde door de commissie nader ingewonnen informatie thans uitspraak doen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Bij voormeld tussenadvies heeft de commissie overwogen – kort weergegeven – dat de ondernemer op grond van de ten deze toepasselijke algemene voorwaarden gerechtigd is om in redelijkheid de grootte van de voorschotten, de periode waarop de voorschotten betrekking hebben, de tijdstippen waarop zij in rekening worden gebracht en het tijdstip waarop de afrekening plaatsvindt te bepalen.
Met het hiervoor omschreven uitgangspunt voor ogen, heeft de commissie daaraan toegevoegd dat de ondernemer vanzelfsprekend alle door de consument aan de ondernemer betaalde voorschotten correct en volledig met de consument dient te verrekenen.
Teneinde iedere redelijke twijfel daarover uit te sluiten, heeft de commissie bij voormeld tussenadvies bepaald dat de ondernemer alsnog een aantal stukken aan het dossier diende toe te voegen.
Uit het dossier is de commissie gebleken dat de ondernemer een systeem hanteert, waarbij vier kwartaalvoorschotten aan de consument in rekening worden gebracht. Bij een zogenoemde drinkwaterfactuur wordt vervolgens het waterverbruik met de consument afgerekend over een periode van telkens ongeveer een jaar, zoals dat verbruik blijkt uit twee elkaar opeenvolgende data, waarop de meterstanden feitelijk werden opgenomen. Bij voormelde drinkwaterfactuur wordt tevens het nieuwe kwartaalvoorschotbedrag door de ondernemer vastgesteld en aan de consument in rekening gebracht.
Als voorbeeld verwijst de commissie naar de drinkwaterfactuur [nummer factuur 1] d.d. 9 maart 2012.
Het door de consument verschuldigde bedrag over de periode tussen de twee opnamedata van de meterstanden op 9 februari 2011 en 29 februari 2012 was € 238,42. De consument betaalde vier voorschotfacturen ad € 59,–, derhalve € 236,–, zodat het saldo van de factuur waterverbruik uitkwam op € 2,42. De hoogte van de nieuwe voorschotfactuur werd vastgesteld op € 57,–. De consument was om die reden nog verschuldigd € 59,42.
Bij drinkwaterfactuur [nummer factuur 2] d.d. 15 februari 2013 werd het waterverbruik over de volgende periode vastgesteld en correct de vier door de consument betaalde voorschotfacturen ad € 57,– met de consument verrekend.
Uit de door de ondernemer verstrekte informatie blijkt voorts dat de consument vanaf het jaar 2012 een machtiging automatische incasso verleende voor de door hem aan de ondernemer verschuldigde bedragen, met als gevolg dat er geen kwartaalvoorschotnota`s meer per post door de ondernemer aan de consument werden toegezonden. Er vond eenmaal per jaar een afrekening plaats waarvan de consument een afschrift per post ontving.
De verwarring bij de consument is kennelijk pas in een later stadium ontstaan. In het vragenformulier ten behoeve van de commissie vermeldt de consument dat zijn klacht op 30 januari 2016 is ontstaan, terwijl hij in zijn schriftelijke reactie, binnengekomen bij de commissie op 10 juni 2016, als startpunt begint met de hem per post toegezonden factuur d.d. 18 februari 2011.
De verwarring bij de consument is op zich niet onbegrijpelijk omdat de consument de periodeomschrijving van de voorschotfacturen letterlijk heeft opgevat, terwijl hij de hiervoor uiteengezette systematiek kennelijk niet goed kende of begreep.
De ondernemer is – naar het oordeel van de commissie – op het moment dat de consument zijn klacht voor het eerst uitte, tekortgeschoten in het meteen geven van een deugdelijke en volledige toelichting met betrekking tot de door de ondernemer gevolgde werkwijze, zoals hiervoor uiteengezet.
Dit laatste doet echter niets af aan het feit dat – mede op grond van de door de ondernemer overgelegde stukken – blijkt dat alle door de consument betaalde voorschotten correct en volledig door de ondernemer met de consument werden verrekend, zodat de consument gelet op zijn waterverbruik geen bedrag onverschuldigd aan de ondernemer heeft betaald.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water op 4 juli 2016.