
Commissie: Kinderopvang
Categorie: ontzegging toegang / Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
231278/233322
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak gaat over een geschil of de zoon van de consument definitief de toegang tot de opvang ontzegd had mogen worden. In het afgelopen half jaar hebben zich meerdere ernstige incidenten voorgedaan waarbij de zoon van consument betrokken was. Naar het oordeel van de commissie had de ondernemer de acute situatie die ertoe heeft geleid dat de toegang tot de opvang is ontzegd, kunnen worden voorkomen. Nadat in februari 2023 een aantal incidenten met de ouders is besproken, is geen plan van aanpak opgesteld. Dit had wel moeten gebeuren. In het plan van aanpak hadden de te nemen stappen moeten worden beschreven om de opvang door de ondernemer te kunnen continueren of om toe te werken naar opvang in andere vorm. De commissie is van oordeel dat ondernemer, als professionele contractspartij, hier het initiatief in had moeten nemen en samen met consument dit plan van aanpak had moeten uitvoeren. Voortgangsgesprekken zijn daarbij noodzakelijk. Bovendien had de consument (beter) moeten worden geïnformeerd over de voorwaarden voor mogelijke schorsing en beëindiging van de opvangovereenkomst. Door het ontbreken hiervan is de ondernemer naar het oordeel van de commissie tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst van opvang. Als wel de benodigde stappen waren doorlopen dan was de consument niet ineens geconfronteerd met een schorsing en kort daarna met de definitieve beëindiging van de opvang door de ondernemer. Dit is de ondernemer te verwijten.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de schorsing van de zoon van consument door de ondernemer en de kort daaropvolgende definitieve ontzegging van de toegang tot de kinderopvang.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft de klacht op 15 september 2023 ingediend bij de commissie. Op dat moment maakten de consument en haar (ex)partner ongeveer twee jaar gebruik van de opvang door de ondernemer voor hun zoon, [naam kind]. Ongeveer 2,5 week voor indiening van de klacht heeft de ondernemer [naam kind] voor de duur van twee weken geschorst omdat hij volgens de ondernemer een gevaar was voor de groep.
Vervolgens hebben de ouders van [naam kind] op de zaterdag voor indiening van de klacht bij de commissie bericht ontvangen van de ondernemer dat [naam kind] ook na de schorsing geen gebruik meer mocht maken van de opvang door de ondernemer. De overeenkomst van de consument met de ondernemer is door de ondernemer per direct (15 september 2023) beëindigd.
Volgens de ouders zijn zij hierdoor in acute problemen gekomen wat betreft de opvang van [naam kind]. De vader van [naam kind] is ondernemer en de consument is onlangs, na een jaar wegens een burn-out arbeidsongeschikt te zijn geweest, gestart met een nieuwe baan. De ouders van [naam kind] kunnen hun inkomen niet missen. Daarnaast is vervangende opvang veel duurder. De ouders van [naam kind] kunnen de kosten daarvan (eigenlijk) niet dragen. De ouders van [naam kind] zijn op zoek naar andere kinderopvang, maar totdat zij die hebben gevonden, verzoeken ze de ondernemer [naam kind] weer toe te laten tot de opvang.
Tijdens de zitting heeft de consument verklaard dat er inmiddels vervangende kinderopvang voor [naam kind] is gevonden bij een gastouder en dat het niet meer de bedoeling is dat [naam kind] teruggaat naar de ondernemer. Volgens de ouders waren zij voordat de ondernemer de opvang van [naam kind] beëindigde al op zoek naar vervangende kinderopvang bij gastouderbureaus maar was daar nog geen plek. Ze hadden nog slechts een paar weken opvang door de ondernemer nodig, maar de ondernemer wilde daar niet aan tegemoetkomen.
Volgens de ouders van [naam kind] is [naam kind] geen gevaar voor zijn omgeving. [Naam kind] heeft wel moeite met het verwerken van prikkels en drukte en daardoor is het voor [naam kind] beter als hij in een kleinere groep verblijft dan bij de ondernemer mogelijk is. Voortzetting van de kinderopvang door de ondernemer voor enkele weken had volgens de ouders geen probleem moeten zijn.
Volgens de ouders zijn in februari 2023 in een gesprek met de ondernemer een aantal incidenten (zoals een kopstoot die [naam kind] aan een ander kind gaf en een vuistslag door [naam kind] in het gezicht van een ander kind) met de ouders besproken, maar is nooit gesproken over mogelijke schorsing van [naam kind] of beëindiging van de opvang door de ondernemer als gevolg van deze incidenten. Tot eind augustus 2023 is er volgens de ouders ook niets noemenswaardigs meer voorgevallen bij de opvang. Eind augustus 2023 zijn de ouders door de ondernemer gebeld met de mededeling dat [naam kind] zijn handen om de nek van een kind had gelegd, maar is aan hen medegedeeld dat ze [naam kind] niet direct hoefden op te halen. Eerst enkele dagen later hebben de ouders de aanzegging ontvangen dat [naam kind] twee weken werd geschorst en kort daarna dat [naam kind] definitief niet mocht terugkomen op de kinderopvang.
De ouders hebben aangevoerd dat zij, doordat de ondernemer de kinderopvang per direct heeft beëindigd, inkomen zijn misgelopen en voor duurdere vervangende opvang hebben moeten kiezen. Daarnaast hebben de ouders, omdat [naam kind] volgens de ondernemer afwijkend gedrag vertoont, [naam kind] door verschillende deskundigen laten onderzoeken en hebben zij daarvoor kosten moeten maken. Volgens de ouders blijkt uit de onderzoeken dat [naam kind] een normale peuter is, die zich normaal ontwikkelt en hebben ze de kosten voor de onderzoeken voor niets moeten maken. De ouders zijn van mening dat de ondernemer de misgelopen inkomsten en voornoemde kosten moet vergoeden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Volgens de ondernemer is er sinds het begin van de opvang van [naam kind] sprake van incidenten die niet passen bij een normale ontwikkeling van een kind van de leeftijd van [naam kind]. Verschillende kinderen uit de groep van [naam kind] hebben verklaard niet meer naar de opvang te willen omdat [naam kind] hen pijn doet. Er is een pedagogisch coach ingeschakeld wiens adviezen door de medewerkers van de kinderopvang zoveel mogelijk zijn opgevolgd maar die niet goed uitvoerbaar zijn in een groep van 14 kinderen. De consument is daarom medegedeeld dat de ondernemer aan [naam kind] niet de zorg en aandacht kan geven die [naam kind] nodig heeft.
Sinds een half jaar doet [naam kind] volgens de ondernemer ook zorgwekkende uitspraken, zoals dat hij een leidster die hem corrigeert vertelt dat hij haar dood zal maken en dat hij aan ouders van andere kinderen vertelt dat hij dieren gaat doodmaken door bijvoorbeeld de kop van een spin af te trekken. Volgens de ondernemer kan de veiligheid van andere kinderen niet meer worden gegarandeerd als [naam kind] in de groep aanwezig is en wordt [naam kind] daarom niet meer toegelaten tot de kinderopvang van de ondernemer.
Volgens de ondernemer is er ook tijdens het laatste half jaar van de opvang sprake geweest van ongewenst gedrag en is dit in de overdrachten bij het ophalen van [naam kind] aan de consument verteld.
Volgens de ondernemer is er geen sprake geweest van gesprekken waarvan de inhoud op papier is vastgelegd. Ook is niet aangekondigd dat [naam kind] mogelijk geschorst kon worden. Dat die mogelijkheid bestaat is volgens de ondernemer terug te vinden in de algemene voorwaarden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat het geschil niet meer gaat over voortzetting van de kinderopvangovereenkomst door de ondernemer nu de consument geen voortzetting van de overeenkomst meer wenst.
De klacht, die beoordeeld moet worden, is of de ondernemer [naam kind] vanaf 15 september 2023 definitief de toegang tot de opvang had mogen ontzeggen.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer de acute situatie, die ertoe heeft geleid dat [naam kind] definitief de toegang tot de opvang is ontzegd, had kunnen voorkomen. De commissie constateert dat er, nadat in februari 2023 een aantal incidenten met de ouders is besproken, geen plan van aanpak is opgesteld, hetgeen naar het oordeel van de commissie wel op de weg van de ondernemer had gelegen. In een dergelijk plan had moeten worden vastgelegd welke stappen er moesten worden genomen om de opvang door de ondernemer op langere termijn te kunnen continueren of om toe te werken naar opvang in andere vorm, bijvoorbeeld door een gastouder. De commissie is van oordeel dat ondernemer, als professionele contractspartij, het initiatief daartoe had behoren te nemen en samen met de ouders uitvoering had behoren te geven aan dit plan van aanpak. Hiervoor was regelmatig (bijvoorbeeld maandelijks) overleg met de ouders in de vorm van voortgangsgesprekken noodzakelijk. Ook hadden de ouders naar het oordeel van de commissie als onderdeel van het plan van aanpak (beter) moeten worden geïnformeerd over de voorwaarden voor mogelijke schorsing en beëindiging van de opvangovereenkomst. Door het ontbreken van voornoemd plan en het slechts in overdrachtsgesprekken bij het ophalen van [naam kind] mondeling kenbaar maken van wat er die dag was voorgevallen zonder daarvan schriftelijk verslag te leggen, is de ondernemer naar het oordeel van de commissie tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van kinderopvang.
De commissie is van oordeel dat indien er wel sprake was geweest van een plan van aanpak, zoals hiervoor omschreven, en de verschillende stappen samen met de ouders waren doorlopen, de ouders eind augustus 2023 (mogelijk) niet ineens met een schorsing en kort daarna met de definitieve beëindiging van de opvang door de ondernemer zouden zijn geconfronteerd. Zoals gezegd treft de ondernemer hiervan een verwijt.
Op grond van vorenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Wat betreft de vordering tot betaling van schadevergoeding concludeert de commissie dat de omvang van de schade niet is onderbouwd. Er is slechts gesteld dat er schade in de vorm van misgelopen inkomsten, meerkosten van andere opvang en zorgkosten is geleden, maar er zijn geen bedragen, onderbouwd door specificaties, opgevoerd. De commissie zal de vordering tot toekenning van schadevergoeding dan ook afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– wijst de vordering tot toekenning van schadevergoeding af;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat betaling van het klachtengeld binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 13 oktober 2023.