Commissie: Voertuigverhuur
Categorie: Uitvoering huurvoertuig
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118386
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit volgens de consument voort uit een op 6 januari 2018 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verhuren van een Caravan merk Burstner type Premio Life 480 tegen de prijs van € 1.375,–.
De consument heeft een bedrag van € 1.375,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Verzocht werd en overeengekomen werd de huur van deze caravan met een draagas van 1200 kg nu dit het maximum is wat mijn auto mocht trekken. Mij is dit bevestigd door de ondernemer. Op basis daarvan heb ik de overeenkomst getekend. In de maand mei ontdekte ik dat de caravan die ik had uitgezocht was uitgerust met een as van 1360 kg. Dat was niet de afspraak. Mijn verzekeringsmaatschappij deelde mij mede dat ik mij moest houden aan de wet. De RDW adviseerde mij niet met deze caravan op pad te gaan. Ik heb aangegeven bij de ondernemer niet met deze caravan te willen rijden.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is bij ons gekomen om een caravan te huren die passend is bij zijn auto die Max 1200 kg kan trekken. Wij zouden een nieuwe caravan krijgen van dit type. Deze is besteld met een zwaardere as. De consument kan gewoon laden tot 1200 kg. Dat is geen probleem. Ik ben er van uit gegaan dat de huur gewoon door kon gaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer is de afspraak met de consument, namelijk verhuur van een caravan met een maximum (laad) gewicht van 1200 kg in verband met de auto van de consument net nagekomen. De ondernemer wist van het belang van de consument, namelijk de verzekeringsdekking van de combinatie. In geval van een ongeval zou daardoor – een caravan met zwaardere belastbaarheid – de consument in een slechtere bewijspositie ten opzichte van zijn verzekering kunnen komen. En dit kan niet van de consument worden gevergd. Aldus klaagt de consument terecht en kan hij niet aan de huurovereenkomst worden gehouden en kan van geen betaling worden verlangd nu de ondernemer hem niet het overeen gekomene kan leveren. Hij behoeft de huursom niet te betalen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verstaat dat de consument de huursom niet aan ondernemer behoeft te voldoen.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 1.375,– als volgt verrekend.
Het depotbedrag wordt aan de consument overgemaakt.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigenverhuur, bestaande uit
mr J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate en A. Vis, leden, op 31 oktober 2018.