Ondernemer moet consument termijn bieden om onbetaalde facturen alsnog te betalen

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzeggen overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 24371/27397

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument is het niet eens met de opzegging wegens het te laat betalen van facturen en is het ook niet eens met de door de ondernemer gevoerde communicatie in een telefoongesprek. De consument vindt dat de ondernemer intimiderend te werk gaat. De ondernemer wil de opvangovereenkomst opzeggen vanwege de telkens te late betalingen. Dit heeft de ondernemer in een telefoongesprek aangegeven, welke uit de hand is gelopen. De ondernemer vindt dat zij door de consument onheus bejegend is. De commissie stelt dat de ondernemer de overeenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen, omdat er niet volgens de algemene voorwaarden is gehandeld. De consument is namelijk niet schriftelijk in de gelegenheid gesteld om alsnog binnen 14 dagen te betalen. Daarnaast is de commissie van oordeel dat beide partijen een verwijt kan worden gemaakt van het slechte verloop van het gesprek. Maar, de ondernemer is niet intimiderend te werk gegaan.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de door de ondernemer gedane opzegging van de opvangovereenkomst wegens te late betaling van de consument en de door de ondernemer gevoerde communicatie.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Met ingang van 23 september 2019 maakt de consument gebruik van dagopvang bij de ondernemer voor haar zoon gedurende 3 dagen per week. Op 15 januari 2020 heeft de ondernemer de consument gebeld. De consument vond de toon intimiderend en niet volgens de eigen procedures. De ondernemer heeft de opvang voor de zoon van de consument, tegen de eigen procedures en algemene voorwaarden in, stopgezet per 16 februari 2020.

De ondernemer gaat intimiderend te werk en verwacht eenrichtingsverkeer als het om communicatie en regels volgen gaat.

De consument stelt als oplossing van het geschil voor dat de ondernemer haar eigen regels leert kennen en op communicatiecursus gaat zodat ze niet hoeft te dreigen en intimideren en acties hoeft uit te voeren die tegen haar eigen regels ingaan.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De consument betaalde steevast haar facturen na de 20ste van de maand, hoewel in de plaatsingsovereenkomsten is vermeld dat er aan het begin van de maand betaald moet worden.

Tijdens het bedoelde telefoongesprek heeft de ondernemer bevestigd wat de consument daarvoor zelf al had aangegeven, namelijk dat de ondernemer de opvang zou opzeggen. Het gesprek was inmiddels dusdanig verhit geworden dat de ondernemer maar heeft opgehangen. De ondernemer is in 23 jaar kinderopvang nog nooit dusdanig bejegend door een klant.

De ondernemer heeft de opzegging formeel bevestigd en de consument daarna uitgenodigd om te kijken of de relatie, in het belang van het kind, hersteld kon worden. Ook dat gesprek was onaangenaam. De ondernemer heeft aangegeven dat de consument vóór de eerste van de maand diende te betalen. Dit zou de consument gaan doen. Direct daarna stelde de consument de vraag wat er zou gebeuren als de betaling een keer te laat zou komen. Er was echter juist overeengekomen dat de consument voortaan wel op tijd zou betalen en dat haar kind op de opvang kon blijven. De consument is boos uit het overleg weggelopen.

De ondernemer gaat niet nogmaals een schikkingspoging doen en hoopt dat de consument snel bij een andere opvang een plekje vindt en de overeenkomst, met inachtneming van de opzegtermijn conform de algemene voorwaarden van de ondernemer, opzegt.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de stukken stelt de commissie vast dat de ondernemer de overeenkomst wenst op te zeggen wegens de telkens te late maandelijkse betaling. In de algemene voorwaarden van de ondernemer is voorzien in de situatie dat een cliënt de kosten van kinderopvang niet of te laat betaalt. Op grond van artikel 13, 4e lid, van deze voorwaarden kan de ondernemer na het verstrijken van de betalingsdatum een schriftelijke herinnering sturen waarin hij de consument in de gelegenheid stelt om binnen 14 dagen te betalen en de consument waarschuwt dat de opvangovereenkomst bij een betalingsachterstand van twee maanden kan worden beëindigd, waarbij de betalingsherinnering minimaal 14 dagen voor deze beëindiging dient te worden verzonden. De ondernemer kan bij verzending van deze schriftelijke aanmaning aanspraak maken op € 10,– administratiekosten en wettelijke rente over de factuur.

Zolang de consument de betalingsachterstand niet verder dan een maand laat oplopen, kan de ondernemer dus alleen schriftelijke herinneringen sturen en wijzen op de opzegmogelijkheid. De ondernemer zou de overeenkomst daarnaast alleen kunnen opzeggen indien hij aantoont dat voortzetting van de overeenkomst redelijkerwijs niet aanvaardbaar zou zijn, zoals genoemd is in artikel 7, 4e lid, van de algemene voorwaarden van de ondernemer.

In dit geval heeft de ondernemer niet gehandeld overeenkomstig zijn eigen algemene voorwaarden.
Hij heeft de consument niet schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen te betalen en niet aangekondigd dat de opvangovereenkomst bij een betalingsachterstand van twee maanden zou worden beëindigd. Naar het oordeel van de commissie komt de ondernemer daarom niet het recht toe de overeenkomst rechtsgeldig te beëindigen. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard.

Uit hoofde van de opvangovereenkomst rusten echter ook verplichtingen op de consument. Op grond van artikel 3 lid 2 van de algemene voorwaarden van de ondernemer dient zij de kosten middels een automatische incasso per maand vooruit te betalen en bij de weigering van een incasso per omgaande zelf voor betaling zorg te dragen. De consument was dus niet bevoegd om de incasso stop te zetten, zoals zij in het bewuste telefoongesprek van 15 januari 2020 heeft aangekondigd.

Ten aanzien van het overige deel van de klacht overweegt de commissie het volgende. Naar het oordeel van de commissie kan beide partijen een verwijt gemaakt worden van het – eufemistisch uitgedrukt – zeer onbevredigend verloop van het gesprek. Dit laat onverlet dat in het algemeen de ondernemer, als professionele wederpartij, de grootste verantwoordelijkheid draagt voor het goede verloop daarvan. Voor zover de consument erover klaagt dat de ondernemer intimiderend te werk is gegaan, is de klacht evenwel ongegrond.

Terzijde merkt de commissie op dat de ondernemer op grond artikel 10 van de algemene voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang gerechtigd is de overeenkomst met onmiddellijke ingang schriftelijk te beëindigen bij een betalingsachterstand van één maand. De ondernemer hanteert echter eigen voorwaarden en niet is gebleken dat de branchevoorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht deels gegrond is. Om die reden zal de commissie tevens bepalen dat de ondernemer, conform artikel 19 van het reglement, het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de consument gegrond voor zover het gaat om de gevolgde procedure bij de betalingsachterstand;

– verklaart de klacht van de consument ongegrond voor zover het gaat om de vermeende intimidatie;

– stelt vast dat de ondernemer de opvangovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd;

– bepaalt dat de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld van € 25,– aan de consument dient te vergoeden;

– wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA en mevrouw mr. E.E. Aberson, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 28 mei 2020.