
Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Kwaliteit vervoer
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPV01-0022
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Dit betreft de vraag of aanleiding bestaat tot terugbetaling van een deel van de aanschafprijs van een OV-jaarkaart wegens regelmatige vertraging, gebrek aan zitplaatsen in de eerste klasse, waaraan wordt toegevoegd een klacht over de wijze van klachtenafhandeling door de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak. De consument klaagt erover dat zij ƒ 700,– per maand moet betalen voor een OV-kaart eerste klasse en waarbij zij moet constateren dat zij in de drie weken voorafgaande aan 4 november 2000 niet één keer op tijd op het werk of thuis is gekomen als gevolg van uitgevallen treinen en vertragingen. Verder klaagt zij erover dat de treinen bomvol zitten en zij soms niet in staat is van eerste klasse zitplaatsen gebruik te maken, waarbij zij zich in het bijzonder stoort aan het gedrag van conducteurs erop neerkomende dat zij veel te vaak niet controleren. Daardoor zitten mensen met tweede klasse kaartjes op eerste klasse zitplaatsen met alle gevolgen van dien. De consument verlangt terugbetaling van een gedeelte van het abonnementsgeld over de maanden november en december, te weten een bedrag van in totaal ƒ 500,–. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak. De ondernemer geeft een verklaring voor de vertragingen en het gebrek aan zitplaatsen en beroept zich op uitsluiting van de aansprakelijkheid terzake van vertraging op grond van het bepaalde in artikel 8.108 van het Burgerlijk Wetboek. Verder wijst de ondernemer erop dat kennelijk de consument door vanaf een bepaald station te vertrekken zelf meestal wel een zitplaats heeft. De ondernemer erkent dat afhandeling van de klacht onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden zodat ze bereid is zonder meer het klachtengeld aan de consument te vergoeden. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Met de ondernemer is de commissie van oordeel dat de uitsluiting van de aansprakelijkheid op grond van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek ook in het onderhavige geval geldt. Anders dan door de consument betoogd, dient het ervoor te worden gehouden dat wanneer de contractuele prijs is betaald en men klaagt over een mindere kwaliteit, dit nog immer een vergoeding van schade is als gevolg van vertraging. Derhalve is in dat opzicht het verweer van de ondernemer gegrond. De commissie acht evenwel gegrond de klacht van de consument terzake van het gebrek aan controle en als gevolg daarvan onvoldoende beschikbaar zijn voor haar en andere reizigers van eerste klasse zitplaatsen. Onvoldoende gemotiveerd weersproken is van de kant van de consument onder meer aangegeven dat het met regelmaat gebeurt dat zij bij het uitstappen van de trein verneemt van reizigers uit dezelfde coupes dat ze toch weer mooi eerste klasse hebben kunnen reizen op een tweede klasse kaartje en dat men dat vaker deed opdat er bij drukte toch niet werd gecontroleerd. De commissie stelt voorop dat wanneer men een eerste klasse vervoersbewijs heeft, dit niet zonder meer impliceert dat men aanspraak heeft op een zitplaats in de eerste klasse. Anderzijds evenwel mag van de ondernemer worden verwacht dat zij het hare doet om ervoor te zorgen dat de beperkte hoeveelheid eerste klasse zitplaatsen ook daadwerkelijk ter beschikking stelt van haar reizigers in die klasse, waartoe noodzakelijk is dat regelmatig controle wordt gehouden op plaatsbewijzen en met name ook of men wel in de juiste klasse zitplaats heeft genomen. Uit hetgeen van de kant van de consument is gesteld blijkt dat in een aanzienlijk aantal gevallen en in structurele mate door conducteurs wordt afgezien van controle met alle gevolgen van dien voor zitplaatsen als die van de consument. In dat opzicht is de commissie van oordeel dat de ondernemer en de bij haar werkzaam zijnde conducteur in hun redelijkerwijs te verwachten dienstverlening tekort schiet, hetgeen aanleiding vormt voor een schadevergoeding tot een bedrag van ƒ 100,– per maand voor de door de consument genoemde maanden. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van ƒ 200,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag. Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer op 6 november 2001.