Ondernemer moet met terugwerkende kracht compensatievergoeding betalen voor accupakket met brandgevaar van elektrische auto

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 186588/187743

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument heeft in 2020 een elektrische auto (van het merk en type Opel Ampera) gekocht waarvan het accupakket moet worden vervangen wegens brandgevaar. Omdat de batterij niet volledig mag worden opgeladen en niet binnen mag worden geparkeerd of in de buurt van een gevel, heeft de consument extra kosten. Om die reden heeft de importeur een compensatievergoeding van € 10,- per dag in het leven geroepen die vanaf september 2021 geldt. De consument verzocht de ondernemer om compensatie, maar hem werd telkens verteld dat deze zou worden uitbetaald nadat het nieuwe accupakket is geplaatst. Toen de consument op diverse fora las dat bij andere merkdealers maandelijks compensatie werd uitgekeerd en dus niet sprake was van één uitkering achteraf, meldde hij zich weer bij de ondernemer. Kort daarna ontving de consument een uitkering vanaf april 2022. Consument heeft de ondernemer verzocht om de compensatie vanaf september 2021 uit te betalen. De ondernemer ziet geen aanleiding voor het betalen van de vergoeding met terugwerkende kracht omdat volgens de ondernemer sprake is van een onverplichte coulanceregeling van de importeur. De Commissie oordeelt dat sprake is van een gebrek waardoor de auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt en niet de eigenschappen bezit die consument op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De aangekondigde en doorgevoerde beperkende maatregelen (dat de auto niet volledig mag worden opgeladen en niet binnen of in de buurt van een gevel mag worden geparkeerd) zorgen voor een ontneming van de gebruiksmogelijkheden hetgeen als een vorm van vermogensschade moet worden aangemerkt. Een daggeldvergoeding van € 10,- is in dat geval niet buitensporig en redelijk. Nu de consument van meet af aan heeft geklaagd en noch de importeur noch de ondernemer daarop aanvankelijk hebben gereageerd en evenmin is gebleken dat de ondernemer de door de importeur in het leven geroepen regeling – tijdig – aan haar klanten heeft gecommuniceerd, is het standpunt dat de consument eerst vanaf april 2022 in aanmerking komt voor een vergoeding van de schade die al veel eerder is ingetreden en voortduurt, onacceptabel. De Commissie oordeelt dan ook dat de ondernemer de daggeldvergoeding met terugwerkende kracht aan consument verschuldigd is. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 29 juni 2020 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe Opel Ampera-e, tegen een door de consument te betalen prijs van € 34.150,–. De overeenkomst is op 29 juni 2020 uitgevoerd. De consument heeft de klacht op 26 juli 2022 voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft in 2020 de auto gekocht waarvan het accupakket moet worden vervangen wegens brandgevaar. Omdat de batterij niet volledig mag worden opgeladen en niet binnen mag worden geparkeerd, heeft de consument extra kosten.

Om die reden heeft de importeur een compensatievergoeding van € 10,– per dag in het leven geroepen die vanaf 1 september 2021 geldt. De consument raakte bekend met deze regeling door een publicatie van de ANWB en via gebruikersgroepen. Hij is nooit door Opel of de ondernemer over deze regeling geïnformeerd. Ook heeft de consument bij de ondernemer de tekst van deze regeling bij herhaling opgevraagd, maar deze nooit ontvangen. Ook vroeg de consument daarbij om compensatie, maar hem werd telkens verteld dat deze zou worden uitbetaald nadat het nieuwe accupakket is geplaatst. Toen de consument op diverse fora las dat bij andere merkdealers maandelijks compensatie werd uitgekeerd en dus niet sprake was van één uitkering achteraf, meldde hij zich weer bij de ondernemer, die aangaf dat hij zijn bankgegevens moest aanleveren. Kort daarna ontving de consument een uitkering vanaf april 2022. Hierna diende de consument
bij de ondernemer een verzoek in om de compensatie vanaf 1 september 2021 uit te betalen. Hierna kreeg de consument van de ondernemer te horen dat het daarvoor te laat was. De klantenservice van de importeur gaf aan dat het verzoek eerder bij haar door de ondernemer had moeten worden ingediend. De ondernemer heeft nooit gevraagd om bewijs van de schade van de consument. Het ontbreken van bewijs was ook geen belemmering om de consument vanaf april 2022 wel een vergoeding toe te kennen. De consument, die al vanaf september 2021, een verzoek bij de ondernemer had ingediend en telkens de bevestiging kreeg dat hij het volledige bedrag uitbetaald zou krijgen, kan zich daarmee niet verenigen. Hij is nooit over de compensatieregeling geïnformeerd en kon er dus op geen andere manier aanspraak op maken. Hij verlangt dat de ondernemer alsnog een vergoeding uitkeert over de periode van 1 september
2021 tot en met maart 2022, in totaal 212 dagen. Hiervan is de consument 63 dagen in het buitenland geweest. Dit bedrag, € 630,– dient van het bedrag van € 2120,– te worden afgetrokken, zodat een bedrag van € 1.490,– resteert.

Ter zitting heeft de consument verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd. De consument werd door de importeur naar de ondernemer verwezen en die verwees hem weer naar de
importeur. De consument heeft zeer aanzienlijke extra parkeerkosten moeten maken omdat hij de auto niet meer in zijn carport mocht parkeren. In zijn straat geldt een uurtarief van € 3,50 per uur. Later heeft hij een deel van zijn tuin afgebroken om de auto aldaar te kunnen parkeren. De accu is in december 2022 vervangen. Alles is nu in orde.

Naar aanleiding van een brief van de importeur heeft de ondernemer een ingreep gedaan om de laadmogelijkheid te beperken. Ook toen hoorde hij niets over de compensatieregeling van de ondernemer. Daarvan raakte hij op de hoogte door een publicatie van de ANWB.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De regeling waarop de consument aanspraak wil maken is door de importeur geheel onverplicht, als coulanceregeling in het leven geroepen om de bezitters van de betreffende auto tegemoet te komen bij eventuele ongemakken die zij ondervinden omdat het bestaande accupakket van hun auto moet worden vervangen. Daartoe ontvangen zij per dag een bedrag van € 10,–. De ondernemer heeft in april 2022 de vergoeding voor de consument aangevraagd en deze is vanaf april 2022 toegekend. De importeur was toen niet bereid om de vergoeding met terugwerkende kracht toe te kennen. Om die reden wees de ondernemer het verzoek van de consument af. De ondernemer betwist enige vergoeding aan de consument te zijn verschuldigd en als dat wel het geval is dat dit dan een bedrag van € 10,– moet zijn. De consument heeft niet aangetoond dat sprake is van non-conformiteit waardoor hij schade van € 10,– per dag lijdt.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.

De ondernemer weet niet waarom over de coulanceregeling niet met de klanten is gecommuniceerd. De ondernemer weet alleen dat hij de consument heeft benaderd over de recall. Het is de ondernemer niet bekend of de importeur de regeling heeft gecommuniceerd aan de bezitters van een dergelijke auto. Alvorens over een schikking kan worden gesproken dient er overleg plaats te vinden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

In het onderhavige geschil klaagt de consument over de gevolgen van een onvoldoende veilig accupakket van de door hem in 2020 bij de ondernemer gekochte volledig elektrische auto. De importeur heeft de consument tot tweemaal toe benaderd met de aankondiging van een terugroep actie, zowel in februari 2021 als in september 2021. De consument heeft meerdere malen bij de ondernemer geïnformeerd naar het bestaan van de compensatieregeling en daarbij van de ondernemer vernomen dat deze vergoeding ineens na het vervangen van het accupakket zou worden uitgekeerd. Later werd dat bijgesteld. De importeur reageerde niet op de berichten van de consument waarop de consument zich tot de verkoper wendde met het verzoek het nodige te doen om hem te compenseren voor de verminderde gebruiksmogelijkheden van de auto en de daardoor geleden schade. Uit de stukken blijkt dat de ondernemer het verzoek van de consument om met terugwerkende kracht, vanaf september 2021 te worden gecompenseerd, heeft doorgeleid naar de importeur, die daarop in zoverre afwijzend heeft beslist dat de consument eerst vanaf april 2022 aanspraak kan maken op de daggeldvergoeding.

De commissie stelt voorop dat zij ingevolge het bepaalde in artikel 3 van haar reglement tot taak heeft geschillen tussen de consument en de ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer geleverde en te leveren diensten.

Naar het oordeel van de commissie vloeit de onderhavige klacht voort uit de indertijd tussen partijen gesloten koopovereenkomst, zodat zij bevoegd is het onderhavige geschil te behandelen.
De consument beroept zich blijkens de stukken op het bepaalde in artikel 7: 17 BW. Hij stelt dat sprake is
van een gebrek waardoor de auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt en niet de eigenschappen
bezit die hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Een en ander wordt door de
ondernemer niet betwist.

Heeft de consument schade geleden die voor vergoeding in aanmerking komt en kan hij vergoeding van deze schade van de ondernemer verlangen.

De commissie antwoordt beide vragen bevestigend.

De vanaf 18 februari 2021 aangekondigde en doorgevoerde beperkende maatregelen zorgen voor een ontneming van gebruiksmogelijkheden hetgeen als een vorm van vermogensschade moet worden aangemerkt. De commissie wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2005, (“Dakar”). De commissie acht het in een geval als het onderhavige, evenals de regeling die de importeur hanteert, voor de hand te liggen dat de schade in een geval als het onderhavige in een zekere mate in abstracto wordt berekend en dat aldus wordt geabstraheerd van de persoonlijke omstandigheden van de consument. Een methode die ook bij de berekening van zaakschade van voertuigen gangbaar en algemeen geaccepteerd is. Een daggeldvergoeding ter grootte van € 10,– is dan ook niet buitensporig en redelijk en zet tevens enige druk op de ondernemer om tot een spoedig herstel te komen. Nu de consument van meet af aan heeft geklaagd en noch de importeur noch de ondernemer daarop aanvankelijk hebben gereageerd en evenmin is gebleken dat de ondernemer de door de importeur in het leven geroepen regeling – tijdig – aan haar klanten heeft gecommuniceerd is het standpunt dat de consument eerst vanaf april 2022 in aanmerking komt voor een vergoeding van de schade die al veel eerder is ingetreden en
voortduurt, onacceptabel.

De commissie zal de ondernemer dan ook, zoals door de consument is verzocht, veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 1.490,–.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.

Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing
De ondernemer betaalt een vergoeding van € 1.490,– aan de consument. De betaling dient plaats te vinden binnen 4 weken na de verzendatum van dit bindend advies.

Bovendien is de ondernemer gehouden het door de consument betaalde klachtengeld ten bedrage van € 127,50 aan haar te vergoeden.

Overeenkomstig het Reglement van de commissie zal aan de ondernemer een bijdrage in de behandelingskosten in rekening worden gebracht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, A.M. Velberg en mr. M.T. Buiting, leden, op 26 januari 2023.