Commissie: Kinderopvang
Categorie: Informatieplicht
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
231043/234784
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de wijze waarop de ondernemer is omgegaan met het verzoek van de consument toegang te krijgen tot de ouderapp. De ondernemer heeft de consument voor het gebruik daarvan verwezen naar zijn ex-partner. Op grond van de wet geldt dat zelfs wanneer één van de ouders niet met het gezag is belast, derden die beroepshalve beschikken over informatie die gaat over belangrijke feiten en omstandigheden van het kind, moeten reageren op een verzoek om informatie van de niet met het gezag belaste ouder (artikel 1:377c BW). Nu in deze zaak de vader wél het ouderlijk gezag heeft over zijn zoon, kan uit het systeem van de wet worden afgeleid dat deze verplichting tot verstrekking dus ook zeker voor hem geldt. Deze klacht ziet op de informatie die over een kind wordt gedeeld in de ouderapp en waarvoor de consument uitdrukkelijk en meermaals toegang heeft gevraagd. De ondernemer verwees daarvoor naar zijn ex-partner, omdat er slechts één account aan een opvangcontract kan worden gekoppeld. Daarmee staat voor de commissie vast dat de ondernemer de consument geen toegang heeft verschaft tot die app en daarmee ook niet tot de informatie in die app. Op grond van de wet had de ondernemer dit wel moeten doen. Dat de ondernemer gebruik maakt van een app waarbij slechts één account kan worden gekoppeld aan een opvangcontract, kan niet aan de consument worden tegengeworpen. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de wijze waarop de ondernemer is omgegaan met het verzoek van de consument toegang te krijgen tot de ouderapp. De ondernemer heeft de consument voor het gebruik daarvan verwezen naar zijn ex-partner.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zoon van de consument maakt gebruik van kinderopvang van de ondernemer. De ex-partner van de consument, de moeder van zijn zoon, heeft daartoe en overeenkomst met de ondernemer gesloten. Op enig moment kon de consument niet meer in de ouder app. In die app wordt informatie over zijn zoon gedeeld. Hij kreeg van de ondernemer te horen dat er een nieuwe app was. Voor het gebruik daarvan werd hij verwezen naar de inloggegevens van zijn ex-partner. De consument heeft verzocht om een link waarbij hij de app zelf kon downloaden, omdat de verstandhouding met zijn ex-partner niet heel goed was, maar dit werd door de ondernemer geweigerd. De consument is het hier niet mee eens. Hij hoort, als gezaghebbende ouder, dezelfde informatie over zijn zoon te krijgen als zijn ex-partner. Inmiddels heeft hij toegang tot de app gekregen, nadat hij medewerking heeft gekregen van zijn ex-partner, maar de consument stelt zich op het standpunt dat het aan de ondernemer was dat te faciliteren.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De ondernemer heeft nooit geweigerd informatie over de zoon van de consument aan de consument te verstrekken. De consument heeft altijd toegang gehad tot de vorige ouderapp. Op enig moment is de ondernemer overgegaan naar een nieuwe app. Deze app laat het niet toe meerdere accounts aan te maken voor één contract. De ondernemer kan daarom slechts één account koppelen aan een contract. De ex-partner van de consument is de contractouder. Het is de bedoeling dat ouders onderling de accountgegevens met elkaar delen. De ondernemer wil niet als “doorgeefluik” fungeren. Desondanks heeft de locatiemanager de ex-partner van de consument meerdere keren gevraagd de inloggegevens van de ouderapp aan de consument te verstrekken. De ex-partner heeft dat ook gedaan.
Als gevolg van de overgang naar de nieuwe app, was de app voor alle ouders in augustus en begin september minder goed bereikbaar.
Beoordeling van het geschil
Gebleken is dat de consument en zijn ex-partner gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun zoon uitoefenen.
Op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW) omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden (artikel 1:247 lid 1 BW). Naar zijn aard omvat dit recht ook het recht op informatie die de verzorging en opvoeding van het minderjarige kind betreft.
Voor situaties waarin één van de ouders niet met het gezag is belast, geeft de wet expliciet aan hoe derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, moeten reageren op een verzoek om informatie van de niet met het gezag belaste ouder (artikel 1:377c BW).
Ofschoon de vader in deze situatie wel het ouderlijk gezag heeft over zijn zoon en bovengenoemde wettelijke bepaling niet direct ziet op zijn situatie, kan uit het systeem van de wet worden afgeleid dat deze verplichting tot verstrekking van informatie tenminste van overeenkomstige toepassing is in het geval beide ouders met het ouderlijk gezag belast zijn (vergelijk artikel 1:253a lid 2 aanhef en onder d BW).
Ingevolge de Wet Kinderopvang hebben kinderopvangorganisaties een deeltaak ten aanzien van de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van een minderjarig kind (definitie van ‘kinderopvang’ in artikel 1.1). Tevens volgt uit de wettelijke definitie van ‘ouder’ (artikel 1.1 Wet kinderopvang) dat daarbij uitsluitend van belang is of de kinderopvang betrekking heeft op zijn/haar kind en niet of de ouder zelf de overeenkomst met de kinderopvangorganisatie heeft gesloten. In de bepalingen van de Wet Kinderopvang en de aanverwante regelgeving die de organisatie verplichten bepaalde informatie te verstrekken aan ouders wordt evenmin onderscheid gemaakt tussen een ouder die partij is bij de overeenkomst en de andere ouder (zie bijvoorbeeld artikel 1.54 Wet kinderopvang en artikel 3 Besluit kwaliteit kinderopvang).
Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat de met het gezag belaste ouder, naast de andere ouder, in gelijke mate recht heeft op informatie over het wel en wee van een minderjarig kind op de kinderopvang. Dit recht staat los van de vraag wie bij de overeenkomst strekkende tot kinderopvang als contractant dient te worden aangemerkt.
De onderhavige klacht ziet op de informatie die over een kind wordt gedeeld in de ouderapp. Volgens de consument gaat het om informatie over hoe zijn zoon slaapt, wat hij eet, hoe hij zich voelt, welke activiteiten hij doet etc. Volgens de ondernemer wordt de belangrijkste informatie over een kind gedeeld tijdens de overdrachtsmomenten en niet in de app. Hiermee miskent de ondernemer dat de informatie die in de app wordt gedeeld óók relevant kan zijn voor een ouder. De consument heeft uitdrukkelijk en meermaals toegang gevraagd tot de informatie in de app, maar de ondernemer heeft de consument daarvoor verwezen naar zijn ex-partner, omdat er slechts één account aan een opvangcontract kan worden gekoppeld. De commissie stelt vast dat de ondernemer de consument daarmee geen toegang heeft verschaft tot die app en daarmee ook niet tot de informatie in die app. Gelet op het voornoemde wettelijk kader had het op de weg van de ondernemer gelegen dat wel te doen. Dat de ondernemer gebruikmaakt van een app waarbij slechts één account kan worden gekoppeld aan een opvangcontract, kan niet aan de consument worden tegengeworpen. Als gevolg daarvan wordt immers onderscheid gemaakt in de informatie die een contractouder en een andere gezaghebbende ouder ontvangt. Tevens wordt de consument voor het verkrijgen van de voornoemde informatie ten onrechte afhankelijk gemaakt van de contractouder.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, plaatsvervangend secretaris, op 4 december 2023.