Ondernemer moet warmtepomp leveren voor afgesproken prijs

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: Overeenkomst / Prijs    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 206768/213079

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen ter zake de levering van een waterpomp. De consument klaagt erover dat de ondernemer de pomp niet meer wil leveren voor de afgesproken prijs, omdat de inkoopprijzen van de ondernemer zijn verhoogd. De commissie is van oordeel dat prijsverhogingen voor rekening en risico van de ondernemer komen, nu sprake is van een vaste prijsafspraak. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting via een videoverbinding hun standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 25 maart 2022 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en installeren van een warmtepomp met toebehoren tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 6.484,–.

De levering heeft niet plaatsgevonden.

Het geschil betreft de ernstig vertraagde levering en toepassing van een aanzienlijke prijsverhoging door de ondernemer en, daarmee samenhangend, of de ondernemer gehouden is aan de eerder afgegeven prijs.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

De consument heeft een bedrag van € 7.500,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer is niet meer bereid de overeenkomst uit te voeren. In eerste instantie werd lang niets geleverd, vervolgens wil de ondernemer prijsverhogingen van leveranciers geheel door te berekenen.

Er is geen reden waarom afgeweken zou moeten worden van de overeenkomst. Er is een vaste prijsafspraak gemaakt voor de levering en montage van een warmtepomp.

Tevens wordt de levertermijn van de afgesproken 16 werkweken zeer ruim overschreden.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer had aangegeven dat levering zeker voor de winter zou zijn. Dat bleek niet haalbaar. De ondernemer heeft er vervolgens niets over meegedeeld.

Er is geen reden waarom de ondernemer zich niet aan de afgesproken prijs zou moeten houden.

De consument verlangt levering voor de overeengekomen prijs en vergoeding van de door de veel te late levering gemiste voordelen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Er is geen harde termijn afgesproken, zoals de consument zegt.

Door omstandigheden buiten de invloedsfeer van de ondernemer werden langdurig geen warmtepompen geleverd, niet aan de ondernemer en ook niet aan collega’s. De ondernemer heeft daar veel last van gehad, omdat zelf ook geen omzet gerealiseerd kon worden.

De ondernemer heeft de consument voorgesteld om hetzij de overeenkomst te ontbinden, hetzij een prijsverhoging te accepteren. Uiteindelijk heeft de ondernemer nog aangeboden om een deel van de gestegen prijzen voor rekening te nemen.

De ondernemer kan niet nakomen voor de aanvankelijk overeengekomen prijs.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Er was al vanaf januari 2022 een leveringsprobleem met warmtepompen. Dat heeft lang geduurd. Inmiddels zijn de pompen wel weer leverbaar.

Na herstel van de leveringen bleken de fabrikanten de prijzen opgeschroefd te hebben. Dat is voor de ondernemer een onvoorziene omstandigheid, die als overmacht aangemerkt moet worden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen is een overeenkomst gesloten, op grond waarvan de ondernemer tegen een afgesproken prijs een warmtepomp met toebehoren zou leveren en installeren.

Kort na het tot stand komen van de overeenkomst werden warmtepompen voor fabrikanten erg moeilijk leverbaar. Daardoor kon de ondernemer geruime tijd geen warmtepompen inkopen.

Nadat de pompen wel weer leverbaar waren, bleken de inkoopprijzen gestegen, terwijl ook de andere kosten van de ondernemer gestegen zijn. Daarom is de ondernemer alleen bereid om alsnog aan de consument te leveren tegen een hogere prijs.

Tussen partijen is echter een vaste prijs afgesproken. Daarbij is geen afspraak gemaakt op grond waarvan de prijs aangepast zou kunnen worden voor het geval sprake zou zijn van een al dan niet extreme ontwikkeling van de inkoopprijs en/of van de kosten van de ondernemer.

Naar het oordeel van de commissie is er dan ook geen grond, waarop de ondernemer een verhoging van de afgesproken prijs zou kunnen baseren. Fluctuaties in prijzen en ontwikkelingen in de lasten van ondernemers behoren tot het risico van een ondernemer.

De commissie is ook van oordeel dat geen sprake is van overmacht. Daarvan zou slechts sprake zijn als een ondernemer helemaal niet meer zou kunnen leveren, waarna op grond van overmacht de overeenkomst ontbonden had kunnen worden. De ondernemer is er echter te allen tijde van uitgegaan dat alsnog geleverd zou gaan worden.

De commissie heeft ook nog overwogen of sprake zou kunnen zijn van onvoorziene omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. De commissie is van oordeel dat ervan uit moet worden gegaan dat een ondernemer ontwikkelingen in inkoopprijzen en lasten verdisconteert in de met een consument af te spreken prijs. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal daarom sprake zijn van zodanig onvoorziene omstandigheden, dat gemaakte afspraken niet overeind kunnen blijven. Daarbij refereert de commissie aan een uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 september 2012 (ECLI:NL:RBZLY:2012:2180), waarin sprake was van aanpassing vanwege een prijsstijging van 400-600%.

De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van de overeenkomst met de consument sprake is van een zodanige prijsontwikkeling, dat de ondernemer in redelijkheid niet aan de overeenkomst gehouden kan worden.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De ondernemer dient alsnog na te komen wat tussen partijen afgesproken is. De commissie zal een zeer ruime termijn bepalen, waarbinnen partijen een tijdstip af kunnen spreken voor de levering en installatie.

Zodra de overeenkomst uitgevoerd is, kunnen partijen de commissie daarover berichten, waarna de overeengekomen prijs ad € 6.484,– aan de ondernemer doorbetaald zal worden.

Van het in depot gestorte bedrag ad € 7.500,– zal € 1.016,– aan de consument worden terugbetaald.

Ten aanzien van het tijdstip van leveren is de commissie, los van de vraag of een termijn is afgesproken, van oordeel dat de ondernemer daarvoor geen verwijt treft. Het zou dan ook onredelijk zijn als de ondernemer de consument zou moeten compenseren voor het door de consument gemiste voordeel.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer voert de volgende werkzaamheden uit:

De ondernemer levert en installeert de warmtepompinstallatie, op de wijze en voor de prijs zoals neergelegd in de orderbevestiging [ordernummer] van 25 maart 2022.

Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van vier maanden na de verzenddatum van dit bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Van het depotbedrag ad € 7.500,– wordt € 1.016,– terugbetaald aan de consument.

Zodra de commissie bericht heeft ontvangen van beide partijen dat een en ander overeenkomstig de beslissing is geschied, zal het restant van het depotbedrag ad € 6.484,– worden doorbetaald aan de ondernemer.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, drs. H.H.F.M. van den Oever en drs. W. Nienhuis, leden, op 11 juli 2023.