Ondernemer moet zelf werking airco controleren. Mag niet afgaan op mededeling consument

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Zorgvuldigheid ondernemer    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE07-0437

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 6 april 2007 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte auto, een [merk en type], tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 16.000,-. Bij deze gelegenheid heeft de consument een gebruikte [merk en type] ingeruild voor de prijs van € 5.000,–.   De levering heeft op 27 april 2007 plaatsgevonden.   De consument heeft in op 1 mei 2007 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Na de aflevering van de auto bleek dat deze niet goed op gas te rijden. De auto reed schokkerig en het verbruik op LPG was veel hoger dan normaal. De consument heeft de ondernemer op grond van de overeengekomen Bovag-garantie verzocht tot herstel over te gaan. De ondernemer bleek daartoe slechts bereid indien de consument de kosten van de reparatie van de airco van de door de consument bij de ondernemer [inruilauto] voor zijn rekening zou nemen. Ondanks een sommatie van de consument bleef de ondernemer bij het door hem ingenomen standpunt. De consument zag zich vervolgens genoodzaakt de auto elders te laten repareren. De kosten hiervan bedroegen € 274,68 blijkens de factuur van [een derde] van 19 juni 2007. Bij het tot stand komen van de overeenkomst is in het geheel niet over de werking van de airco gesproken. Eerst na de overdracht ontving de consument van de ondernemer een telefoontje over deze kwestie. De consument heeft nimmer enige toezegging gedaan aan de ondernemer ter zake van door hem te vergoeden kosten.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Het is wel heel toevallig dat er opeens een getuige is die ons gesprek over de werking van de airco, dat immers voorafgaand aan de koop niet heeft plaatsgevonden, zou hebben gehoord. Het is wel juist dat de ondernemer bij die gelegenheid de mededeling deed dat de auto bestemd was voor de export. Ik dacht overigens wel dat de airco het deed. Ik had de airco zeker een jaar niet gebruikt. Ik heb de ondernemer alle gelegenheid geboden om de auto te onderzoeken. Ik heb hem de sleutels gegeven, maar de ondernemer heeft ervan af gezien om een proefrit te maken. Hij heeft er alleen omheen gelopen. De ingeruilde auto was niet bij een garage in onderhoud. Bij de elders uitgevoerde reparatie bleek dat de LPG-installatie door achterstallig onderhoud was vervuild. Na de reiniging liep de auto weer prima.   De consument verlangt dat de ondernemer een bedrag van € 274,68 en het klachtengeld aan hem vergoedt.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De inruilprijs van [de inruilauto] was gebaseerd op een goed werkende airco. De consument heeft desgevraagd aan de ondernemer verklaard dat de airco goed werkte. Een medewerker van de ondernemer, die in de showroom aanwezig was, kan dat als getuige bevestigen. Bij de inname is nog gesproken over de bepaling in de koopovereenkomst dat sprake moet zijn van goed werkende katalysator en heeft de ondernemer gezegd dat dit niet zo belangrijk is als een goed werkende airco. De ondernemer heeft geconstateerd dat de schakelaar van de airco uit stond hoewel het buiten meer dan 27 graden was. Het is dus waarschijnlijk dat de consument moet hebben geweten dat de airco het niet deed. De ondernemer heeft de condensor van de airco bij een gespecialiseerd bedrijf laten vervangen. De kosten hiervan bedroegen € 481,95. De ondernemer verzoekt de commissie de consument te veroordelen tot betaling van dat bedrag, alsmede in de kosten van de juridische bijstand die de ondernemer heeft moeten inroepen.   De ondernemer heeft de consument ter zake de garantiewerkzaamheden medegedeeld dat de openstaande facturen moeten zijn voldaan alvorens de auto kan worden opgehaald. Bij gebreke waarvan door de ondernemer een beroep zal worden gedaan op zijn retentierecht.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   In deze zaak gaat het om de vraag of de consument bij het tot stand komen van de onderhavige koopovereenkomst ten opzichte van de ondernemer aan de op hem rustende informatieplicht heeft voldaan met betrekking tot de staat van de door hem ingeruilde auto, dan wel dat de onderzoeksplicht van de ondernemer in deze zwaarder heeft te wegen. De ondernemer heeft weliswaar gesteld dat door hem met de consument over de werking van de airco is gesproeken, maar dit is door de consument stellig ontkend. De niet ter zitting verschenen ondernemer heeft zichzelf om die reden de mogelijkheid ontnomen om dit verweer van de consument gemotiveerd te weerleggen. De ondernemer heeft voorts in de stukken aangegeven dat een goed werkende airco vanwege de bestemming van de auto voor hem een belangrijk punt was. Gelet hierop zou het in de rede hebben gelegen dat de ondernemer niet slechts afgaat op de vermeende uitlatingen van de consument, maar zelf ook onderzoek zou doen naar de werking van de airco. Dit heeft de ondernemer nagelaten. De ondernemer heeft bovendien niet weersproken dat de consument hem de sleutels van de auto heeft overhandigd en dat de ondernemer heeft afgezien van het maken van een proefrit en van een verdergaande inspectie van de auto. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat het aan de ondernemer zelf is toe te rekenen dat hem eerst na de overdacht gebleken is van het niet deugdelijk functioneren van de airco. De ondernemer heeft de door de consument gemaakte kosten van het reinigen van de LPG-installatie van de door hem gekochte auto niet betwist.   De commissie is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet van de consument mocht worden gevergd dat hij, in het kader van zijn aanspraak op garantie, zijn auto ter reparatie bij de ondernemer bracht. De ondernemer had immers reeds aangekondigd in dat geval zonodig tot de uitoefening van een retentierecht te zullen overgaan. Gelet op het bovenstaande komt de door de ondernemer ingestelde vordering niet voor toewijzing in aanmerking en zal de commissie de door de consument ingestelde vordering toewijzen.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 274,68. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 125,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 330,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen 9 januari 2008.