Ondernemer moet zich houden aan vaststellingsovereenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Overeenkomst / Schikking / Vaststellingsovereenkomst    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 189762/192741

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument is van mening dat de ondernemer de tussen hen tot stand gekomen schikking niet nakomt. Er werd een gecorrigeerde eindafrekening gestuurd, welke vervolgens door de ondernemer is ingetrokken. De ondernemer is van mening dat de gecorrigeerde eindafrekening door dwaling tot stand is gekomen  en daardoor niet bindend is. De commissie is van oordeel dat er, zoals de consument beargumenteerd, een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen door de gecorrigeerde eindafrekening. Het beroep op dwaling door de ondernemer wordt afgewezen. Immers, de ondernemer was op de hoogte van de feiten. De ondernemer dient de schikking derhalve na te komen. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen hun geschil aan de geschillencommissie water, hierna ‘de commissie’, voor te leggen.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De commissie heeft het geschil op een 16 maart 2023 te Den Haag behandeld.

Partijen zijn niet voor een zitting uitgenodigd, omdat zij hebben aangegeven dat de commissie op basis van de stukken uitspraak kan doen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of tussen partijen een vaststellingsovereenkomst is gesloten.

De consument heeft op 8 september 2022 de klacht bij de ondernemer ingediend.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument is (mede-)erfgenaam van mevrouw [ERFLAATSTER], “erflaatster”, overleden op 16 mei 2022, en treedt in dit geschil namens zichzelf en de overige erven op.

Het geschil gaat om een bedrag van € 6.031,97 en daarmee meer dan € 5.000,–. De ondernemer heeft in het e-mailbericht van 20 september 2022 aangegeven ermee akkoord te gaan dat de commissie dit geschil niettemin inhoudelijk behandelt.

Naar de mening van de consument onttrekt de ondernemer zich eenzijdig aan een tussen partijen gesloten schikkingsovereenkomst, waarbij een correctie op een eerdere eindafrekening is vastgelegd.

Het bleek dat sprake was van een hoge eindafrekening van het waterverbruik, (en de gemeentelijke kosten), door de erflaatster. Het na te betalen bedrag bedroeg € 6.671,13 en werd op 17 april 2022 aan de ondernemer voldaan.

Op 19 augustus 2022 ontving de consument desgevraagd een overzicht van de standen van de watermeter in de periode 21 augustus 2012 tot 15 februari 2022.

Het jaarverbruik in 2012-2014 was ongeveer 45 tot 50 m3 per jaar. In 2014 vond een meterwisseling plaats, met een beginstand van “0”. Hierna werden geschatte standen van 12 m3 per jaar gehanteerd. Bij de verkoop van de woning van erflaatster werd een meterstand van 2023 m3 opgenomen, met als gevolg de hoge narekening.

Op 19 augustus 2022 gaf de consument aan de ondernemer te kennen dat dit verbruik niet aannemelijk is. Hierna ontving de consument op 23 augustus 2022 een gecorrigeerde afrekening van de ondernemer waarbij het verbruik op 45 m3 per jaar was gezet. Dit leidde tot een teruggave van een bedrag van € 6.031,97. Op 29 augustus 2022 sprak de consument zijn dank uit voor deze vlotte en faire correctie. Daarmee kwam een nieuwe overeenkomst tot stand. De gecorrigeerde eindafrekening werd op 1 september 2022 bij mail aan de consument gestuurd.

Bij bericht van 6 september 2022 trok de ondernemer eenzijdig de toegezegde correctie in, omdat niet aantoonbaar was dat de meter daadwerkelijk een verkeerde stand doorgaf en de standen eerder waren geschat. Aldus wilde de ondernemer de nieuwe overeenkomst niet meer na komen. Naar de consument stelt is een tussen partijen gesloten overeenkomst bindend, tenzij sprake is van een wilsgebrek. Van dwang, dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden is geen sprake en de consument verlangt dat de ondernemer uitvoering geeft aan de overeenkomst en een bedrag van € 6.031,97 op de rekening van de erven overmaakt.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In dit dossier gaat het om een drinkwaterfactuur van een overleden klant van de ondernemer. De ondernemer merkt op dat een groot deel van de betwiste eindafrekening ziet op een bedrag aan rioolheffing. Hiervan is de ondernemer geen rechthebbende, vermindering of kwijtschelding van de rioolheffing kan dan ook geen onderdeel zijn van dit dossier. De commissie is niet bevoegd zich uit te laten over deze rioolheffing. De consument dient zich daartoe te wenden tot de gemeente [GEMEENTE].

Het contract is telefonisch op 18 februari 2020 opgezegd. Daarbij werd een meterstand van 2023 m3 opgegeven. Deze meterstand week fors af van de te verwachten meterstand en de erflaatster zou navraag gaan doen bij de bij de verkoop betrokken makelaar. De erflaatster verzocht in februari 2020 om een correctie van de meterstand op basis van het historisch verbruik. Dit verzoek werd gehonoreerd door de ondernemer en de consument ontving een eindafrekening op basis van de geschatte meterstand.

Op 20 maart 2020 wordt van de nieuwe bewoner een foto van de meter ontvangen. Daaruit blijkt dat de meterstand inderdaad 2023 m3 is. De ondernemer informeerde de erflaatster en stuurde een gecorrigeerde eindafrekening. Op 19 februari 2021 meldt de nieuwe klant/bewoner dat de watermeter bevroren is en moet worden vervangen. Dit geschiedt op 22 februari 2021. De meter staat dan nog steeds op 2023 m3.

Op 19 augustus 2022 ontvangt de ondernemer van de consument een al eerder aangekondigd verzoek om een correctie uit te voeren. Hierop bericht de ondernemer op 23 augustus 2022 dat er wederom een correctie is uitgevoerd en dat als eindstand 215 m3 zal worden aangehouden. Kort daarna ontvangt de consument de daarop betrekking hebbende eindafrekening.

Echter, omdat het om een substantieel bedrag gaat doet de ondernemer navraag bij de monteur die de meter in 2021 heeft vervangen en die geeft aan zeker te weten dat de meter bevroren was. Daarop berichtte de ondernemer dat de correctie wordt teruggedraaid. Daarmee is de consument het niet eens.

De ondernemer beroept zich op de toepasselijke algemene voorwaarden (AV), te weten dat op de voet van artikel 10 AV de omvang van het verbruik bindend wordt bepaald door de stand van de watermeter, tenzij sprake is van een gebrekkige watermeter of van een foutieve opname.

Uit de stukken blijkt dat vanaf 12 juni 2014 tot aan het moment van de afmelding op 15 februari 2020 er 2023 m3 water door de watermeter is gestroomd. Deze stand is juist verwerkt.

Er moet een omstandigheid zijn geweest die het hoge verbruik heeft veroorzaakt. Het is echter niet aan de ondernemer om daarvoor een verklaring te geven. Mogelijk was de meter al eerder beschadigd geraakt door de bevriezing. Die omstandigheid komt ook voor risico van de consument op grond van artikel 11.2 van de AV. Het uitgangspunt “meter=meter” dient te worden toegepast.

De toezegging van de ondernemer van 23 augustus 2022 om de eindstand op 215 m3 vast te stellen was gedaan als een reactie op het bericht van de consument van 19 augustus 2022 waarbij de eindstand in twijfel werd getrokken. De toezegging is gedaan op grond van een onjuiste weergave van de feiten door de consument en daarmee op grond van dwaling niet bindend voor de consument.

De klacht van de consument is ongegrond.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

In dit geschil klaagt de consument erover dat de ondernemer een met hem gemaakte afspraak niet nakomt en ten onrechte een beroep op dwaling doet om zich aan de verplichting tot nakoming te onttrekken.

De ondernemer voert, zoals hiervoor is weergegeven, gemotiveerd verweer.

De commissie stelt voorop dat nu uit de stukken blijkt dat partijen ermee hebben ingestemd dat de commissie de zaak inhoudelijk kan behandelen, voldaan is aan het bepaalde in artikel 5 lid 1 onder d. van haar Reglement en de consument in zijn klacht kan worden ontvangen.

De commissie volgt het standpunt van de consument. Naar het oordeel van de commissie is met de aanvaarding door de consument van het correctievoorstel van 23 augustus 2022 op 29 augustus 2022 een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7: 900 e.v. BW tussen partijen tot stand is gekomen.

De volgende door de commissie te beantwoorden vraag is of het beroep van de ondernemer op dwaling, zie artikel 6: 228 BW, kan worden gehonoreerd.

De rechtspraak leert dat in geval van een vaststellingsovereenkomst bij de beoordeling van een beroep op dwaling terughoudendheid is geboden omdat partijen juist met betrekking tot hetgeen werd betwist of onzeker was een overeenkomst hebben gesloten. Daarbij komt dat de ondernemer naar eigen zeggen reeds voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte was van de feiten, waarop hij na de totstandkoming van de overeenkomst alsnog een beroep doet.

Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de ondernemer bij het aangaan van de overeenkomst heeft gedwaald omtrent de feiten en dient het beroep op dwaling dan ook te worden afgewezen.

De ondernemer dient de overeenkomst dan ook na te komen en het overeengekomen bedrag alsnog aan de consument te voldoen.

De omstandigheid dat onderdeel van de overeenkomst ook de kosten van de gemeentelijke rioolheffing zijn begrepen, brengt niet mee dat de commissie niet bevoegd is, om de aan haar voorgelegde vraag te beantwoorden, nu de ondernemer geen voorbehoud op dit punt heeft gemaakt en sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 3 van het Reglement van de commissie.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer betaalt een bedrag van € 6.031,97 aan de consument. Betaling dient plaats te vinden binnen 4 weken na de verzenddatum van dit bindend advies.

Bovendien is de ondernemer gehouden het door de consument betaalde klachtengeld ad € 27,50 aan de consument te vergoeden.

Overeenkomstig het Reglement van de commissie zal aan de ondernemer een bijdrage in de behandelingskosten van dit geschil in rekening worden gebracht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, de heer mr. E.F. Verduin, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 16 maart 2023.