Ondernemer niet in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Algemene Aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT07-0004

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de schade die is ontstaan aan de bronzenschroeven nadat de ondernemer werkzaamheden heeft verricht aan het motorjacht van de consument. De consument heeft op 3 oktober 2006 de klacht schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Medio maart 2006 heeft de ondernemer werkzaamheden verricht aan het motorjacht van de consument. Dit betrof schade aan de schroeven ontstaan tijdens een proefvaart na herstel van een motorschade. Tijdens het varen in juli 2006 kwam de consument er achter dat de stuurboord schroef was verdwenen. Na deze constatering kon de consument op eigen kracht naar [een jachtwerf] varen. In verband met de grootte van het jacht is in overleg met de schade-expert, die inmiddels was ingeschakeld, besloten om het jacht bij [een firma] uit het water te laten halen. Bij onderzoek in Dordrecht is vastgesteld dat de stuurboord vierblad bronzenschroef inclusief de bronzen dopmoer met rvs inbus borghoutje van de flens van de schroefas was losgekomen en verdwenen. De bakboord schroefas bleek ook door het loswerken van de bronzen dopmoer met rvs inbus borgboutje in de flens los gewerkt op de schroefas en speling te hebben. De schroefas was verder onbeschadigd. De door de consument ingeschakelde schade-expert heeft vastgesteld dat de werkzaamheden door de ondernemer niet op juiste wijze zijn uitgevoerd. Als gerenommeerd scheepsreparateur heeft de ondernemer de kennis en ervaring om dergelijke reparaties uit te voeren. Nu de ondernemer de reparatie heeft uitgevoerd en de consument tijdens het varen een schroef heeft verloren, acht de consument de ondernemer aansprakelijk voor de schade. De consument vaart al 15 jaar met zijn boot en is nog nooit een schroef kwijtgeraakt. Volgens de consument heeft het niets te maken met het verwijt van de ondernemer dat het een probleem zou zijn van de fabrikant. Door juiste montage had deze schade nooit kunnen ontstaan. De schroef zat namelijk voorheen ook niet met een splitpen vast, maar was geborgd met een dopmoer, hetgeen jaren goed heeft gefunctioneerd. Aangezien de ondernemer twee schroeven heeft vervangen waarvan de consument één schroef heeft verloren, ligt dit niet aan de constructie doch aan de wijze waarop de ondernemer de schroef heeft gemonteerd. Inmiddels heeft de verzekeraar van de consument de schade aan het motorjacht uitgekeerd. De consument acht de garantietermijn van drie maanden conform artikel 5 van de van toepassing zijnde branche-voorwaarden in strijd met de gedachte die de branche met dit artikel beoogt. Nu een en ander binnen een zeer korte termijn na de reparatie en wellicht na het door de ondernemer aangehaalde vervaltermijn is gebeurd, is de consument van mening dat een beroep op deze bepaling geen stand zal houden.   Op grond van het bovenstaande verzoekt de consument de commissie de ondernemer te verplichten haar schade, zijnde een bedrag van € 5.384,14, te vergoeden.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer acht zich niet aansprakelijk voor de door de consument geleden schade. Conform artikel 5 van de van toepassing zijnde branche-voorwaarden is de garantietermijn van drie aaneengesloten maanden volgens de ondernemer verlopen. Voorts heeft de ondernemer aangevoerd dat in het expertiserapport is opgenomen dat ‘loswerken van de bronzen schroef dopmoer met rvs inbus borgboutje’ de oorzaak is. De constructie is ontworpen door de scheepswerf. Dat de constructie niet deugdelijk blijkt, kan de reparateur, in casu de ondernemer, niet aansprakelijk voor worden gesteld. De ondernemer heeft de borgmoer extra geborgd met locktite om zodoende het los raken van de schroeven tegen te gaan.   Op grond van het bovenstaande verzoekt de ondernemer de commissie de vordering van de consument af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie als volgt.   Vaststaat dat de verzekeraar van de consument de schade aan het motorjacht inmiddels heeft uitgekeerd aan de consument. Ter zitting heeft de ondernemer gesteld dat nu de consument reeds schadeloos is gesteld door zijn verzekeringsmaatschappij, de consument hem thans niet meer aansprakelijk kan stellen voor de geleden schade. In dat kader heeft de ondernemer voorts aangevoerd dat de verzekeringsmaatschappij van de consument de door hun uitgekeerde schadevergoeding op hem wenst te verhalen. Daarentegen is namens de consument ter zitting gesteld dat de gevorderde schadevergoeding in onderhavige procedure het eigen risico betreft van de consument. De commissie laat de stellingen van de ondernemer – en daarmee de stelling van de consument – omtrent het vorenstaande buiten beschouwing. Immers, de ondernemer heeft deze stelling eerst ter zitting opgeworpen en niet nader geadstrueerd, zodat de consument niet de mogelijkheid heeft gehad hierop adequaat te reageren. Het had op de weg van de ondernemer gelegen zijn stellingen met verificatoire bescheiden te onderbouwen.   Blijkens artikel 5 lid 4 van de tussen partijen overeengekomen branche-voorwaarden heeft de afnemer recht op kosteloos herstel van gebreken en op vervanging van gebrekkige onderdelen op de werf van de leverancier binnen redelijke tijd. De commissie stelt vast dat de consument de ondernemer niet in de gelegenheid heeft gesteld het gebrek te herstellen. Omdat herstel mogelijk was en de consument de ondernemer aansprakelijk acht voor de schade, was de consument daartoe gehouden op grond van artikel 5 lid 4 van de tussen partijen overeengekomen branche-voorwaarden. Dit stemt overeen met de wettelijke regeling die bij gebreke van voornoemde bepaling zou hebben gegolden. De commissie verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2000, NJ 2000 nr. 258 waarin is overwogen dat een schuldeiser (in casu de consument) in geval van een ondeugdelijke prestatie, welke vatbaar is voor herstel door alsnog een deugdelijke prestatie te leveren of het gebrek in de geleverde prestatie te herstellen, alleen dan recht op schadevergoeding heeft indien de schuldenaar (in casu de ondernemer) op voet van artikel 6:82 lid 1 BW de gelegenheid tot herstel is gegeven. Van een uitzonderingsgrond zoals verwoord in artikel 5 lid 4 van de tussen partijen overeengekomen branche-voorwaarden, waarbij het herstel bij een derde mogelijk is, is – naar het oordeel van de commissie – geen sprake, althans daarvan is de commissie niet gebleken.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht jegens de ondernemer ongegrond is. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 12 september 2007.