Ondernemer schiet tekort in zijn informatieplicht en is derhalve een vergoeding aan consument verschuldigd.

  • Home >>
  • Afbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: AFB07-0009

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 28 april 2004 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van overeengekomen werkzaamheden tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 9.020,70. De oplevering vond plaats op of omstreeks april/mei 2004.
De consument heeft in februari 2005 de klacht mondeling voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Onderdeel van de opgedragen werkzaamheden was het aanbrengen van een Rafaello gestuukte muur. Na een jaar liet het stucwerk van deze muur los. De ondernemer weigert dit gebrek te herstellen.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De dilatatie was zichtbaar toen de ondernemer aan het werk ging en is dat nu nog. Dat de onderlaag door de aannemer is aangebracht, klopt. Die heeft gewerkt in overleg met de ondernemer. De Rafaello raakt alleen los op die naad. Ik vind het vreemd dat het bladdert. Er is geen sprake van een krimpscheur.
Lokaal herstel op de plek van de schade is afdoende. Ik betwijfel of op die plek na herstel de klacht zich zal herhalen.
De consument verlangt een deugdelijk afgewerkte Rafaello gestuukte muur voor rekening van de ondernemer.
 
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Het probleem van het loslaten van het stucwerk vindt zijn oorzaak in het werken van de ondergrond. De ondernemer heeft alleen de toplaag aangebracht en niet de constructie. Ingevolge de gehanteerde voorwaarden (art. 6.8) draagt de consument zelf het risico van schade die wordt veroorzaakt door onjuistheden in de constructie en gebreken aan (on)roerende zaken waar de werkzaamheden hebben plaatsgevonden.
De ondernemer verzoekt om een onderzoek naar de onderconstructie, omdat daarin naar zijn zeggen het probleem schuilt. De ondernemer kon niet voorzien dat de werking van de ondergrond scheuren zou gaan veroorzaken in het Rafaello pleisterwerk. In dat geval had de aannemer aansprakelijk gesteld moeten worden en niet de ondernemer.
Naar aanleiding van het rapport van de deskundige merkt de consument nog op dat de ondernemer de ondergrond heeft aanvaard zoals deze was en dat betekent dat hij aansprakelijk is voor gebreken in het stucwerk. Zij merkt voorts nog op dat zij van het aannemersbedrijf heeft vernomen dat de muur gedilateerd is. De ondernemer heeft dat moeten zien, want die dilatatie is zichtbaar. Je kunt ook een dilatatie zien lopen. De laag onder de Rafaello-afwerking en de dilatatie zelf zijn niet gescheurd.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik heb alleen de Rafaello aangebracht. Daaronder zit nog een stuclaag die de aannemer heeft aangebracht. Rafaello is een flinterdun pleistermateriaal dat in drie lagen wordt opgebracht. Die drie lagen zijn samen ongeveer 1 mm dik. Het materiaal kan geen spanningen verdragen. Omdat het materiaal zo dun is, kun je dat ook niet oplossen door bijvoorbeeld een gaasbandje over de dilatatie aan te brengen. Dat zie je meteen.
Toen wij kwamen kijken, was de ondergrond goed. Die is door ons ook aanvaard. Niet te zien was echter, dat er een dilatatievoeg aanwezig was. De stukadoor die de onderlaag heeft aangebracht zal die naad vermoedelijk volgestuct hebben. Daar zijn nu spanningen opgetreden en omdat het pleistermateriaal daar heel gevoelig voor is, heeft de Rafaello op die plaats losgelaten. Ik betwist dat zou komen, doordat het materiaal niet deugdelijk zou hechten. De deskundige stelt ook vast dat de hechting over het algemeen goed is.
De dilatatie is niet deugdelijk aangebracht. De naad had met twee stucstopjes open gehouden moeten worden en er had geen stuclaag overheen aangebracht mogen worden. De enige permanente oplossing voor het probleem is het uitkrabben en open houden van de dilatatie. Doe je dat niet, dan komt de klacht onherroepelijk terug. De spanningen treden op door de zetting van het gebouw en die spanningen laten zich niet voorkomen. Wijziging van de grondwaterspiegel kan bijvoorbeeld al weer leiden tot spanningen in het gebouw die aanleiding kunnen geven tot werking in de dilatatie en (dientengevolge) nieuwe problemen met de Rafaello.
U houdt mij voor dat de foto’s onder de afgebladderde Rafaello duidelijk een naad vertonen. Ik blijf erbij dat die naad ten tijde van de oplevering en aanvaarding van de ondergrond niet zichtbaar was.
 
Deskundigenrapport

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.

Aan het oppervlak van de Rafaello-afwerking op de wand aan de rechterzijde van de aanbouw is een scheur aanwezig en komen plaatselijk afgebrokkelde delen Rafaello-afwerking voor. De scheur is rechtlijnig van aard en in verticale richting over de hele wandhoogte zichtbaar. De scheur zit op ongeveer 570 mm vanuit de wand van de achterpui en ongeveer 640 mm vanuit de linker post van de deur naar de garage.
Op diverse gedeelten gescheurd Rafaello-stucwerk zijn kleine fragmentjes van deze afwerking losgeraakt. Bij het zijdelings wegkrabben van gedeelte gescheurd Rafaello-stucwerk blijkt dat deze afwerking hier vrij gemakkelijk loskomt vanaf het gipsgebonden oppervlak dat onder deze afwerking aanwezig is.
Daar waar fragmenten Rafaello-stucwerk zijn losgehaald, vertoont het gipsoppervlak plaatselijk in verticale richting de contouren van een fijne rechtlijnige schijnvoeg. Deze schijnvoeg is gevuld met gips en vertoont scheurvorming. De fragmenten gipsmortel in de schijnvoeg zijn vrij gemakkelijk weg te krabben.
Aan de buitenzijde is zichtbaar dat het nieuwe gedeelte schoon baksteenmetselwerk (buitenblad) “koud” c.q. zonder vertandingen tegen de kopse zijde van de bestaande garagemuur is aangezet.
Op grond van deze waarnemingen komt de deskundige tot de conclusie dat de aan het oppervlak van de Rafaello-afwerking aanwezige, verticale rechtlijnige scheur voortkomt vanuit een werking (zetting en/of krimpgedrag) vanuit de ondergrondconstructie, bestaande uit een gedeelte oud en nieuwe metselwerk. Het krimpgedrag is vrijwel zeker ontstaan op de aansluiting tussen het oude en het nieuwe gedeelte van het metselwerk, ondanks het gegeven dat de aansluiting is vertand en er volgens meedeling van de consument ook een strook wapeningsweefsel is ingebed.
Er van uitgaande dat het gipsgebonden stukadoorswerk vóór het aanbrengen van de Rafaello-afwerking nog geen scheurvorming vertoonde, heeft de ondernemer geen beeld gehad van de wandconstructie en kon deze ook niet inschatten dat vanuit de opbouw van de wandconstructie scheurvorming zou kunnen ontstaan.
Gezien het gegeven dat de Rafaello-afwerking op de overige gedeelten van deze wand nog hechtend aanwezig is, kan niet gesteld worden dat de hechting van deze afwerklaag in het geheel gezien onvoldoende is.
 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen staat feitelijk het navolgende vast. Het pleisterwerk is aangebracht op een wand waarin zich een overgang bevindt van het bestaande pand op een nieuw aangebouwd stuk. Voorts was de ondernemer bekend dat het aan te brengen pleistermateriaal buitengewoon gevoelig is voor spanningen in de ondergrond.
De ondernemer doet een beroep op artikel 6.8 van de door hem overgelegde ESA-voorwaarden, van toepassing op de onderhavige overeenkomst. De commissie merkt op dat de ondernemer een versie in het geding heeft gebracht die niet van toepassing is op de onderhavige overeenkomst, omdat de door de ondernemer in het geding gebrachte versie van die voorwaarden de versie 2007 is, terwijl de overeenkomst tot stand gekomen is onder toepasselijkheid van de versie 2000 van deze voorwaarden. Dat maakt echter in dit geval niets uit, omdat artikel 6.6 ESA-voorwaarden (nieuw) overeenstemt met artikel 6.5 ESA-voorwaarden (oud). De toepasselijke bepalingen van de ESA-voorwaarden (oud) luiden als volgt:
5.3
De ondernemer is verplicht de consument te wijzen op:
– onjuistheden in de door de consument verlangde constructies en werkwijzen;
– kenbare gebreken aan de (on)roerende zaak waaraan het werk wordt verricht;
– gebreken in of ongeschiktheid van materialen of hulpmiddelen die door de consument ter    beschikking zijn gesteld;
– onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden, waaronder het werken op een ondeugdelijke ondergrond.
(…)
6.6
De consument draagt het risico voor schade veroorzaakt door:
– onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden;
– onjuistheden in de door de consument verlangde constructies en werkwijzen;
– gebreken aan de (on)roerende zaak waaraan het werk wordt verricht;
– gebreken in materialen of hulpmiddelen die door de consument ter beschikking zijn gesteld. Dit doet niet af aan de plicht van de ondernemer om de consument te waarschuwen op grond van artikel 5 lid 3.”
Op grond van de bevindingen van de deskundige komt de commissie tot het oordeel dat de oorzaak voor het loslaten van het pleistermateriaal moet worden gevonden in de omstandigheid dat op de thans zichtbaar aanwezige voeg spanningen ontstaan (als gevolg van zetting/werking van de ondergrond) waartegen het pleistermateriaal niet is bestand. Op grond van het bepaalde in artikel 6.6 van de ESA-voorwaarden (oud) komt een dergelijke schade in beginsel voor rekening van de consument, met dien verstande dat de ondernemer verplicht blijft de consument te waarschuwen voor omstandigheden zoals genoemd in artikel 5.3 van de voorwaarden.
De ondernemer was in elk geval bekend met het feit dat het door de consument verlangde pleistermateriaal bijzonder gevoelig was voor spanningen. Dat de ondernemer de consument vooraf van die eigenschap op de hoogte heeft gesteld en daarvoor heeft gewaarschuwd, is niet gebleken.
De ondernemer kon bekend zijn met de omstandigheid dat hij materiaal moest aanbrengen op een plaats waar een aanbouw tegen de bestaande bebouwing was geplaatst. Van een redelijk bekwaam stukadoor mag worden aangenomen dat deze op de hoogte is van het feit dat dergelijke plaatsen in een wand bijzonder gevoelig zijn voor spanningen die kunnen optreden als gevolg van zetting en/of krimp, welke te ondervangen zijn door een dilatatie in het stucwerk aan te brengen.
Het is nu van tweeën één: óf de thans zichtbare voeg was bij aanvaarding van de ondergrond niet zichtbaar, óf deze was wel zichtbaar.
In het eerste geval had de ondernemer zich op grond van de hem toe te rekenen bouwkundige wetenschap omtrent de risico’s bij aansluitingen van nieuwbouw op oudbouw af dienen te vragen of een dilatatie aanwezig was en, zo nee, of andere maatregelen ter voorkoming van spanningen waren genomen. Daartoe bestond des te meer aanleiding, omdat het aan te brengen materiaal bijzonder gevoelig was voor spanningen als gevolg van rek, krimp of zetting.
In het tweede geval had de ondernemer de consument moeten waarschuwen voor het feit dat met het oog op te verwachten werking op en rond de dilatatie risico’s bestonden ten aanzien van het te verwerken materiaal.
Geen der partijen heeft aangetoond dat zijn of haar standpunt inzake de zichtbaarheid van de voeg bij oplevering van de ondergrond juist is. In dat geval kan de commissie niet aannemen dat buiten twijfel is komen vast te staan dat de ondernemer is gaan werken op een voor het gebruikte materiaal ondeugdelijke ondergrond. Ook in het rapport van de deskundige kan daarvoor geen aanwijzing worden gevonden. Niet is derhalve komen vast te staan dat bij de aanvang van de werkzaamheden door de ondernemer sprake was van een duidelijk kenbare ondeugdelijke ondergrond, waarvoor de ondernemer de consument had moeten waarschuwen. Wel is de commissie van oordeel dat de ondernemer er bedacht op had moeten zijn dat de ondergrond – met name gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden “nieuw tegen oud” en “eigenschappen van het Rafaello-pleistermateriaal” – problemen kon gaan geven. Bezien in het licht daarvan, had van de ondernemer verlangd mogen worden dat hij zich dienaangaande beter op de hoogte had gesteld van de ondergrond en eventueel getroffen maatregelen ter voorkoming van spanningen daarin door zetting en/of rek en/of krimp en dat hij de consument op dat punt had gewezen op het bestaan van risico’s bij de keuze voor het aanbrengen van dit specifieke pleistermateriaal op deze wand.
Nu echter niet gebleken is dat de toestand van de ondergrond bij aanvang van de werkzaamheden al evident ondeugdelijk was, acht de commissie termen aanwezig om de gevolgen in de vorm van noodzakelijke herstelkosten 50:50 te verdelen over ondernemer en consument. De deskundige heeft zich over die kosten niet uitgelaten, maar de commissie schat deze – uitgaande van de aanname van de consument die ervan uitgaat dat herstel van het pleisterwerk op de plaats van de klacht afdoende is – op grond van haar ervaring in soortgelijke zaken in op een uur of acht arbeid en een kleine post materiaal. Bij een in de branche gebruikelijk tarief van € 40,– exclusief BTW per uur, komt dit neer op € 320,– exclusief BTW aan arbeidsloon, € 380,80 inclusief BTW. De commissie zal dit bedrag afronden op € 400,–, waarvan de ondernemer een bedrag van € 200,– heeft te dragen. Om die reden zal worden beslist als na te melden.
 
Beslissing

De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 200,–.
Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 230,–.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw op 8 oktober 2007.