Commissie: Kinderopvang
Categorie: Causaliteit
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
188253/191852
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument verwijt de ondernemer dat haar dochter bij herhaling koemelkproducten zijn gegeven hoewel zij een koemelk-intolerantie heeft en de ondernemer daarmee bekend was. Om die reden heeft de consument het opvangcontact per direct opgezegd.
De ondernemer heeft die incidenten erkend en zijn excuses daarvoor aangeboden. De ondernemer heeft die eenzijdige en directe beëindiging geaccepteerd.
De consument heeft vervolgens een schadevergoeding van € 1.751,52 van de ondernemer gevorderd. Daarover zegt de commissie het volgende.
Hoewel de klacht van de consument gegrond is, is de commissie van oordeel dat de door de consument gestelde schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van de ondernemer. De consument heeft zelf ervoor gekozen om een contract af te sluiten met een duurdere kinderopvangorganisatie dan die van de ondernemer. Het verschil in maandelijkse lasten is een gevolg van die keuze, dus de keuze van de consument zelf, die niet in causaal verband staat met het tekortschieten van de ondernemer en niet op de ondernemer kan worden afgewenteld. De commissie oordeelt de klacht gegrond maar wijst de gevorderde schadevergoeding af.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument verwijt de ondernemer dat haar dochter bij herhaling koemelkproducten zijn gegeven hoewel zij een koemelk-intolerantie heeft en de ondernemer daarmee bekend was.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De dochter van de consument werd vanaf 1 juni 2020 door de ondernemer opgevangen in de babygroep. De dochter heeft een koemelk-intolerantie die bekend was bij de ondernemer. Desondanks heeft de dochter gedurende langere tijd koemelk toegediend gekregen waardoor zij gezondheidsproblemen kreeg (vlekjes en jeuk). Op 5 juni 2021 heeft de consument voor het eerst een klacht bij de ondernemer ingediend toen haar bekend werd dat haar dochter ondanks de intolerantie koemelkproducten werden gegeven.
Omdat de consument verzekerd werd dat het niet nogmaals zou gebeuren en de dochter de overstap maakte van de babygroep naar de peutergroep heeft de consument de ondernemer de kans gegeven het vertrouwen te herstellen. Tot ontzetting van de consument bemerkte zij dat haar dochter op 19 augustus 2022 toch weer een koemelkproduct (kaas) had gekregen. De consument heeft het opvangcontract per direct opgezegd en een andere opvangmogelijkheid voor haar dochter gezocht. De consument heeft een andere opvangorganisatie gevonden maar die is duurder dan die van de ondernemer. De consument verlangt dan ook een schadevergoeding van de ondernemer ter hoogte van het verschil in het tarief van de ondernemer en dat van de nieuwe aanbieder. Tot 31 mei 2024, het moment waarop de dochter naar school zal gaan, bedraagt dat verschil € 1751,52.
Naast schadevergoeding verlangt de consument:
– een verder onderzoek door de ondernemer naar mogelijk meerdere incidenten waarbij de dochter koemelkproducten toegediend heeft gekregen;
– een officiële waarschuwing voor de betrokken medewerkster van de ondernemer;
– het informeren van andere ouders door de ondernemer over de klacht.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Vooraf merkt de ondernemer op het zeer spijtig te vinden dat de dochter van de consument koemelkproducten toegediend heeft gekregen. De ondernemer heeft zijn excuses daarvoor aangeboden en deze ook schriftelijk herhaald. De ondernemer heeft de eenzijdige en directe beëindiging van de opvangovereenkomst (per 19 augustus 2022) geaccepteerd.
De ondernemer is het niet eens met de door de consument verlangde vergoeding voor de gestelde geleden schade. De ondernemer is in staat om de dochter van de consument kwalitatief goede kinderopvang te bieden. De consument heeft nog steeds de keuze om hiervan gebruik te maken en is niet gehouden om de overstap naar een andere kinderopvangorganisatie te maken.
De ondernemer heeft de consument uitgenodigd voor een gesprek om in onderling overleg te bekijken hoe naar de toekomst het wederzijds vertrouwen hersteld kon worden maar de consument is helaas niet op die uitnodiging ingegaan.
Naar aanleiding van het koemelkincident zijn binnen de organisatie van de ondernemer werkprocessen doorgelicht. Hierop zijn de benodigde acties ondernomen om soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen.
Hiermee wordt de geleverde kwaliteit aan kinderopvang binnen de organisatie van de ondernemer verder gewaarborgd. Voorts heeft de betrokken medewerkster voor haar handelen een officiële waarschuwing ontvangen. Het klachtenverslag is voor ouders openbaar en op te vragen bij de locatiemanager.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De dochter van de consument werd door de ondernemer opgevangen in de babygroep en later in de peutergroep van de ondernemer. Vaststaat dat de dochter tenminste tweemaal een koemelkproduct is gegeven hoewel zij een koemelk-intolerantie heeft en de ondernemer daarmee bekend was.
De ondernemer heeft die incidenten erkend en zijn excuses daarvoor aangeboden.
De consument heeft de opvangovereenkomst na kennisname van het laatste incident op 19 augustus 2022 per direct opgezegd. De ondernemer heeft die eenzijdige en directe beëindiging geaccepteerd.
Reeds gelet op de erkenning door de ondernemer verklaart de commissie de klacht dat de ondernemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot opvang van de dochter van de consument gegrond.
Ten aanzien van de door de consument gevorderde schadevergoeding van € 1751,52 overweegt de commissie als volgt.
Hoewel de klacht van de consument gegrond is, is de commissie van oordeel dat de door de consument gestelde schade geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van de ondernemer. De consument heeft ervoor gekozen om een contract af te sluiten met een duurdere kinderopvangorganisatie dan die van de ondernemer. Het verschil in maandelijkse lasten is een gevolg van die keuze die niet in causaal verband staat met het tekortschieten van de ondernemer en niet op de ondernemer kan worden afgewenteld. De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding dan ook af.
Naast schadevergoeding heeft de consument gevraagd om:
– een verder onderzoek door de ondernemer naar mogelijk meerdere incidenten waarbij de dochter koemelkproducten toegediend heeft gekregen;
– een officiële waarschuwing voor de betrokken medewerkster van de ondernemer;
– het informeren van andere ouders door de ondernemer over de klacht.
Het reglement van de commissie staat beslissingen als deze echter niet toe zodat de commissie de verzoeken van de consument alleen al daarom zal afwijzen.
Omdat de klacht gegrond is zal de commissie wel bepalen dat het klachtengeld aan de consument dient te worden vergoed.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond en stelt vast dat de ondernemer is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot opvang van de dochter van de consument;
– wijst af de vordering tot het toekennen van schadevergoeding;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 10 februari 2023.