Commissie: Voertuigverhuur
Categorie: Schade
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
42190
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 18 december 2009 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verhuren van een [automerk] 9-persoonsbus tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.000,–. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 18 december 2009. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op vrijdag 18 december 2009 hebben wij bij de ondernemer een 9-persoonsbus gehuurd. Hiermee zijn wij met vier volwassenen en twee kleine kinderen naar Zwitserland gereden. Op de ochtend van woensdag 23 december 2009 raakte deze bus defect. Tijdens een rit bergafwaarts weigerde de versnelling, waarna we in de vrijstand de heuvel moesten afrijden. Gelukkig hadden we nog net genoeg vaart om de wagen te parkeren bij het treinstation van Gruyeres. We hebben dit meteen bij de ondernemer gemeld. Men verwees ons naar [automerk] Zwitserland. Vele, dure telefoontjes in het Frans volgden. Uiteindelijk konden wij een afspraak maken met een monteur van [automerk]. Die stelde 23 december 2009 om 20.00 uur vast dat: a. de auto niet te repareren viel in verband met kapotte koppelingsplaten en b. dat de auto met meer dan 100.000 km op de teller volgens hem eigenlijk te oud was voor een huurauto. Op 24 december 2009 hebben wij, op verzoek van [automerk] en in overleg met de ondernemer, de sleutels van de huurbus overgedragen aan een medewerker van [automerk]. Wij zijn van mening dat een dergelijke slijtage van koppelingsplaten een sluipend proces is. Die platen verslijten niet van het ene op het andere moment: daar gaan duizenden kilometers overheen. Bij zorgvuldig onderhoud door de ondernemer, had dit gebrek al in een veel eerder stadium onderkend (en verholpen) moeten zijn. We stellen vast dat ons een voertuig is verhuurd met gebreken die bij het aangaan van de huurovereenkomst bekend had moeten zijn, termeer de ondernemer op de hoogte was van het reisdoel. Derhalve stellen wij de ondernemer aansprakelijk voor de schade die wij door deze gebreken aan het verhuurde voertuig hebben geleden. Buiten onze schuld en als gevolg van een gebrek dat de ondernemer had kunnen en moeten kennen hadden wij niet meer de beschikking over het vervoermiddel. Deze reis met veel bagage en twee kleine kinderen heeft ons voor grote problemen gesteld. De ondernemer heeft geen enkele moeite genomen om op welke wijze dan ook ons te hulp te schieten. Terug in Nederland weigert de ondernemer onze bagage mee te nemen (zie de e-mail correspondentie d.d. 5 januari jl.). Een opmerkelijk standpunt daar de ondernemer zelf de gestrande bus ging ophalen op de locatie waar onze bagage is achtergelaten. De ondernemer weigert onze repatriëringkosten en de kosten voor het verlies van de bagage te vergoeden. Op ons schriftelijk verzoek (zie brief van de ondernemer d.d. 5 maart jl.) weigert de ondernemer te reageren. De totale kosten die wij hebben geleden door het geleverd krijgen van een ondeugdelijk voertuig schatten wij in op € 3.232,– (zie de stukken voor de onderbouwing). Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer, verwoord door diens vertegenwoordiger, luidt in hoofdzaak als volgt. Tussen de ondernemer en de consument is een overeenkomst tot huur van een personenbus gesloten voor de periode 18 tot en met 27 december 2009. De consument is met de bus ([automerk], diesel) naar Zwitserland gereden. In Zwitserland is het voertuig defect geraakt. De consument heeft het voertuig achtergelaten bij, althans in het beheer gelaten van een plaatselijke garagist en is met de trein doorgereisd naar zijn eindbestemming, met overige inzittenden en de bagage. Na enige tijd, de consument geeft dit moment aan als op 23 december 2009 om 20:00 uur, werd duidelijk dat herstel ter plaatse voorafgaand aan de terugreis niet tot de mogelijkheden behoorde. Deze mededeling is de volgende ochtend op het hoofdkantoor van de ondernemer ontvangen, waarna nog is getracht ter plaatse een vervangende personenbus te huren. De ondernemer stelde zich hierbij het gezelschap met een vervangend voertuig te laten terug reizen, waarna hiermee door een personeelslid van de ondernemer naar Zwitserland gereden zou worden en het defect geraakte voertuig na reparatie kon worden gerepatrieerd. Het bleek echter op 24 december 2009 niet meer mogelijk te plaatse een vervangende personenbus te verkrijgen als gevolg van het naderende kerstfeest, waardoor veel bedrijven vroeg gesloten waren. Hiertoe is door de ondernemer gezocht bij diverse verhuurbedrijven, onder meer bij collega verhuurder [naam van autoverhuurbedrijf] en bij [automerk]. Gezien het gewenste terugreismoment op tweede kerstdag (zaterdag) met aankomst op zondag 27 december 2009, alsmede gezien de onmogelijkheid een voldoende groot vervangend voertuig te huren binnen het gestelde tijdsbestek, heeft de ondernemer de consument en zijn gezelschap voor de terugreis verwezen naar de trein. De ondernemer heeft vervolgens voor repatriëring van het voertuig in verband met het defect haar verzekeraar ingeschakeld. Deze heeft berger [naam bergbedrijf] opdracht gegeven tot repatriëring van het voertuig na de feestdagen, in het nieuwe jaar. Eerder was niet haalbaar, zo bleek. De ondernemer heeft de consument aangeboden dat de bagage meegenomen kon worden met repatriëring van de bus. De consument en gezelschap hebben de trein naar huis genomen. Uit het schadepatroon en de door de consument beschreven toedracht, alsmede de bij de ondernemer gebruikelijke procedures (van innemen en uitgeven) blijkt een schakelfout. De [automerk] is voorzien van zes versnellingen en een dieselmotor met een maximum toerental van omstreeks 4500 rpm. Indien met een zwaar beladen [automerk] halverwege de berghelling naar beneden wordt teruggeschakeld van bijvoorbeeld de 5e of de 6e versnelling naar bijvoorbeeld de 2e of 3e versnelling en daarbij het maximum toerental van de motor aanzienlijk overschreden wordt, dan is volstrekt begrijpelijk dat de koppeling ‘er uit brandt’. Dit is precies wat zich hier heeft voorgedaan. Een dergelijke schade zal zich overigens bij zulke omstandigheden bij een nieuwe auto evenzeer voordoen. Op grond hiervan houdt de ondernemer de consument aansprakelijk voor de gehele schade. Immers, een zodanig zware schakelfout dat de koppeling het compleet begeeft en het frictiemateriaal in brokken afbreekt, kan niet worden beschouwd als een ‘gewone’ fout. Dit doet zich eerst voor bij ‘overslaan’ van versnellingen tijdens het terugschakelen en hangt derhalve samen met opzet of grove schuld van de consument. Volgens de bepaling van artikel 8 lid 3 komt zodanige schade dan ook volledig voor rekening van de consument. Deze schade geldt de kosten van het herstel van de koppeling, inclusief de kosten van stilstand tot het moment van herstel op grond van het bepaalde van artikel 8 lid 7 (omvang bedrijfsschade) en kosten van repatriëring op grond van het bepaalde van artikel 8 lid 8 (kosten repatriëring voor verhuurder, tenzij …). De ondernemer is derhalve in deze niet aansprakelijk voor repatriëring van het voertuig, dat is in dit geval de consument in verband met het onzorgvuldig handelen (artikel 8 lid 8 jo. artikel 8 lid 3 jo. artikel 7 lid 1 van de algemene huurvoorwaarden) van de ondernemer. De ondernemer heeft vorderingen op de consument, ter zake waarvan zij aanspraak maakt op betaling. Ten behoeve van beoordeling de commissie is de onderbouwing zoveel mogelijk opgesplitst. De ondernemer heeft een vordering op de consument betreffende de huurpenningen ter hoogte van de huur van het voertuig voor de gereserveerde periode ad € 1.125,96, subsidiair de periode van het feitelijk gebruik ad € 642,21. Het voertuig is voorts vertrokken met een volle tank, zodat de ondernemer aanspraak maakt op de door haar afgetankte brandstof. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Naar het oordeel van de commissie draagt de verhuurder in dit geval het risico van het opgetreden defect. Immers, hij heeft een auto van vijf jaar oud met een kilometerstand van circa 100.000 verhuurd. Indien de koppeling van een dergelijk object defect gaat (hetgeen bij een huurauto met een dergelijke leeftijd en kilometerstand niet tot de onmogelijkheden behoort) is dit een omstandigheid/defect die de verhuurder behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst, in de zin van artikel 10 van de toepasselijke Bovag-voorwaarden. Dat is slechts anders indien de verhuurder onjuist gebruik door de huurder kan aantonen. Daar in is hij niet geslaagd. De verhuurder kan in dit geval gemeten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak op betaling van de huurpenningen maken. Bovendien is hij in beginsel schadeplichtig voor wat betreft de gevolgschade. De consument heeft een lijst van bedragen aangeleverd: deze bedragen worden echter niet gestaafd door bescheiden. Niettemin zal de commissie de consument schadeloos doen stellen. Echter, gemeten naar voormelde maatstaven zal de commissie dit vaststellen op € 1.000,–. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Dat betekent dat aan de vordering van de ondernemer niet wordt toegekomen, nog los daarvan dat het reglement van de commissie daartoe geen ruimte biedt. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Verstaat dat de consument de ondernemer niets verschuldigd is terzake de bovenvermelde huurovereenkomst. De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.000,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 330,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Autoverhuur, op 12 juli 2011.