Onduidelijke afspraken over door consument te verrichte werkzaamheden op het terrein van de ondernemer. Het in rekening gebrachte is redelijk.

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT03-0054

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil heeft betrekking op betaling van enkele posten op een factuur.   De consument heeft op 25 september 2003 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
  Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 6 april 2003 heeft de consument zijn boot door de ondernemer uit het water laten hijsen voor het verrichten van onderhoud (onder andere laswerk), uit te voeren op het jachthavenbedrijf van de ondernemer. De verwachte periode voor de werkzaamheden was twee tot drie weken. Van te voren was door de ondernemer aangegeven dat laswerk door zijn bedrijf kon worden uitgevoerd. Na ongeveer een week bleek dat de boot in slechtere staat verkeerde dan voorzien en dat extra laswerkzaamheden nodig zouden zijn. De ondernemer en de ‘huislasser’ gaven echter zonder veel uitleg aan niet aan deze reparatie te willen beginnen. De consument heeft vervolgens na enige tijd zelf een lasser gevonden; een vertraging die naar de mening van de consument niet nodig was geweest als de ondernemer voor het hijsen had laten weten dat hij niet alle laswerkzaamheden uitvoert. Door de ingehuurde lasser werd, bij inspectie van de boot, aan de zoon van de ondernemer gevraagd of het noodzakelijk was dat hij een vergoeding zou afdragen om op het terrein van de ondernemer te mogen werken. De zoon gaf aan dat hij dit niet wist en dat zijn ouders op vakantie waren. Onderling werd afgesproken dat de zoon de vraag aan zijn ouders zou voorleggen en dat de ondernemer, via de consument, aan de lasser zou laten weten of een vergoeding nodig was. Hierna is nooit meer gesproken over een vergoeding. De boot werd gerepareerd en omdat het maximale stallingtarief inmiddels bereikt was, besloot de consument de boot, in tegenstelling tot de oorspronkelijke bedoeling grondiger onder handen te nemen. In augustus 2003 heeft de consument naar een eventuele tussentijdse afrekening gevraagd, een week later ontving hij een factuur. Op deze factuur zijn vier posten opgenomen waarmee de consument het niet eens is omdat deze zijn opgenomen zonder voorafgaande afstemming dan wel communicatie met hem. Het gaat om de posten “verzetten van de boot”, “verlenen faciliteiten lasbedrijf”, “stroomgebruik” en “vulling brandblusser”. Hoewel de consument meerdere malen getracht heeft tot overeenstemming te komen met de ondernemer, bleef de ondernemer bij zijn standpunt dat de posten terecht zijn opgenomen. Omdat de boot voor 1 oktober 2003 weer te water moest, heeft de consument noodgedwongen de factuur betaald, waarbij hij mondeling heeft aangegeven het niet eens te zijn met de factuur en onder protest te betalen. De consument is van mening dat de wijze van communicatie van de ondernemer de oorzaak is van alle problematiek.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende opgemerkt.   Het gaat de consument niet eens zozeer om het te betalen bedrag als wel om de wijze waarop (hierover) gecommuniceerd is.   De consument verlangt restitutie van het bedrag dat betrekking heeft op de vier genoemde posten.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft bij de ondernemer geïnformeerd naar de mogelijkheid om zijn boot voor het verrichten van werkzaamheden te hijsen op het bedrijf van de ondernemer en om enkele steuntjes te laten lassen. Vervolgens heeft de consument een afspraak gemaakt voor 6 april 2003. De consument dacht ongeveer twee weken nodig te hebben voor zijn werkzaamheden. De aard van de werkzaamheden gaf aan dat de boot een plaats onder de kraan moest hebben. Ten aanzien van de door de consument aangegeven werkzaamheden zijn alle inlichtingen verschaft die daarvoor nodig waren. Aangegeven is dat het tarief inclusief stroom is, echter exclusief lassen, branden, föhnen en ander zwaar stroomverbruik. Ook is medegedeeld dat er een maximaal bedrag voor het stageld is, gelijk aan het zomertarief. Dit impliceerde niet dat de consument onbeperkt op deze plek zou kunnen staan. De consument ging andere werkzaamheden aan zijn boot uitvoeren dan afgesproken. Ook bleek al snel dat de boot een grotere reparatie nodig had dan verwacht. Gevraagd werd of de ondernemer deze reparatie wilde uitvoeren, maar deze was, na inspectie met de ‘huislasser’, van mening dat het schip professioneel gezien niet meer te repareren was en weigerde. Wel heeft de ondernemer de consument toestemming gegeven om een ander bedrijf de reparatie uit te laten voeren.   Als gevolg van de onverwacht slechte conditie van de boot had de consument niet genoeg aan de gereserveerde twee weken en moest hij langer blijven staan. Hierdoor was de ondernemer echter genoodzaakt de boot te verplaatsen. De meerkosten die dit met zich meebrengt zijn voor rekening van de consument. Het door de consument ingehuurde lasbedrijf ging er terecht van uit dat een vergoeding nodig was. Het gaat hierbij om een gebruikelijke provisie van 10% die de ondernemer berekent aan bedrijven die op zijn terrein komen werken. Normaliter berekent dit bedrijf deze kosten door aan de consument. Doordat de consument zich opwierp als intermediair is de ondernemer ervan uit gegaan dat de provisie rechtstreeks door de consument zou worden voldaan. Wat betreft de hoogte van het bedrag voor stroomverbruik meent de ondernemer dat dit een redelijk bedrag is gezien de aard en duur van de door de consument verrichte werkzaamheden, zoals afslijpen kajuit, lassen van nieuwe binnenhuid en andere las- en schilderwerkzaamheden. Het bedrag voor het vullen van de brandblusser is opgenomen omdat de ondernemer een brand heeft geblust op de boot van de consument nadat deze om hulp had geroepen. De kosten die de ondernemer heeft moeten maken om de brandblusser te laten vullen en vervoeren, vermeerderd met een redelijke winstopslag, zijn bij de consument in rekening gebracht.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De consument is nooit nagegaan, of heeft nooit navraag gedaan naar hoe zaken geregeld waren of wat de extra kosten waren van zijn werkzaamheden.   De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de consument ongegrond te verklaren.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Vast staat dat de consument met de ondernemer is overeengekomen dat zijn boot uit het water gehesen zou worden op het bedrijf van de ondernemer. De consument zou daar gedurende twee tot drie weken enkele werkzaamheden aan zijn boot verrichten, waarbij door de ondernemer mogelijk enig laswerk zou worden uitgevoerd. De boot bleek echter in slechtere staat te verkeren dan in eerste instantie voorzien was. Omdat de ondernemer reparatie van de boot niet zinvol achtte, is de consument op zoek gegaan naar een lasser die de boot wel wilde repareren, hetgeen enige tijd in beslag nam. (Mede) daardoor hebben de werkzaamheden meer tijd in beslag genomen dan oorspronkelijk was voorzien en is de boot langer op het bedrijf van de ondernemer gebleven dan was afgesproken.   Vastgesteld wordt vervolgens dat de partijen geen duidelijke (vervolg)afspraken hebben gemaakt toen duidelijk werd dat de reparatiewerkzaamheden langer zouden duren en de consument van de diensten van een andere lasser gebruik zou gaan maken. Dit valt beide partijen te verwijten: enerzijds had van de consument verwacht mogen worden dat hij bij de ondernemer zou informeren naar de consequenties en kosten voor het langer verblijven van de boot op de werf en het gebruik maken van een lasser van een ander bedrijf, doch anderzijds had van de ondernemer verwacht mogen worden dat hij de consument hierover zou informeren ook al deed de consument daar geen nadrukkelijke navraag naar.   Bij gebreke van duidelijke afspraken, zonder dat dit in overwegende mate aan één der partijen te verwijten valt, dient naar het oordeel van de commissie het uitgangspunt te zijn dat redelijkerwijs te verwachten kosten betaald dienen te worden. Zowel ten aanzien van de kosten van het verzetten van de boot, als ten aanzien van de kosten voor het werken van het lasbedrijf op de werf van de ondernemer is de commissie van oordeel dat deze gezien de (gewijzigde) omstandigheden van het geval redelijkerwijs te verwachten waren. Nu deze kosten bovendien alleszins redelijk zijn, dienen deze door de consument te worden betaald.   Wat betreft het in rekening gebrachte verbruik van stroom is de commissie van oordeel dat de consument wist, althans behoorde te weten, dat zwaar stroomverbruik niet inbegrepen was in het liggeld. Nu het door de ondernemer gefactureerde bedrag gezien de aard en de duur van de (las)werkzaamheden door de commissie alleszins redelijk wordt geacht, dient de consument ook dat bedrag aan de ondernemer te betalen.   Ook het bedrag voor het vullen van de brandblusser is volgens de commissie redelijk. Hierbij merkt de commissie nog op dat de consument blij mag zijn dat de ondernemer de brand heeft kunnen blussen, gezien de gevaarlijke situatie waarin de consument zichzelf, zijn boot en het bedrijf van de ondernemer heeft gebracht door laswerkzaamheden uit te voeren zonder de noodzakelijke voorzorgen te nemen.   Samenvattend concludeert de commissie dat er wellicht niet optimaal is gecommuniceerd door beide partijen, maar dat dit geen consequenties heeft voor de betalingsverplichting van de omstreden bedragen. Deze zijn alleszins redelijk te achten.   Op grond van het bovenstaande acht de commissie de klacht van de consument ongegrond en wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 10 juni 2004.