Onduidelijkheid werkzaamheden komt voor rekening van advocaat

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Factuur / Informatieverstrekking / Kwaliteit geleverde werk / ondeugdelijke levering    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 195991/202540

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de hoogte van de declaraties en de kwaliteit van de werkzaamheden. De cliënt is teleurgesteld in de uitgevoerde werkzaamheden; de brief richting de wederpartij zou te laat zijn opgesteld en deze zou onzorgvuldig zijn vanwege een spelfout, alsmede zou de declaratie veel te hoog zijn. De advocaat ontkent de aantijgingen van de cliënt, hij stelt dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd en dat hij aantal taken zelfs niet in rekening heeft gebracht. De commissie stelt dat de cliënt, behalve voor wat betreft het opstellen van de brief, niet is geïnformeerd over de werkzaamheden van de advocaat en de financiële consequenties daarvan. Deze onduidelijkheid moet naar het oordeel van de commissie voor rekening van de advocaat komen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft kort samengevat de hoogte van de declaraties en de kwaliteit van de werkzaamheden.
De cliënt heeft een bedrag van € 520,49 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het
standpunt op het volgende neer.

De cliënt voert aan dat hij ongewild een contract heeft afgesloten waar hij niet meer onderuit kan. De
advocaat zou een pittige brief opstellen om naar de wederpartij te versturen. Deze conceptbrief zou de
cliënt op 21 november 2022 ontvangen, omdat de cliënt op 25 november 2022 een eerste maandbetaling
zou moeten doen voor het contract dat was afgesloten. Uiteindelijk heeft de cliënt pas op 24 november
2022 de conceptbrief ontvangen, nadat hij er een paar keer achteraan had gebeld. In de conceptbrief was
de naam van de wederpartij verkeerd gespeld. Dit heeft de cliënt gelijk via e-mail aangegeven. Tot zijn
verbazing is de brief toch verzonden aan de wederpartij met daarin de spelfout. Vervolgens kwam de cliënt
erachter dat de kosten voor de werkzaamheden van de advocaat waren opgelopen tot € 1.145,–, terwijl bij
het adviesgesprek is medegedeeld dat het te doen zou moeten zijn binnen de twee uur die de cliënt al aan
voorschot had betaald. Cliënt had deze hoge kosten totaal niet verwacht.

De cliënt stelt voor om het openstaande bedrag kwijt te schelden aangezien hij de brief te laat én met een
slordige spelfout heeft ontvangen. De cliënt vraagt de een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen
vergoeding.

Standpunt van de aanbieder
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.

De brief is niet te laat opgesteld. Er is aan de cliënt verteld dat eerst het bedrag van de voorschotnota
moest worden betaald. Op 23 november 2022 kwam het bericht dat was betaald, waarna de brief op 24
november 2022 volgde. Indien het voorschot eerder zou zijn betaald dan zou de brief ook eerder zijn
opgesteld. Overigens is aan de cliënt in het adviesgesprek uitgelegd dat hij de eerste bankbetaling op 25
november 2022 niet aan de wederpartij zou moeten voldoen, omdat daaruit juist erkenning van de
vordering zou blijken. Er was dus geen sprake van een deadline.

Uit het opnemen van de naam [A] in plaats van [B] kan volgens de advocaat niet worden afgeleid dat de brief onzorgvuldig
zou zij opgesteld en dat ‘er niet veel aandacht aan de brief is besteed’, zoals de cliënt betoogt. Er is door
de cliënt geen enkel inhoudelijk commentaar op de brief van twee kantjes geleverd.

De advocaat heeft inderdaad aangegeven dat het opstellen van de brief binnen de twee uur van het
voorschot wel zou moeten lukken en dit is ook gelukt. Er is uiteindelijk namelijk 1,8 uur aan de brief
besteed. De cliënt vergeet daarbij echter dat er ook bestudering van stukken voorafgaand aan het
adviesgesprek heeft plaatsgevonden en dat het adviesgesprek ruim een uur heeft geduurd. Er is duidelijk
vermeld dat de voorschotnota ziet op de werkzaamheden van de brief en dat de werkzaamheden met
betrekking tot het adviesgesprek daar los van staan.

De werkzaamheden zijn correct uitgevoerd. Zowel de legal desk als de advocaat hebben de cliënt
schriftelijk en mondeling gewezen op de voorwaarden die het advocatenkantoor hanteert. Er is zelfs een
uitzondering gemaakt door te starten met de werkzaamheden terwijl de gehele voorschotnota nog niet was
voldaan en er zijn een aantal e-mails niet in rekening gebracht.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de
advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en
redelijk handelende advocaat.

De klacht ziet op twee onderdelen, te weten dat de brief richting de wederpartij te laat zou zijn opgesteld en
onzorgvuldig zou zijn vanwege een spelfout, alsmede dat de declaratie veel te hoog zou zijn.

De commissie is, op basis van de overgelegde stukken, van oordeel dat niet is gebleken dat de brief die de
advocaat heeft geschreven te laat aan de wederpartij van de cliënt is verzonden, en evenmin dat deze
onzorgvuldig is opgesteld. Dat de naam van de wederpartij van de cliënt foutief is gespeld, maakt niet dat
de brief als geheel onzorgvuldig is opgesteld.

De commissie is wel van oordeel dat de declaratie dient te worden gematigd. Daartoe wordt als volgt
overwogen.

De commissie stelt vast dat de advocaat in de opdrachtbevestiging van 16 november 2022 expliciet heeft
vermeld dat de werkzaamheden worden verricht op basis van het overeengekomen uurtarief van € 225,–,
te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% BTW. Tijdens de bespreking met de cliënt op diezelfde
datum is door de advocaat aan de cliënt geadviseerd een brief aan de wederpartij te sturen. Het opstellen
van een brief zou de advocaat twee uur tijd kosten, zo is door de advocaat verteld. Later bleek echter dat
3,9 uur tijd is besteed aan de zaak en dat ook op basis daarvan is gefactureerd aan de cliënt.

Volgens de advocaat bestonden de werkzaamheden, behalve uit het opstellen van de brief, uit de
bestudering van de stukken, het adviesgesprek en de contactmomenten, waarbij overigens niet alle mails in
rekening zijn gebracht. Hoewel de commissie het voldoende aannemelijk acht dat de advocaat de
aangegeven werkzaamheden heeft verricht en daarvoor een factuur heeft verzonden, is de commissie
echter wel van oordeel dat de advocaat, in elk geval blijkens de stukken, aan de cliënt onvoldoende
duidelijk heeft gemaakt waaruit de werkzaamheden zouden bestaan, naast het opstellen van de brief aan
de wederpartij en wat er derhalve in totaal zou worden gefactureerd. De cliënt is, behalve voor wat betreft
het opstellen van de brief, niet geïnformeerd over de werkzaamheden van de advocaat en de financiële
consequenties daarvan. Deze onduidelijkheid moet naar het oordeel van de commissie voor rekening van
de advocaat komen. De cliënt is het honorarium dat voor de (extra) tijd van 1,9 uur welke in rekening is
gebracht dan ook niet verschuldigd en hoeft daardoor het meerdere boven de reeds als voorschot betaalde
twee uur niet te voldoen.

Nu het verzoek van de cliënt (deels) wordt toegewezen, dient de advocaat als de in het ongelijk gestelde
partij te worden veroordeeld tot vergoeding van het klachtengeld aan de cliënt, derhalve een bedrag van
€ 52,50.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat voorts behandelingskosten aan de
commissie verschuldigd.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de
commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

De commissie bepaalt dat de cliënt een bedrag van € 520,49 niet aan de advocaat behoeft te voldoen; met
inachtneming hiervan wordt het depot van € 520,49 wordt aan de cliënt gerestitueerd;
bepaalt dat de advocaat aan de cliënt het klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden;
bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie behandelingskosten aan
de commissie is verschuldigd;

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander,
voorzitter, mevrouw mr. H.M.J. van den Hurk, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr.
I. van der Kamp, secretaris, op 14 april 2023.