Ontvankelijkheid van klager in NIVRE Tuchtcommissie Geschil

De Geschillencommissie




Commissie: Tuchtcommissie NIVRE    Categorie: Bevoegdheid en/of ontvankelijkheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bevoegdverklaringontvankelijkverklaring   Uitkomst: bevoegdontvankelijk   Referentiecode: 210798/222670

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil ontstond doordat klaagster beweerde dat beklaagde, in verband met twee expertises met betrekking tot aanpassingen aan haar woning en de plaatsing van een badlift, in strijd handelde met de gedragsregels van NIVRE. Ze beweerde dat de expertises partijdig waren en in het voordeel van beklaagde werden uitgevoerd. Beklaagde voerde aan dat de klacht tegen zijn bedrijf was ingediend en niet tegen hem persoonlijk, en dat de expertiseopdrachten niet door hem waren uitgevoerd. De voorzitter van de commissie oordeelde echter dat de klacht duidelijk tegen de beklaagde persoonlijk was gericht, aangezien dit bleek uit de klachtomschrijving en correspondentie. Daarom werd klaagster als ontvankelijk beschouwd.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Klaagster stelt dat beklaagde in verband met twee expertises, één betreffende de aanpassing van bestrating
en tuin rondom haar woning en één betreffende plaatsing van een badlift in haar woning, in strijd met de
gedragsregels (artikel 3 tot en met artikel 7) NIVRE heeft gehandeld. De expertises zijn niet onpartijdig
uitgevoerd en enkel te eigen bate van beklaagde.

Beoordeling van het geschil
Samengevat leest de voorzitter commissie het verweer van beklaagde ten aanzien van het beroep op niet-ontvankelijkheid als volgt.
Volgens beklaagde is de klacht ingediend tegen zijn bedrijf, zijn de expertiseopdrachten niet door hem
uitgevoerd (maar door een niet NIVRE-geregistreerde ergotherapeut) en is de klacht niet tegen beklaagde
gericht.

Uit de stukken leidt de voorzitter af dat volgens beklaagde zij eerst dient te beoordelen of de beklaagde
tegen wie een klacht is neergelegd bij de Tuchtcommissie NIVRE een beklaagde is in de zin van artikel 1
van het reglement NIVRE. Beklaagde stelt immers dat klaagster de klacht tegen zijn bedrijf heeft ingediend.
Nu de commissie op grond van artikel 3 lid 1 van haar reglement enkel bevoegd is kennis te nemen van een
klacht wanneer deze het handelen of nalaten van een beklaagde betreft ten tijde van diens NIVRE-registratie, betreft dit verweer in feite de vraag of deze klacht wel tot het werkterrein van de Tuchtcommissie
NIVRE behoort. De klacht dient immers gericht te zijn tegen een NIVRE-geregistreerde persoon en dient
diens handelen te betreffen en niet tegen een bedrijf gericht te zijn (uitgezonderd een NIVRE Kamerbureau).
Dat valt, aldus beklaagde buiten de bevoegdheid van de commissie. Om die reden dient de commissie eerst
ambtshalve te bepalen of zij op grond van de voor haar bekende stukken bevoegd is kennis te nemen van
deze klacht.

Klaagster heeft naar aanleiding van het voornoemde verweer het volgende aangevoerd. Alleen beklaagde is voor de uitvoering van de expertises verantwoordelijk, de klacht is, zoals uit de stukken blijkt,
duidelijk tegen hem persoonlijk gericht. Nu hij NIVRE-geregistreerd is, verzoekt klaagster de commissie haar
te ontvangen in haar klacht.

De voorzitter oordeelt op de thans voorhanden zijnde stukken dat voldoende is komen vast te staan dat de
klacht van klaagster is gericht tegen de beklaagde in persoon. In de klachtomschrijving op het
vragenformulier, waarmee de klacht is ingediend bij de Tuchtcommissie NIVRE, is te lezen dat de klacht is
gericht tegen beklaagde, tegen het door hem overschrijden van de NIVRE-gedragsregels. Verder
staat op dit formulier vermeld dat de klacht tegen de beklaagde persoonlijk is ingediend en door hem is
afgewezen. Bovenaan het vragenformulier staat vermeld dat de klacht is gericht tegen de beklaagde
[naam], onder vermelding van zijn NIVRE-registratienummer. Ook bijlage 33, bij de door klaagster
ingediende stukken, geeft er blijk van dat klaagster de beklaagde in persoon aanspreekt en niet zijn
bedrijf. Deze bijlage betreft het klaagschrift aan het adres van beklaagde, gedateerd 25 april 2023, 16:50
uur, dat aanvangt met ‘Met deze dient klaagster bij u enkele klachten in, gericht tegen u in persoon.’ Door
beklaagde is hier op 25 april 2023, 18:42 uur op gereageerd blijkens bijlage 34, bij de door klaagster
ingediende stukken, met onder meer de woorden: ’klaagster valt in herhaling en de grens is bereikt. Vanaf
heden zal er niet meer gereageerd worden op mailtjes, brieven, verzoeken, klaagschriften enzovoort.’
Niet alleen maakt de voorzitter uit het voorgaande op dat op grond van de aanwezige stukken de klacht bij
de Tuchtcommissie is ingediend tegen beklaagde in persoon, maar ook dat klaagster daarvóór reeds
een klachtschrift bij hem in persoon heeft ingediend, dus dat de klacht daadwerkelijk aan hem is gericht en
de klacht tegen hem is ingediend.

Op grond van de voornoemde feiten, acht de voorzitter de commissie bevoegd kennis te nemen van deze
zaak. Nu de stukken tevens voldoende blijk geven van een door klaagster ingediend klaagschrift bij
beklaagde in persoon, acht de voorzitter klaagster tevens ontvankelijk in haar klacht op grond van artikel 5
van het reglement. Derhalve behoeft het tweede ontvankelijkheidsverweer van beklaagde, dat de klacht niet
tegen hem is gericht, geen verdere afzonderlijke bespreking meer.

Partijen zullen door het secretariaat van de commissie worden uitgenodigd voor de mondelinge behandeling
van deze klacht door de commissie. Beklaagde is op grond van artikel 9 lid 2 van het reglement van de
commissie verplicht in persoon ter zitting te verschijnen, waaraan digitale aanwezigheid gelijk is gesteld.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De voorzitter oordeelt de commissie voorlopig bevoegd onderhavige klacht in behandeling te nemen en
verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door de voorzitter van de Tuchtcommissie NIVRE, mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, in
aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 5 september 2023.