Onvermijdbare en buitengewone omstandigheden liggen in risicosfeer van ondernemer, consument mag kosteloos annuleren

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Annulering    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 32833/35598

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft een rondreis door Denemarken, Noorwegen en Zweden bij de ondernemer geboekt. Aangezien Noorwegen nog niet toegankelijk was voor toeristen, kon de reis volgens de ondernemer praktisch gezien niet worden gemaakt en lag dit niet in zijn invloedssfeer, waardoor er niet kosteloos geannuleerd kan worden en er geen recht op terugbetaling bestaat. De consument moest € 975,– annuleringskosten betalen en is het hier niet mee eens. De commissie concludeert dat het volgens de ondernemer effectief onmogelijk was om naar Noorwegen te reizen. Volgens de commissie wordt daar onterecht de conclusie aan verbonden dat omdat het buiten de invloedssfeer van de ondernemer zou vallen er niet kosteloos kon worden geannuleerd. Volgens Europese regelgeving is in zulke gevallen wel het risico voor de ondernemer. Gezien er sprake was van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden, mag de consument de reis kosteloos annuleren en moet de ondernemer overgaan tot terugbetaling van de annuleringskosten. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 31 januari 2020 met de ondernemer totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een rondreis voor twee personen door Denemarken, Noorwegen en Zweden met verblijf in kampeerhutten, appartementen en scheepshutten op basis van logies en een enkele maal ook ontbijt, voor de periode van 4 juli 2020 t/m 27 juli 2020 voor de som van € 2.850,–.

De consument heeft de klacht eerst voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft een reis naar Zweden en Noorwegen geboekt in januari 2020 en de helft (€ 1.350,–) aanbetaald. Het is echter niet mogelijk naar Noorwegen te reizen en dat betekent dat de reis niet kan doorgaan. Hij heeft deze reis niet geannuleerd, maar doordat de landen die hij wilde bezoeken op slot gingen werd het hem onmogelijk gemaakt deze te bezoeken. Hij kon geen van de drie landen die hij wilde bezoeken in, te weten Zweden, Noorwegen en Denemarken omdat er voor Zweden een negatief reisadvies gold en Noorwegen gesloten was voor Europeanen. Er was een negatief reisadvies gegeven door de Noorse regering die alle buitenlandse toeristen tot ver na zijn geplande vakantie buiten de grenzen hield. Als de ondernemer beweert dat de reis gewoon door had kunnen gaan, waarom werd de consument dan gebeld met de uitdrukkelijke vraag of de consument hem om wilde boeken naar volgend jaar.
Er worden in het kader van de annulering echter wel de veerkosten ad circa € 800,– en 35% van de verblijfskosten berekend. De boot op de heenweg van Kiel naar Göteborg wil de consument wel betalen, maar de boot van Bergen naar Hirtshals voer op dat moment niet. Omdat Noorwegen op 20 juli a.s. ‘mogelijk’ weer open zou gaan voor toeristen zou ook de boot van Bergen naar Hirtshals weer varen. Er moet echter worden bedacht dat de Noren zelf pas weer op 20 augustus mogen uitreizen en dan is de vraag: wie gaat er dan op een boot van Noorwegen naar Denemarken? Geen Noren en geen buitenlanders, dan blijven er nog maar heel weinig passagiers over en daar laten de grote maatschappijen heus geen lege boot voor varen.

De consument vindt de in rekening gebrachte annuleringskosten van € 800,– onrechtvaardig en wil zijn geld terug. De consument kan wel een voucher krijgen maar dat wil hij niet.
Verder is het zo dat de ondernemer de reis heeft geannuleerd en niet de consument.

De consument verlangt een vergoeding van € 975,–.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft de reis op 22 mei 2020 zélf telefonisch geannuleerd, omdat het risico te hoog is om te wachten wat de leveranciers doen. Daarbij komt ook dat op 23 mei 2020 de restbetaling moet plaatsvinden en het bijna 45 dagen voor vertrek was waarbij de annuleringsvoorwaarden zouden wijzigen.

Op diezelfde dag heeft de ondernemer de consument bevestigd dat hij de reis op zijn verzoek zou annuleren. Hieraan voorafgaand is de consument de optie geboden om te boeken. Voorts is bevestigd dat een deel van de omzet en winstmarge gerestitueerd zou worden.

De consument heeft op een reissom van € 2.850,– uiteindelijk € 975,– aan beëindigingsvergoeding betaald. Deze annuleringskosten zouden eigenlijk hoger liggen, maar de ondernemer heeft deze beperkt tot het bedrag van € 975,–. De consument heeft over de aanbetaling van € 1.292,50 om die reden een restitutie verkregen van € 317,50. Dit bedrag is conform de opgave en bevestiging van de consument voor het aanhangig maken van het geschil al overgemaakt op zijn rekeningnummer.

Feitelijk verzoekt de consument, nu het geschil ruim een maand voor het beoogde vertrek is ingediend, om achteraf voorspellende gaven te beoordelen of toe te wijzen aangaande de vraag óf de ondernemer of de consument de overeenkomst heeft opgezegd, én of de consument óf de ondernemer deze overeenkomst diende te ontbinden.

Feit is echter dat de overtochten gewoon doorgang hebben gevonden en een bezoek aan de landen en accommodaties kon en ook gedaan is door andere klanten. Feit is ook dat er geen negatief reisadvies gold op het moment van annuleren.

Het beoordelen van een al dan niet bestaand reisadvies op het moment van annulering kan eenvoudigweg en juridisch gewoonweg niet. Dit zou er in de praktijk op neerkomen dat élke annulering met de wetenschap na de beoogde vertrekdatum alsnog tot de kosteloze ontbinding van reisovereenkomsten kan leiden c.q. hier misbruik van gemaakt kan worden. Dit mede in het licht van al dan niet aanwezige annuleringsverzekeringen.

Met betrekking tot dit laatste kan de ondernemer ook nu niet achteraf beoordelen of aantonen dat er een beroep op zou zijn gedaan vanwege gezondheidsredenen.

De consument verzoekt echter om nu achteraf, en alsnog nadat zijn reis doorgang had kunnen vinden, een oordeel te vellen op zijn eigen beslissing de reis te annuleren. Dit terwijl de consument, hoe allicht begrijpelijk ook, angst kende óf (en dit valt nimmer na te gaan) om andere redenen zijn reis heeft geannuleerd.

De ondernemer heeft de consument, uit service-oogpunt én om te voorkomen dat als de consument tot annulering zou overgaan de schade te beperken gezien de oplopende kosten in dat geval, de gelegenheid geboden om de reis om te boeken. Nu er geen negatief reisadvies was, was ook de ondernemer afhankelijk van de mogelijk welwillende opstelling van alle leveranciers.

In deze heeft de consument in feite een afweging gemaakt tussen mógelijk de eigen gezondheid en de financiën. Die afweging is ook aan de consument zelf en kan de ondernemer niet voor de consument maken.

Midden mei 2020 was de planning dat op 20 juli 2020 Noorwegen mogelijk weer open zou gaan voor enkele EU-landen in verband met het toerisme en dat op 20 augustus 2020 de Noren weer zouden mogen uitreizen. Dit betekende op dat moment dat de consument niet al begin juli 2020 naar Noorwegen zou kunnen reizen door een inreisverbod. Maar als de pakketreis door de ondernemer vanuit zijn kant feitelijk kan worden uitgevoerd (vlucht, hotel en eventueel andere onderdelen van het pakket zijn beschikbaar en theoretisch uitvoerbaar), maar de Noorse overheid ontzegt de toegang, geeft geen visa af of anderszins dan ligt het feit dat uiteindelijk de reis praktisch gezien niet kan worden gemaakt, niet in de invloedssfeer van de ondernemer. Dit betekent dat de reiziger de reis niet kosteloos kan annuleren en dus geen recht heeft op terugbetaling van de ondernemer.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen is allereerst in geschil of de consument dan wel de ondernemer de reis heeft geannuleerd en voor het geval de consument zou zijn of deze al dan niet kosteloos kon annuleren.

Het mag duidelijk zijn dat de Covid-19 pandemie ertoe heeft geleid dat de consument de door deze geboekte reis niet heeft kunnen maken. Vast staat dat beide partijen omtrent deze in januari 2020 geboekte reis meermalen contact hebben gehad, omdat er ofwel een Nederlands negatief reisadvies gold dan wel de overheid van het betreffende land Nederlandse toeristen niet wilde toelaten.

In dat kader heeft de ondernemer de consument in een schrijven van 19 mei 2020 als volgt bericht:

`Zojuist hebben wij telefonisch contact gehad over jullie reis.
Noorwegen heeft een tijdschema uitgerold:
– 1 juni open voor werkverkeer gehele EU (geen quarantainemaatregelen meer)
– 15 juni mogelijk open voor de Scandinavische toeristen
– 20 juli mogelijk open voor enkele EU-landen (toerisme)
– 20 augustus mogen de Noren weer uitreizen
Dit betekent dat u Noorwegen niet binnenkomt, door een inreisverbod.
Landen die een inreisverbod hebben ingesteld voor reizigers uit Nederland, vaak geldt dit dan voor alle Schengenlanden, maakt het reizen naar die bestemming effectief gezien onmogelijk.
Maar als de pakketreis door de reisorganisator vanuit zijn kant feitelijk kan worden uitgevoerd (vlucht, hotel en eventueel andere onderdelen van het pakket zijn beschikbaar en theoretisch uitvoerbaar), maar de bestemming ontzegt de toegang, geeft geen visa af of anderszins ligt het feit dat uiteindelijk de reis praktisch gezien niet kan worden gemaakt, niet in de invloedssfeer van de reisorganisator. Dit betekent dat de reiziger de reis niet kosteloos kan annuleren en dus geen recht heeft op terugbetaling van de reisorganisator.
Wij adviseren dus om de reis om te boeken naar 2021, omdat dit tegen weinig/ geen kosten kan.
U heeft aangegeven dat u, i.v.m. uw leeftijd, niet wenst om te boeken.
(…)

Uit dat schrijven blijkt dat reizen naar de bestemming naar het oordeel van de ondernemer effectief onmogelijk was. Daaraan wordt echter de onjuiste conclusie verbonden dat omdat een en ander buiten de invloedsfeer van de ondernemer zou vallen er niet kosteloos kon worden geannuleerd. In de Europese regelgeving die aan de Nederlandse reisovereenkomst ten grondslag ligt is in dergelijke gevallen het risico aan de ondernemer toebedeeld.

Daarom houdt artikel 7:509 leden 3 en 4 BW in:
`3. (…), indien zich op de plaats van bestemming of in de onmiddellijke omgeving daarvan onvermijdbare en buitengewone omstandigheden voordoen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van de pakketreis of voor het personenvervoer naar de bestemming, het recht de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis zonder betaling van een beëindigingsvergoeding te beëindigen.
4. In geval van beëindiging van de pakketreisovereenkomst op grond van lid 3 heeft de reiziger recht op een volledige terugbetaling van alle voor de pakketreis betaalde bedragen, maar kan hij geen aanspraak maken op een schadevergoeding.’

Dat betekent dat niet van belang is of de consument dan wel de ondernemer de reis heeft geannuleerd (de toonzetting van de brief is dusdanig dat de ondernemer de consument feitelijk geen andere keuze laat dan te annuleren) en dat het de consument onder deze omstandigheden vrijstond de reis te annuleren en dat de ondernemer moet overgaan tot terugbetaling van hetgeen door de consument als annuleringsvergoeding is betaald.

De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 975,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument te vergoeden het door deze betaalde klachtengeld ad € 102,50.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie een bijdrage in de behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, bestaande uit de heer prof. mr. A. W. Jongbloed, voorzitter, de heer J. H. M. Boshuis, de heer mr. P. C. de Klerk, leden, op 18 mei 2021.