Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Beëindiging / opzegging
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118165
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 31 januari 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een opleiding SPD Bedrijfsadministratie. De opleiding is gestart in januari 2017.
Het geschil betreft de verschuldigdheid van lesgeld en examengeld.
De consument heeft op 7 januari 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is in februari 2017 met de opleiding begonnen, naast zijn werk. De opleiding werd bekostigd door de voormalige werkgever van de consument, de consument zou zelf de kosten van examens betalen.
Enkele maanden na begin van de opleiding heeft de ondernemer meegedeeld dat het curriculum van de opleiding gewijzigd zou worden. De consument kon kiezen tussen het voor september 2019 afmaken van de reeds begonnen opleiding of overstappen naar de opleiding nieuwe stijl. De consument heeft op 3 januari 2018 laten weten over te stappen naar de opleiding nieuwe stijl.
Vervolgens bleek uit een door de consument op 7 januari 2018 ontvangen factuur dat er een wijziging was in het afnemen en de betaling van examens. In de oorspronkelijke opzet had de consument de examens kunnen spreiden over de maximale zes jaar van de opleiding en die telkens aan de externe examenorganisatie kunnen betalen. In de nieuwe opzet worden de examens door de ondernemer zelf afgenomen en dienen de kosten in drie termijnen direct aan de ondernemer betaald te worden.
Dit was voor de consument financieel onhaalbaar. Daarom heeft hij de opleiding beëindigd. Omdat daardoor het eerste jaar geen enkel nut had voor de consument heeft hij verzocht om het betaalde cursusgeld terug te betalen. De ondernemer was daar niet toe bereid.
De ondernemer heeft de consument onjuist voorgelicht over de gevolgen van het overstappen naar de nieuwe opleiding. De betaling van het examen was in de oude opleiding anders, en voor de consument meer op maat. De ondernemer had de consument daar juiste informatie over moeten geven.
De ondernemer geeft zelf aan dat de consument bij de opleiding nieuwe stijl opnieuw begint. Daarmee is duidelijk dat het reeds gevolgde eerste jaar geen nut heeft gehad.
De ondernemer heeft voor het betaalde lesgeld nauwelijks enige prestatie verricht. Eigenlijk is alleen een boekenpakket opgestuurd. De consument is bereid dat te retourneren.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Volgen de consument heeft hij per 30 augustus 2017 de gelegenheid gekregen om kenbaar te maken of hij wilde overstappen. Op 3 januari 2018 heeft hij de overeenkomst echter opgezegd.
Door omstandigheden in de privésfeer heeft de consument weinig kunnen doen. Daarvoor heeft hij bij herhaling aandacht gevraagd van de ondernemer. De ondernemer bleek in een voor de consument moeilijke situatie niet bereid serieus met de consument mee te denken. Dat is eigenlijk de belangrijkste grief van de consument. Daarom is het opnieuw oppakken van een opleiding bij de ondernemer geen optie voor de consument
De consument verlangt terugbetaling van het lesgeld van het eerste jaar ad € 1.929,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument volgt sinds 15 februari 2017 de vierjarige geaccrediteerde opleiding SPD Bedrijfsadministratie. De consument heeft de opleiding op 11 januari 2018 beëindigd.
De opleiding is gewijzigd, hetgeen voor de consument tot gevolg had dat hij examenkosten vooraf diende te voldoen in plaats van per ingepland examen. Dat is het gevolg van een landelijke wijziging in de opzet. Examens werden eerst afgenomen door een externe organisatie, in de nieuwe opzet door de opleiders. Daarom dient een student nu ook de examens vooraf aan de ondernemer te betalen.
Aanpassing van de wijze waarop examenkosten in rekening worden gebracht kan geen grond zijn om het volledige lesgeld te restitueren.
De ondernemer heeft voorstellen gedaan om de consument tegemoet te komen. De consument heeft die voorstellen niet geaccepteerd. De consument is onder meer gevraagd of hij wilde stoppen met de opleiding of de nieuwe opleiding wilde oppakken. De consument heeft uiteindelijk uitdrukkelijk voor dat laatste gekozen.
Voor in de oude opleiding gevolgde modules kan een student bij de nieuwe opleiding vrijstellingen krijgen. De consument heeft bijna een jaar lang de gelegenheid gehad om onderwijs te volgen. Het is dan ook niet zo dat het eerste jaar geen nut heeft gehad. De ondernemer is de studieovereenkomst nagekomen.
De ondernemer merkt op dat de voormalige werkgever van de consument de studiekosten betaald heeft, zodat volgens de ondernemer formeel ook alleen de voormalig werkgever restitutie zou kunnen vorderen.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer heeft het recht om examengelden vooraf in rekening te brengen conform de betalingsregels van zijn algemene voorwaarden. Deze algemene voorwaarden zijn de consument bij aanvang van de overeenkomst betreffende het eerste jaar van de opleiding genoegzaam ter kennis gebracht.
De consument heeft bij de overstap de algemene voorwaarden nog eens geaccepteerd, hoewel die eigenlijk voor de eerste opleiding ook al golden.
De ondernemer realiseert zich dat wellicht de wijziging in de financiering van het examengeld onvoldoende expliciet is aangegeven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de consument recht heeft op terugbetaling van cursusgeld voor de opleiding waarvoor hij ingeschreven is geweest, specifiek voor zover dat cursusgeld betrekking heeft op het eerste jaar van de opleiding.
De ondernemer heeft een SPD-opleiding aangeboden, waarbij op heel korte termijn na aanvang daarvan is aangegeven dat de structuur van de opleiding het volgende studiejaar zou wijzigen. De commissie acht het niet goed voorstelbaar dat de ondernemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de consument daarvan nog niet op de hoogte was. De wijziging zou aanzienlijke gevolgen hebben voor de consument, de in het eerste jaar te volgen vakken zouden anders worden ingevuld en de inspanningen van een eerste jaar zouden maar ten dele meegenomen kunnen worden naar de opleiding nieuwe stijl, tenzij een consument zou opteren voor een afronding van de opleiding in een minimaal tijdsbestek. In een dergelijke situatie mag van een contractspartij verwacht worden dat daarover voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst mededelingen worden gedaan.
De consument heeft vervolgens nauwelijks invulling kunnen geven aan het eerste studiejaar. De commissie heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin de consument is komen te verkeren, het is zeer voorstelbaar dat het volgen van en invulling geven aan een onderwijsprogramma in de gegeven situatie geen prioriteit had en nauwelijks uitvoerbaar was.
Dat neemt niet weg dat deze omstandigheden, hoe vervelend ook, geheel in de risicosfeer van de consument liggen. De ondernemer heeft daar geen invloed op. De consument verwijt de ondernemer onvoldoende rekening te hebben gehouden met de omstandigheden van de consument. De ondernemer is contractueel echter tot niet meer gehouden dan uitvoering van de overeenkomst. Het is de commissie niet gebleken dat de ondernemer daarin tekort geschoten is.
De inhoud van het eerste jaar “oude stijl” gaf de mogelijkheid tot het verkrijgen van vrijstellingen in de opleiding “nieuwe stijl”. De consument geeft aan dat de opleiding voor hem nutteloos is geweest. Omdat de oude opleiding vrijstellingsmogelijkheden gaf is de afwezigheid van nut voor de consument echter niet gelegen in de opleiding op zich, maar in de onmogelijkheid om de opleiding te volgen. Zoals reeds overwogen ligt dat echter geheel in de risicosfeer van de consument.
Omdat enerzijds de ondernemer de consument beter had moeten informeren, anderzijds de oorzaak van de belemmeringen voor de consument in diens risicosfeer liggen is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
De consument heeft aangegeven in de toekomst een opleidingsbehoefte niet te zullen invullen via de ondernemer. Het geheel of gedeeltelijk parkeren van het cursusgeld is daarmee naar het oordeel van de commissie geen optie.
Omdat het tussen partijen vaststaat dat de studieovereenkomst met het gewijzigde curriculum is geëindigd en de betaling ervan ook niet in het geding is, hoeft de commissie zich niet uit te spreken over de geldigheid van de eenzijdige wijziging van de betalingsvoorwaarden door de ondernemer, noch of er tussen partijen vanwege die wijziging te dier zake überhaupt een volmaakte overeenkomst tot stand is gekomen.
Met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid is de commissie van oordeel dat de ondernemer de helft van het betaalde cursusgeld ad € 1.929,–, zijnde € 964,50, aan de consument dient te betalen.
Er is een overeenkomst gesloten tussen de consument en de ondernemer. De voormalig werkgever van de consument heeft het hiervoor vermelde cursusgeld betaald.
Er is echter niet gebleken van enige contactuele relatie tussen de voormalig werkgever en de ondernemer. Daarom kan slechts geconstateerd worden dat de voormalig werkgever op grond van tussen die voormalig werkgever en de consument gemaakte afspraken een (gedeelte van de) schuld van de consument aan de ondernemer betaald heeft. Omdat de consument derhalve de schuldenaar was dient de ondernemer het voormelde bedrag rechtstreeks aan de consument te betalen. Het regelen van de eventuele gevolgen daarvan in de relatie van de consument en zijn voormalig werkgever en in de relatie met de fiscus is aan de consument zelf.
Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is dient de ondernemer aan de consument de helft van het klachtengeld te vergoeden en zal de door de ondernemer te betalen bijdrage in de kosten van behandeling van het geschil worden beperkt tot 50%.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 964,50. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 51,75 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. De behandelingskosten worden gematigd met 50%.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 14 september 2018.