
Commissie: Wonen
Categorie: Levertijd
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
123697
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De commissie stelt vast dat de consument geheel conform de CBW-voorwaarden heeft gehandeld. De consument heeft na het verstrijken van de vermoedelijke levertijd aan de ondernemer een extra termijn gegund. De ondernemer heeft daar echter niet aan kunnen voldoen. De commissie bevestigd de ontbinding door de consument.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 20 augustus 2018 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een bank, fauteuil hocker en kussen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 4.950,–.
De levering vond nog niet plaats, maar werd verwacht in week 49 van 2018, de week van 3 december 2018.
Het geschil betreft de vraag of de consument de overeenkomst kan (laten) ontbinden vanwege overschrijding van de verwachte leverweek.
De consument heeft een bedrag van € 3.235,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft op 20 december 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft op 20 augustus 2018 de meubels besteld en daarbij een aanbetaling gedaan van € 1.715,–.
Bij het plaatsen van de bestelling is afgesproken dat de levertijd maximaal vier maanden zou zijn. Begin december 2018 heeft de consument telefonisch contact opgenomen met de ondernemer, waarbij hij vernam dat nog niets bekend was.
Op 27 december 2018 heeft de consument een aangetekende brief gestuurd met een ontbinding van de overeenkomst voor het geval niet binnen vier weken na het verstrijken van de vier maanden geleverd zou zijn.
De consument heeft dezelfde dag een mededeling ontvangen dat in week 5 van 2019 de meubels vanuit de fabrikant bij de ondernemer zouden aankomen. Op dat moment zou een afspraak voor levering worden gemaakt.
Later heeft de ondernemer meegedeeld dat levering op 14 februari 2019 zou plaatsvinden.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De contacten met de verkoopmedewerkers waren altijd prettig, de consument is goed geholpen. De verkoopmedewerkers moesten echter veel via het hoofdkantoor in Nederland regelen. Dat leverde veel vertraging op, de contacten verliepen erg stroef.
Uiteindelijk kreeg de consument geen reactie meer.
Op 30 januari 2019 ontving de consument bericht dat de meubels er aan kwamen. Daarop heeft de consument echter verwezen naar zijn vertegenwoordiger, die de ondernemer gewezen heeft op de ontbinding, zoals die door de consument op 27 december 2018 was ingeroepen. Daarbij is tevens terugbetaling gevraagd van de aanbetaling.
De consument verlangt vaststelling dat de ontbinding van de koopovereenkomst op goede gronden is ingeroepen en terugbetaling van de aanbetaling ten bedrage van € 1.715,–.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen is een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij de ondernemer als verwachte leverweek week 49 van 2018 (de week van 3 december 2018) heeft genoemd.
De ondernemer heeft deze leverweek niet gehaald, waarbij daarover van de zijde van de ondernemer uit eigen beweging niets aan de consument is meegedeeld.
De consument heeft op 27 december 2018, derhalve ruimschoots nadat de vermoedelijke levertijd verstreken was, aan de ondernemer nog een termijn van vier weken gesteld, te rekenen vanaf 20 december 2018, om alsnog te leveren. Daarbij heeft de consument aan de ondernemer meegedeeld dat als de ondernemer hier niet aan zou voldoen de overeenkomst ontbonden zou zijn.
In de op deze overeenkomst toepasselijke CBW-voorwaarden is in artikel 6 lid 2 bepaald:
Als de vermoedelijke levertijd niet wordt gehaald, wordt de ondernemer een extra termijn gegund om alsnog te leveren. De extra termijn is maximaal een maand maar nooit langer dan de oorspronkelijke levertijd. Eventuele prijsverhogingen binnen deze termijn mogen niet worden doorberekend.
De consument heeft na het verstrijken van de vermoedelijke levertijd overeenkomstig deze bepaling aan de ondernemer een extra termijn gegund. De ondernemer heeft daar echter niet aan kunnen voldoen.
Artikel 6 lid 3 van de CBW-voorwaarden luidt:
Bij overschrijding van de extra termijn of de vast afgesproken levertijd mag de afnemer de overeenkomst zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst ontbinden en/of schadevergoeding vragen.
Omdat de ondernemer ook binnen de gegunde extra termijn de meubels niet heeft kunnen leveren was de consument gerechtigd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
De consument heeft in de brief van 27 december 2018 de ontbinding reeds voorwaardelijk ingeroepen, voor het geval de ondernemer de gegunde termijn niet zou nakomen. Naar het oordeel van de commissie verzet het bepaalde in artikel 6 lid 2 en 3 zich daar niet tegen.
De commissie is dan ook van oordeel dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst ontbonden is vier weken na 20 december 2018, op 17 januari 2018.
De consument heeft daarmee recht op terugbetaling van de aanbetaling ad € 1.715,–.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument € 1.715,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Het bij de commissie in depot gestorte depotbedrag van € 3.235,– wordt overgemaakt aan de consument.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 152,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Wonen, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, drs. T.M.M. Herpers en mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, op 22 juli 2019.