
Commissie: Waterrecreatie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
120810
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de het afbreken van de top van de mast van [naam schip] van de consument aan de ondernemer is toe te rekenen nu de ondernemer kort daarvoor het schip heeft gekeurd en de staat van de mast als ‘ruim voldoende’ heeft beoordeeld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het vragenformulier dat op 2 november 2018 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
In het voorjaar van 2018 heeft de consument een gebruikte Lemsteraak gekocht. Voordat hij het contract tekende, heeft hij op 16 april 2018 een aankoopkeuring laten uitvoeren door de ondernemer. Onder de aankoopkeuring viel ook de mast, die naast de boot lag in de hal van de winterstalling en over de hele lengte toegankelijk was.
Op 10 mei 2018 is het schip te water gegaan. Toen de consument op 17 juni 2018 voor de vierde keer ging zeilen, bij matige wind, brak plotseling de top van de mast af. Op 22 juni 2018 heeft de expert van de verzekeraar van de consument vastgesteld dat de lijmnaden in de top van de mast zijn onthecht.
Tijdens de aankoopkeuring heeft de ondernemer extra aandacht aan de top van de mast besteed omdat hij zag dat deze lijmnaden verschilden van die in de rest van de mast, waaruit volgt dat zij van latere datum zijn. In het keuringsrapport wordt de status van de mast als ‘ruim voldoende’ omschreven. Volgens de consument is dat niet juist. Bij de ondernemer moet bekend zijn dat er lijmnaden zijn die na jaren door kristallisatie loslaten. Als niet zeker is welke lijm is gebruikt, had de ondernemer de consument daarop moeten attenderen en in het rapport moeten vermelden dat er mogelijk een ‘tijdbom’ in de mast zit. De consument verwijst naar het tijdschrift ‘[naam tijdschrift]’, [volgnummer tijdschrift], waarin dit fenomeen is beschreven. De consument zou de mast in dat geval mogelijk niet geplaatst hebben, temeer vanwege zijn herinnering aan een ongeluk van circa 2 jaar geleden waarbij drie opvarenden op een platbodem door een gebroken mast om het leven zijn gekomen.
De eigenaar van het bedrijf waar de consument de mast heeft laten repareren heeft aangegeven dat het in het algemeen twee maanden voor het loslaten mogelijk is te onderkennen of de lijm van de lijmnaden gekristalliseerd is. Volgens de consument is de schade een direct gevolg van de foute inschatting van de toestand van de mast door de ondernemer omdat, met een waarschuwing in het rapport, zeker nog specifiek naar deze lijmnaden gekeken zou zijn en deze mastbreuk niet zou hebben plaatsgevonden.
De koopprijs van [naam schip] was € 40.000,–, uitgaande van het keuringsrapport waarin de mast als ‘ruim voldoende’ is beoordeeld. De consument begroot de schade als volgt:
– Reparatie door ander bedrijf € 3.859,60
– Transport van kapotte mast vanuit het water naar dit bedrijf € 217,70
– Zelfwerkzaamheden € 476,90
Totaal € 4.554,20.
Ter zitting heeft de consument in hoofdzaak nog het volgende naar voren gebracht. De consument heeft niet direct contact opgenomen met de ondernemer omdat hij pas tijdens het uitvoeren van de reparatiewerkzaamheden begreep dat er mogelijk sprake was van een fout van de ondernemer. Volgens de consument is tijdens de reparatiewerkzaamheden vastgesteld dat bij de verlenging van de mast geen goede lijm is gebruikt, maar lijm die 20 tot 30 jaar meegaat. Volgens de consument had de ondernemer moeten aangeven dat de lijm die bij de verlenging van de mast is gebruikt, mogelijk 20 tot 30 jaar oud was en dat daardoor mogelijk problemen konden optreden.
De consument is daarom van mening dat de ondernemer de schade van € 4.554,20 aan hem dient te vergoeden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het verweerschrift van de ondernemer dat op 18 januari 2019 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft de lijmnaad tijdens de expertise grondig onderzocht. Hij sloot dusdanig perfect aan dat noch de lijm zelf, noch de kleur van de lijm zichtbaar was. Er waren zelfs geen minuscule scheurtjes te zien, die op mogelijke delaminatie/onthechting duiden. De eigenaar van het bedrijf waar de consument de mast heeft laten repareren heeft de ondernemer na de reparatie medegedeeld, dat men bij een goed sluitende lijmnaad pas na de breuk kan zien welke lijmsoort gebruikt is. Als een expert bij deze perfect aansluitende lijmnaad aan de potentiële koper een melding had moeten doen over een mogelijke tijdbom, zou dit inhouden dat alle masten met perfect sluitende lijmnaden bij een keuring opengezaagd moeten worden om te weten of de juiste lijmsoort gebruikt is.
De eigenaar van het herstelbedrijf heeft verder aan de consument meegedeeld dat men in het algemeen twee maanden van tevoren kan waarnemen dat de lijm volledig gekristalliseerd is. De ondernemer heeft daarvan tijdens de expertise geen spoor kunnen waarnemen. Voor zover er sprake is geweest van kristallisatie, was dit ten tijde van de keuring nog niet zichtbaar. Het lijkt daarom niet aannemelijk dat de mast bij windkracht 2-3 Bf zomaar naar beneden viel. Het lijkt de ondernemer waarschijnlijker dat dit in gang is gezet door een windvlaag van 6 Bf. De ondernemer heeft de gegevens van het weerbericht van de betreffende datum overgelegd, waaruit blijkt dat zich die dag ook windvlagen van 6 Bf voordeden.
De consument heeft de ondernemer pas na meer dan 2 maanden na de mastbreuk en het beoordelen door de schade-expert van de klacht op de hoogte gesteld, nadat zijn schadeclaim bij de verzekering was afgewezen. De herstelwerkzaamheden waren op dat moment al gereed. Dit is in geval van een aansprakelijkheidstelling de verkeerde volgorde, aangezien de ondernemer hierdoor niet in staat is gesteld om zich een oordeel te kunnen vellen.
Het door de consument genoemde artikel uit de [naam tijdschrift] is bekend. De in het artikel getoonde masten zien er echter zeer slecht uit en hadden reeds sporen van delaminatie/onthechting.
De verzekeraar heeft de schade niet vergoed omdat de reparatie wordt gezien als normaal onderhoud. Voorts wijst de ondernemer erop dat de expert zijn werkzaamheden naar beste weten en kunnen verricht en slechts een inspanningsverplichting heeft. De keuring is een momentopname, waarbij niet valt uit te sluiten dat er sprake kan zijn van (verborgen) gebreken.
Ter zitting heeft de ondernemer in hoofdzaak nog het volgende naar voren gebracht. Het is een schip uit 1971, dus ten tijde van de expertise 47 jaar oud. Tijdens de expertise kon de ondernemer alleen zien dat er sprake was van een nieuwere lijmlaag, waaruit blijkt dat de mast op enig moment is verlengd/gerepareerd. De ondernemer heeft aan de vorige eigenaar gevraagd of hij wist wanneer de mast was verlengd/gerepareerd, maar de vorige eigenaar gaf aan dat hij het schip tien jaar in gebruik had en dat niet wist. De ondernemer heeft de lijmnaad tijdens de expertise extra goed bekeken door er vanaf een korte afstand met een zaklantaarn op te schijnen en de lijmnaad zag er bijzonder goed uit. Als de ondernemer na de expertise tegen de consument had gezegd dat de lijmnaad er goed uit zag maar dat onzeker is welke lijmsoort is gebruikt, had de consument de mast moeten openzagen om nader onderzoek te doen. Zoals de reparateur aangaf kon pas na de breuk worden geconstateerd welke lijm was gebruikt.
De ondernemer meent daarom, zo begrijpt de commissie, dat de klacht ongegrond moet worden geacht.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat de ondernemer lid is van de branchevereniging HISWA en dat op de tussen partijen gesloten keuringsovereenkomst toepasselijk zijn de door de ondernemer gehanteerde HISWA Algemene Voorwaarden voor Expertise. In artikel 12 van deze voorwaarden wordt aan de consument de mogelijkheid geboden een geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Waterrecreatie. Derhalve is de commissie bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil en om daarover haar oordeel uit te spreken.
Kern van het geschil betreft de vraag of het afbreken van de top van de mast van [naam schip] van de consument op 17 juni 2018 aan de ondernemer is toe te rekenen c.q. of de ondernemer de keuring juist heeft uitgevoerd nu de ondernemer kort daarvoor, op 16 april 2018, het schip gekeurd heeft en de staat van de mast in het keuringsrapport als ‘ruim voldoende’ heeft beoordeeld.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast dat de consument zich pas tot de ondernemer heeft gewend nadat hij de schade had hersteld. Daarmee heeft hij de ondernemer de mogelijkheid ontnomen om de schade zelf te beoordelen en, voor zover er sprake was van zijn aansprakelijkheid, zelf herstelwerkzaamheden uit te voeren. In dat geval had de ondernemer desgewenst zelf nader onderzoek kunnen verrichten naar de oorzaak van de schade. Nu de reparatie al voltooid is, is niet meer goed vast te stellen hoe de mast er na de breuk uit heeft gezien en hoe de breuk is ontstaan; er zijn alleen door de consument overgelegde foto’s. De consument stelt dat hij pas tijdens het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden tot de ontdekking kwam dat er mogelijk sprake is van een fout tijdens de expertise, zodat hij zich pas in dat stadium tot de ondernemer kon wenden. Naar het oordeel van de commissie neemt dit niet weg, dat aan de ondernemer de mogelijkheid is ontnomen om de schade zelf te beoordelen en eventueel te herstellen. De consument had op dat moment het werk aan de mast kunnen stil laten leggen en de ondernemer kunnen benaderen. Indien de consument een ondernemer aansprakelijk stelt voor schade maar zelf overgaat tot herstel en de ondernemer niet in de gelegenheid stelt om de schade te beoordelen, leidt dit in beginsel tot ongegrondheid van de klacht.
De commissie overweegt verder het volgende. Op basis van de door de consument overgelegde foto’s stelt de commissie vast, dat er sprake is van een “nette” breuk, zonder sporen van lijmresten, scheurtjes, donkere plekken of andere sporen van schade. Er was bijvoorbeeld ook geen sprake van donkere lijmnaden, hetgeen wijst op inwatering. Bij de door de consument genoemde voorbeelden van “tijdbommen” waren de masten in aanzienlijk minder goede staat en was er wel sprake van zichtbare schade aan de buitenzijde of verkleuring op het breukvlak. In dit geval was ten tijde van de expertise echter uitsluitend te zien dat de mast op enig moment is verlengd/gerepareerd. De ondernemer heeft de lijmnaad extra goed bekeken en deze zag er bijzonder goed uit. Ook dat heeft de commissie op basis van de overgelegde foto’s kunnen vaststellen. In hoeverre er ten tijde van de expertise sprake was van eventuele onvolkomenheden in de lijm was uitsluitend vast te stellen op basis van destructief onderzoek, waarbij in de mast gezaagd had moeten worden. Dit kan bij een expertise echter niet van de expert gevergd worden indien er geen enkele uitwendige aanwijzing is dat er mogelijk iets mis is. Bovendien zou de mast door openzagen juist kunnen verzwakken, althans is het herstel daarna kostbaar. Naar het oordeel van de commissie mocht de ondernemer er daarom ten tijde van de expertise van uit gaan dat de mast in goede staat was. Dat de mast is gebroken, is louter pech geweest en niet aan de ondernemer toe te rekenen. Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de ondernemer is de door de consument gevorderde schade dan ook niet op de ondernemer te verhalen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is zowel wegens het niet tijdig klagen alsook inhoudelijk, zodat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het door hem gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit
de heer mr. J.N. de Blécourt, voorzitter, de heer J. Zetzema en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 12 maart 2019, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. Taams-van Hoeken, secretaris.