Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
115398
De uitspraak:
115398In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], gemachtigde: [naam], en Albert Schweitzer ziekenhuis, locatie Dordwijk, gevestigd te Dordrecht, (verder te noemen: het ziekenhuis).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2018 te Amsterdam. Verschenen zijn: de gemachtigde van de cliënte en namens het ziekenhuis [naam], (juridisch adviseur), [naam], (gynaecoloog) en [naam], (afdelingshoofd geboortecentrum Rhena). Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De kern van de klacht is dat er onvoldoende begeleiding is geweest ten tijde van de bevalling van de cliënte en de nacontroles.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De klachten van de cliënte komen samengevat op het volgende neer.
1. Er is na de bevalling 90 minuten geen controle uitgevoerd bij de cliënte.
2. Het niet erkennen van fouten door het ziekenhuis.
3. Er heeft tussen de ochtend- en de avonddienst geen overdracht plaatsgevonden over de hoeveelheid uitgescheiden bloedstolsels.
4. De zorg voor de baby na de bevalling is onvoldoende geweest waardoor een sleutelbeenbreuk is gemist.
5. Er heerst een slechte feedbackcultuur in het ziekenhuis.
De cliënte heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat zij na de bevalling 230 cc bloedstolsels heeft uitgescheiden. Op grond van het landelijk kraamzorgprotocol had het ziekenhuis ieder kwartier na de bevalling de baarmoeder moeten controleren. Dit is niet gebeurd. Uiteindelijk moest de cliënte met spoed naar de OK. De ouders en de partner van de cliënte hebben een uur in onzekerheid verkeert of de cliënte het wel zou overleven. De cliënte wijt de situatie die is ontstaan aan de werkdruk op de verlosafdeling – er was te weinig personeel aanwezig – en individuele fouten door een slecht werkend proces.
De cliënte verlangt een door het ziekenhuis te betalen schadevergoeding toe te kennen van € 25.000,– voor de door haar en haar zoon geleden en nog te lijden schade.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt er op neer dat de klachten ongegrond moeten worden verklaard. Het ziekenhuis voert daartoe het volgende aan.
Het is niet zo dat er onvoldoende controles bij de cliënte zijn verricht. Een fluxus postpartum is een snel optredend proces en is niet gemakkelijk direct op te merken. In de vigerende NVOG-richtlijn is niet aangegeven dat postpartum elke 15 minuten gecontroleerd moet worden. Dat er een delay is ontstaan in het opmerken van de fluxus en dat hierdoor de operatie (het natasten in narcose) noodzakelijk was, is onjuist. De cliënte heeft de zorg gekregen die noodzakelijk was. Van een verwijtbaar medisch onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest.
De 2e-lijnsverloskundige heeft de baby na de geboorte onderzocht. Zij heeft geen afwijkingen kunnen constateren. Het is klinisch niet altijd vast te stellen dat er bij de pasgeborene sprake is van een sleutelbeenfractuur. Het missen van die diagnose komt, jammer genoeg, dan ook vaker voor.
Ter zitting is namens het ziekenhuis nog aangevoerd dat ten aanzien van bepaalde acute situaties, waaronder de fluxus postpartum, trainingen plaatsvinden onder het personeel.
Beoordeling
De cliënte houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door haar en haar zoon geleden en nog te lijden schade als gevolg van de behandeling in het ziekenhuis op 21 juli 2017.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden toegerekend en de cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
De commissie zal de klachten van de cliënte hierna achtereenvolgens bespreken, waarbij de commissie klachtonderdelen 2 en 5 gezamenlijk zal behandelen.
Er is na de bevalling 90 minuten geen controle uitgevoerd bij de cliënte
De cliënte verwijt het ziekenhuis dat zij niet ieder kwartier na de bevalling is gecontroleerd hetgeen op grond van het zorgprotocol van het Kenniscentrum Kraamzorg wel had gemoeten.
De commissie stelt vast dat het ziekenhuis zich dient te houden aan de Richtlijn Hemorrhagia postpartum van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (hierna: de NVOG-richtlijn) en niet (ook) aan het door de cliënte genoemde zorgprotocol. Beoordeeld dient derhalve te worden of het ziekenhuis al dan niet conform de NVOG-richtlijn heeft gehandeld. Naar het oordeel van de commissie is noch uit het onderzoek ter zitting, noch uit het dossier gebleken dat de NVOG-richtlijn niet door het ziekenhuis is gevolgd. De commissie neemt hierbij in aanmerking dat het uitscheiden van 230 cc bloedstolsels na een bevalling, zoals de gynaecoloog ter zitting ook naar voren heeft gebracht, niet alarmerend is. Dat er een ander zorgprotocol bestaat waarin is vastgelegd dat postpartum elke 15 minuten gecontroleerd zou moeten worden, maakt het voorgaande niet anders. Aan dat andere zorgprotocol is het ziekenhuis immers niet gehouden.
De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Er heeft tussen de ochtend- en de avonddienst geen overdracht plaatsgevonden over de hoeveelheid uitgescheiden bloedstolsels
Dat er geen of onvoldoende overdracht is geweest van de ochtend- naar de avonddienst over de hoeveelheid uitgescheiden bloedstolsel of anderszins, zoals de cliënte stelt, is de commissie niet gebleken. De cliënte is gecontroleerd en bij de constatering dat sprake was van bloedverlies is er terstond en accuraat gehandeld waaruit ook niet blijkt van een onvoldoende overdracht. Ook dit klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De zorg voor de baby na de bevalling is onvoldoende geweest waardoor een sleutelbeenbreuk is gemist
Vast staat dat baby [naam baby] na de bevalling is onderzocht door een 2e-lijnsverloskundige en dat toen geen afwijkingen bij hem zijn ontdekt. Later is evenwel gebleken dat de baby een gebroken sleutelbeen heeft. De cliënte verwijt het ziekenhuis dat het onderzoek bij baby [naam baby] onvoldoende is geweest en daardoor de breuk is gemist.
De commissie stelt bij de beoordeling van deze klacht voorop dat een sleutelbeenbreuk bij een pasgeborene helaas vaker voorkomt evenals, door de wijze van die breuk, het missen van die diagnose. Weliswaar is het vervelend dat de sleutelbeenfractuur niet is geconstateerd, maar dit enkele feit maakt gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld niet dat de zorg voor de baby onvoldoende is geweest. Andere feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat daarvan sprake was, zijn gesteld noch gebleken. De commissie verklaart ook dit klachtonderdeel daarom ongegrond.
Er heerst een slechte feedbackcultuur in het ziekenhuis en het door haar niet erkennen van fouten
Volgens de cliënte heerst er een slechte feedbackcultuur in het ziekenhuis en lopen toekomstige vrouwen gevaar bij de bevalling in het ziekenhuis.
Naar het oordeel van de commissie bestaat een feedbackcultuur binnen het ziekenhuis wel degelijk.
Niet alleen vinden er, zoals door het ziekenhuis ter zitting is gesteld, onder het personeel trainingen plaats over hoe zij moeten handelen ingeval van een acute situatie, zoals de fluxus postpartum, maar blijkt ook uit de brief van [naam], voorzitter van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis, aan de partner/gemachtigde van de cliënte van 1 november 2017, dat de Raad van Bestuur het management van de afdeling Rhena opdracht heeft gegeven om nog eens tegen het licht te houden of de personele bezetting van die afdeling op piekbelastingmomenten op orde is en of er daardoor ook dan een professionele sfeer kan heersen, waarbij de situatie voldoende onder controle is. De klacht kan dan ook niet slagen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, ziet de commissie niet in dat vrouwen in de toekomst gevaar zouden lopen bij een bevalling in het ziekenhuis.
De commissie merkt nog wel op dat het beter was geweest indien er vanuit het ziekenhuis meer aandacht was geweest voor de emoties van de cliënte en haar partner die, aldus de commissie, zonneklaar in paniek waren. Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring van de klacht.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat alle klachtonderdelen ongegrond zullen worden verklaard. Dit oordeel brengt mee dat de commissie geen grond ziet voor toekenning van een schadevergoeding.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten ongegrond;
– wijst de gevorderde schadevergoeding af.
Aldus beslist op 11 april 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.