Op basis van flexibel contract is ondernemer gehouden niet opgenomen uren terug te betalen.

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Contract    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 188538/193140

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil heeft betrekking op de terugbetaling van contracturen die de consument niet heeft afgenomen. De consument geeft aan dat zij in week 19 van 2021 minder uren heeft opgenomen. Hierdoor heeft zij in totaal maar 98 uur opvang afgenomen, in plaats van de ingekochte 102 uren. Omdat de consument een flexibel contract heeft met de ondernemer, meent zij dat zij deze te veel betaalde uren (4 uren per kind) terug moet krijgen. De ondernemer is het hier niet mee eens en geeft aan dat het niet zo kan zijn dat de uren die door de overheid in Coronatijd zijn vergoed, vervolgens op een later moment kunnen worden ingezet. Vandaar dat de ondernemer de uren die de overheid aan een ouder heeft uitgekeerd, als ‘gebruikt’ heeft verwerkt in het systeem.

De commissie constateert dat de klacht van de consument op een geheel andere periode betrekking heeft dan de ondernemer veronderstelt. De ondernemer heeft niet voldoende onderbouwd waarom de vier uren per kind niet in mindering zijn gebracht op het jaaroverzicht van de ondernemer. Nu de ondernemer niet heeft ontkend dat de consument een flexibel contract heeft, is de ondernemer verplicht om de niet opgenomen uren van mei 2021 aan de consument terug te betalen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de terugbetaling van contracturen die de consument niet heeft afgenomen.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument maakt in de vakanties ten behoeve van haar twee kinderen gebruik van de kinderopvang van de ondernemer. Zij heeft voor beide kinderen in 2021 een contract van 102 uur afgesloten. Deze uren werden verdeeld over de maanden mei t/m december en zo betaalt de consument per kind, per maand 12,75 uur. De consument geeft aan dat zij in week 19 van 2021 minder uren heeft opgenomen. Hierdoor heeft zij in totaal maar 98 uur opvang afgenomen, in plaats van de ingekochte 102 uren.

Aangezien de consument een flexibel contract heeft met de ondernemer, meent zij dat zij deze te veel betaalde uren (4 uren per kind) terug moet krijgen. In het jaaroverzicht van haar dochter is dit correct verwerkt maar in het jaaroverzicht van haar zoon staat daarentegen 107,88 uren opgenomen. Het is de consument onduidelijk waar deze 9,88 uren extra voor zijn (107,88 uren – 98 uren). De consument stelt dat deze vier uren niets met de corona lockdown te maken hebben, zoals de ondernemer stelt.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer geeft aan dat de opvang, als gevolg van de corona lockdown, in de laatste maand van december 2021 en de eerste dagen van januari 2022 gesloten was. De ouders die een vakantieopvang-contract hebben, konden deze uren op dat moment niet inzetten, maar kregen deze uren wel van de overheid vergoed. De consument heeft de factuur over die periode vergoed gekregen van de overheid.

Het kan volgens de ondernemer niet zo zijn dat de uren die door de overheid zijn vergoed, vervolgens op een later moment kunnen worden ingezet. Vandaar dat de ondernemer de uren die de overheid aan een ouder heeft uitgekeerd, als ‘gebruikt’ heeft verwerkt in het systeem. Bij ouders met twee kinderen (met twee vakantieopvang-contracten) zijn deze uren bij één van de twee kinderen in het systeem verwerkt.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie merkt allereerst op dat de ondernemer, zowel voorafgaand aan onderhavige procedure als tijdens deze procedure, ten onrechte in de veronderstelling is dat de klacht van de consument ziet op de lockdownperiode van december 2021. De ondernemer stelt immers dat de opvanguren die de consument tijdens de lockdownperiode niet heeft afgenomen, maar die wel door de overheid aan haar zijn vergoed, aan het eind van dat jaar in mindering mochten worden gebracht (‘verwerkt’), zo begrijpt de commissie.

De commissie stelt echter vast dat de consument wel degelijk uren heeft afgenomen in de lockdownperiode, en er dus geen sprake is van een situatie waarbij de consument van de overheid een compensatie heeft ontvangen voor niet opgenomen uren, die zij op een ander moment wil inzetten. Vandaar dat de consument de uren die zij tijdens die lockdownperiode heeft opgenomen ook in mindering heeft gebracht op haar totaal aantal contracturen, zo blijkt uit het door de consument overgelegde overzicht. Ook nadat die uren in mindering zijn gebracht, zouden er nog steeds vier uren van het totale aantal contracturen overblijven volgens de consument. Die vier uren blijken te zien op een andere periode (mei 2021) en niet op december 2021.

De klacht van de consument ziet dan ook op een geheel andere periode dan de ondernemer veronderstelt. De consument heeft onbetwist gesteld dat zij in week 19 van het jaar 2021 per kind vier opvanguren minder heeft afgenomen. Ook heeft de consument onbetwist gesteld dat deze vier uren niet in mindering zijn gebracht op het door de ondernemer opgestelde jaaroverzicht. De ondernemer heeft niet, dan wel niet genoegzaam, onderbouwd waarom deze vier uren desondanks niet in mindering zijn gebracht op het jaaroverzicht van de ondernemer.

Aangezien de ondernemer niet heeft betwist dat de consument een flexibel contract heeft, is de ondernemer gehouden om de niet opgenomen uren van mei 2021 aan de consument te crediteren. Voor beide kinderen gaat het om in totaal acht uren, waardoor de ondernemer de consument een bedrag van € 72,72 dient te vergoeden (8 x € 9,09 uurtarief).

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

–         verklaart de klacht gegrond;

–         bepaalt dat de ondernemer binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 72,72 aan de consument dient te betalen als vergoeding voor de niet opgenomen contracturen;

–         bepaalt dat de ondernemer binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies, overeenkomstig het reglement van de commissie, een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw mr. E.E. Aberson, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 6 februari 2023.