Opgenomen vakantiedagen; immateriele schade niet vergoed.

De Geschillencommissie




Commissie: Garantiewoningen    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 64859

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage   De bevoegdheid van de arbiters tot beslechting van het geschil berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals opgenomen in de tussen partijen gesloten koop-/ aannemingsovereenkomst met toepasselijkheid van de Garantie- en waarborgregeling E 2003 en de bijbehorende bijlage A versie 1 januari 2003 (hierna te noemen: de garantieregeling). Hierin wordt bepaald dat “geschillen … die betrekking hebben op: a. de Garantie- en waarborgregeling van het GIW; b. bouwkundige gebreken en tekortkomingen geconstateerd bij oplevering en / of binnen drie maanden daarna; c. het met sub b verband houdende 5% opschortingsrecht van de verkrijger als bedoeld in artikel 14A van de algemene voorwaarden. … worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het Geschillenreglement van de stichting GIW (hierna te noemen: het reglement). Geldend is het reglement op het moment van aanhangigmaking van het geschil”. Conform artikel 2 lid 1 van het reglement versie 2010 zullen alle geschillen middels arbitrage door de commissie worden beslecht. Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van burgerlijke rechtsvordering.   De bevoegdheid van de commissie om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. De commissie dient gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 1 van het reglement te beslissen naar de regelen des rechts.   Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.   Standpunt consument   Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het vragenformulier d.d. 19 januari 2012. In de kern komt de klacht van de consument op het volgende neer. De consument klaagt over de zwakke constructie van de tussenmuur waardoor geluidsoverlast wordt veroorzaakt als er (door de buren) op de trap wordt gelopen.   De woning is 22 maart 2007 opgeleverd en de consument heeft op 27 oktober 2011 geklaagd.   Er is sprake van een bouwkundig gebrek. De consument verlangt herstel op straffe van een dwangsom. Tevens vordert de consument herstel van de gevolgschade welke mogelijk door de werkzaamheden ontstaat en maakt de consument aanspraak op vergoeding van drie opgenomen vakantiedagen ad € 288,57.   Standpunt ondernemer   Voor het standpunt van de ondernemer verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder de brief van 21 maart 2012. De inhoud van deze brief geldt als hier herhaald en ingelast.   Behandeling van het geschil   Op 29 augustus 2012 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door [naam secretaris] fungerend als secretaris. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

  Beide partijen zijn ter zitting verschenen. De consument werd vertegenwoordigd door zijn  gemachtigde. Namens de ondernemer is verschenen [naam bedrijfsjurist] (bedrijfsjurist) en [naam projectleider] (senior projectleider).   Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.   De arbiters hebben de zaak na de zitting aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot een vergelijk te komen.   In een brief van 27 november 2012 heeft de consument laten weten dat herstel heeft plaatsgevonden en dat gevolgschade door de ondernemer is vergoed. De consument verzoekt de commissie nog uitspraak te doen over de vervolgschade.   De ondernemer heeft op 6 december 2012 gereageerd. De ondernemer vindt dat een aanspraak op vakantiedagen niet voor toewijzing vatbaar is.   Uitgangspunten   Voor de beoordeling van het geschil nemen de arbiters – naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en de overgelegde stukken – het navolgende als uitgangspunt.   In de op 5 december 2006 tussen partijen gesloten koop-/aannemingsovereenkomst heeft de ondernemer zich jegens de consument onder meer verbonden de woning (af) te bouwen conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en – voor zover aanwezig – staten van wijzigingen, zoals aangegeven op de bij de koop-/aannemingsovereenkomst behorende situatietekening, zulks naar de eisen van goed en deugdelijk werk en met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven. De woning is op 22 maart 2007 opgeleverd.   Tevens is op genoemde koop-/aannemingsovereenkomst eerdergenoemde garantieregeling van toepassing verklaard. Op grond van de van toepassing zijnde artikelen van de garantieregeling heeft de ondernemer aan de consument gegarandeerd dat de toegepaste constructies, materialen, onderdelen en installaties onder redelijkerwijs te voorziene externe omstandigheden deugdelijk en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, een en ander voor zover ter zake geen beperkingen zijn opgenomen. Op grond hiervan heeft de ondernemer tevens gegarandeerd dat de woning voldoet aan de toepasselijke eisen van het Bouwbesluit, dat van toepassing is op de verkregen bouwvergunning. Deze normen worden hierna gezamenlijk aangeduid als de garantienormen. De consument is in het bezit gesteld van een waarborgcertificaat onder nummer SE 76.02.69.307.008.   Overeenkomstig artikel 6 lid 2 van het reglement wordt de consument geacht de arbiters te hebben verzocht om: a. hun aanspraak te toetsen aan zowel de koop-/aannemingsovereenkomst als de garantieregeling; b. bij toewijzingen ter zake steeds tevens vast te stellen wat de consument toekomt op basis van de garantieregeling.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De arbiters stellen vast dat partijen er thans voor kiezen om de resterende klacht over de aanvullende schadevergoeding ter beoordeling aan de arbiters voor te leggen en daarmee afwijken van hetgeen zij eerder bij het aangaan van de koop-/aannemingsovereenkomst zijn overeengekomen. Dit hebben zij ter zitting aangegeven en de consument heeft dit bevestigd in de brief van 27 november 2012.   De arbiters stellen vast dat de primaire klacht door de consument vanwege door de ondernemer uitgevoerde aanpassingen dan wel herstelwerkzaamheden is vervallen en dat de consument thans nog een oordeel wenst over een vergoeding van drie opgenomen vakantiedagen ad € 288,57.   De arbiters oordelen hierover als volgt. Het verzoek betreft een vergoeding van vakantiedagen die de consument heeft opgenomen medio oktober 2012. De arbiters gaan ervan uit, gezien de tijdsperiode, dat dit dagen betreft die samenhangen met het uitvoeren van herstelwerkzaamheden ter plaatse door de ondernemer. De consument heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij voor het opnemen van die dagen het door hem gestelde bedrag van € 96,19 per dag heeft moeten betalen of anderszins in zijn (financiële) vermogen is aangetast. Op grond van het voorgaande gaan arbiters er van uit dat de consument stelt dat hij de drie dagen niet heeft kunnen opnemen om er daadwerkelijk een vakantiebestemming aan te kunnen geven. De vordering van de consument, zo begrijpen arbiters, ziet dan ook op het missen van een onstoffelijk voordeel. De schade die de consument in het geval als het onderhavige stelt, is dan ook geen vermogensschade, maar heeft het karakter van immateriële schade, zoals het missen van (vakantie-) genot of vreugde. Het limitatieve karakter van art. 6:106 BW staat, in dit geval, er aan in de weg dat voor zulke nadelen (het missen van genot) een vergoeding kan worden toegekend. Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat arbiters deze vordering zullen afwijzen.   Klachtengeld Het primaire klachtonderdeel is vervallen, omdat de ondernemer na het begin van de procedure, pas na de zitting op 29 augustus 2012 herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. Daaruit volgt dat de woning in ieder geval tot en met 29 augustus 2012 een bouwkundig gebrek had en dat de consument de klacht omtrent het trillen van de wand terecht heeft ingesteld. De consument is voor het resterende klachtonderdeel (vakantiedagen) in het ongelijk gesteld. Eén en ander leidt ertoe dat arbiters van oordeel zijn dat de consument voor meer dan 70% in het gelijk is gesteld en dat het klachtengeld op grond van het Reglement aan de consument wordt gerestitueerd.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De arbiters, rechtdoende naar de regelen des rechts:   I. wijzen af het verzoek tot aanvullende schadevergoeding van € 288,57;   II. stellen vast dat het klachtengeld conform het toepasselijke Reglement aan de consument zal worden terugbetaald.   Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 17 december 2012 door de Geschillencommissie Garantiewoningen.