Opgezegde overeenkomst hoeft niet te worden gerestitueerd door ondernemer

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: Beëindiging / opzegging    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 166579/172553

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Partijen hebben op 29 januari 2019 een huurovereenkomst afgesloten voor een stallingsplaats inclusief gebruik van de helling voor een jaar, die overeenkomst is telkens zonder opzegging stilzwijgend verlengd. De consument heeft de (reeds betaalde) huurperiode twee weken van tevoren opgezegd. Omdat de huurovereenkomst is opgezegd wil consument een gedeeltelijke vergoeding van het liggeld. De ondernemer voert verweer en stelt dat er afspraken gemaakt zijn tussen partijen, welke ook zijn nagekomen. De commissie stelt dat het artikel van de algemene voorwaarden waarop de consument zich beroept, niet op deze situatie van toepassing zijn, omdat het niet de eerste huurperiode. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft het berekenen van liggeld voor een aangegane zomerstallingsovereenkomst, omgezet vanuit een lopend jaarcontract.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 28 januari 2022 ontving de consument een factuur van € 474,– van de ondernemer voor een stallingsplaats van 1 april 2022 tot 30 september 2022. Op 16 maart 2022 heeft de consument via e-mail de stallingsplaats opgezegd en gevraagd of er een coulanceregeling kan worden toegepast voor (gedeeltelijke) teruggave van het bedrag, omdat de opzegging twee weken voor de aanvang van de huurperiode van 1 april 2022 is. Op 22 maart 2022 ontving de consument een bericht van de ondernemer dat het bedrag niet (deels) wordt terugbetaald, omdat de consument niet op tijd heeft opgezegd. Dit had voor 31 december 2022 moeten gebeuren. Volgens de consument bestaat op grond van artikel 7 van de HISWA-voorwaarden recht op 50% terugbetaling van het betaalde bedrag.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer heeft op 29 januari 2019 een huurovereenkomst afgesloten met de consument voor een stallingsplaats inclusief gebruik van de helling voor een jaar, die overeenkomst is telkens zonder opzegging stilzwijgend verlengd. De consument heeft zich in de tweede helft van januari 2022 gemeld op het havenkantoor met de vraag hoe hij zijn stallingsplaats kon opzeggen, omdat hij een alternatief had maar dit nog niet zeker was en hij de huidige plaats wenste aan te houden tot hierover duidelijkheid was.

De ondernemer heeft hem toen medegedeeld dat hij schriftelijk had moeten opzeggen voor 31 december 2021. Uit coulance heeft de ondernemer aangeboden voor het jaar 2022 alleen de zomerstalling te berekenen welke de consument ook conform de mondelinge afspraak binnen de betalingstermijn heeft voldaan. Nadat de consument alsnog op 16 maart 2022 een plaats elders heeft verkregen, heeft hij bij de ondernemer opgezegd en is zijn verzoek tot restitutie afgewezen. De ondernemer meent dat de consument dit ook geaccepteerd heeft daar hij zijn toegangspas niet heeft ingeleverd en ook nog gebruik maakt van de faciliteiten.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument stelt met verwijzing naar artikel 7 van de Hiswa-voorwaarden dat recht bestaat op restitutie van 50% van de overeengekomen huursom, nu hij de overeenkomst heeft geannuleerd twee weken voor aanvang van de eerste huurperiode.

Artikel 7 van de Hiswa-voorwaarden luidt als volgt:
De consument kan vóórdat de eerste huurperiode begint, de huurovereenkomst annuleren. Hij moet dit dan zo spoedig mogelijk schriftelijk of elektronisch aan de ondernemer laten weten. De consument is in dat geval de volgende kosten verschuldigd:
– 25% van de overeengekomen huursom bij annulering tot 3 maanden vóór aanvang van de huurperiode;
– 50% van de overeengekomen huursom bij annulering binnen 3 maanden tot 2 weken vóór aanvang van de huurperiode;
– de volledige overeengekomen huursom bij annulering binnen 2 weken vóór aanvang van de huurperiode.

De commissie leidt uit de stukken af dat de consument op 29 januari 2019 voor het eerst met de ondernemer een jaarhuurovereenkomst terzake een stallingsplaats heeft gesloten. Er is thans derhalve geen sprake van een eerste huurperiode, waarop artikel 7 betrekking heeft. Het feit dat de ondernemer heeft aangeboden slechts de kosten voor de zomerstalling te berekenen en hem daarvoor op 28 januari 2022 een factuur heeft gestuurd voor de periode april – oktober 2022, maakt niet dat sprake is van annulering van een huurovereenkomst vóór aanvang van de eerste huurperiode. De ondernemer was bovendien niet verplicht om in januari 2022, na het verstrijken van de opzegtermijn, akkoord te gaan met het omzetten van een jaarcontract in een zomercontract. De klacht is ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

• verklaart de klacht ongegrond;
• wijst af het door de consument verlangde.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit de heer mr. J.N. de Blécourt, voorzitter, de heer J. Zetzema, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 23 november 2022.