Commissie: Recreatie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
66658
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de betaling van kosten die de ondernemer stelt te hebben gemaakt ter zake van de ontruiming van een plaats door de consument.
De consument heeft een bedrag van € 1.661,06 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In verband met de ontruiming van zijn plaats op het terrein van de ondernemer heeft de consument afval gestort in een op het terrein van de ondernemer aanwezige container. De ondernemer heeft daarvoor een factuur gezonden tot een bedrag van € 481,06. Daarnaast heeft de ondernemer nog een factuur gezonden tot een bedrag van € 2.380,– ter zake het verwijderen van de op de plaats door de consument achtergelaten goederen, zijnde de caravan met toebehoren.
Uit de factuur betreffende de container blijkt dat het gehele gewicht van de container (2,21 ton) aan de consument in rekening is gebracht terwijl de container al voor meer dan de helft was gevuld toen de consument daarin het afval deponeerde. De consument heeft betaling van de helft van het factuurbedrag voorgesteld.
Met betrekking tot de kosten van verwijdering van de goederen van de plaats heeft de consument met de ondernemer afgesproken dat deze die goederen zou verwijderen voor een bedrag van € 1.200,–, welk bedrag de consument ook heeft voldaan. Indien partijen geen afspraak zouden hebben gemaakt, geldt artikel 13 lid 2 van de hier toepasselijke Recron voorwaarden voor vaste plaatsen. Uit dit artikellid volgt dat de ondernemer alleen dan gerechtigd is de plaats op kosten van de consument te ontruimen na schriftelijke sommatie en met inachtneming van een redelijke termijn. Een dergelijke sommatie heeft de ondernemer niet laten uitgaan.
Ter zitting heeft de consument nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Een medewerker van de ondernemer heeft hem de toegang tot de container verleend. De container was toen, dus vóór de consument daarin afval had gestort, al voor driekwart gevuld. Het is dan ook niet redelijk om de kosten van afvoer van de gehele inhoud van de container aan de consument in rekening te brengen. De consument biedt aan een bedrag van € 241,– aan de ondernemer te betalen.
De zoon van de consument, de ter zitting aanwezige X, is ongeveer één week voor de datum van de zitting nog op de camping geweest en heeft toen gezien dat de caravan en toebehoren nog steeds op de plaats aanwezig waren en niet waren opgeruimd. Tegen die achtergrond is onduidelijk waarop de ondernemer het in rekening gebrachte bedrag van € 2.380,– heeft gebaseerd.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer heeft geconstateerd dat het merendeel van de inhoud van de afvalcontainer afkomstig was van de plaats van de consument. Daarbij verwijst de ondernemer naar de door hem overgelegde foto’s.
De consument is niet ingegaan op het voorstel van de ondernemer de caravan te verwijderen voor een bedrag van € 1.200,–. Omdat de plaats niet ontruimd was op de datum waarop de overeenkomst met de consument was geëindigd, heeft de ondernemer het voorstel gedaan de plaats volledig op te ruimen voor een bedrag van € 2.380,– en daarvoor een nota gestuurd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het geschil betreft de betaling van een tweetal facturen van de ondernemer. De factuur van 18 november 2011 ziet op het “afvoeren en verwerken van sloopafval” dat was gestort in de container en luidt tot een bedrag van € 481,06. De factuur van 1 februari 2012 ziet op het “afvoeren en verwerken van de opstallen en goederen op plaats Wit 294” en luidt tot een bedrag van € 2.380,–. De consument heeft een bedrag van € 1.200,– betaald. Het onbetaald gebleven bedrag, € 1.661,06, is in depot gestort bij de commissie.
Het factuurbedrag van € 481,06.
Op grond van de herhaalde mededeling van de consument dat, toen hij het afval in de container ging storten, daarin al afval aanwezig was, en van de mededeling van de ondernemer in zijn brief aan de commissie van 8 mei 2012 dat het merendeel van de inhoud van de container van de standplaats van de consument afkomstig was, moet worden aangenomen dat niet de gehele inhoud van de afgevoerde container van de consument afkomstig was. Dat betekent dat er onvoldoende reden is de kosten van afvoer van de container volledig ten laste van de consument te brengen. Het is redelijk dat deze wordt belast met de kosten die in verhouding staan met de door hem gestorte hoeveelheid afval. De consument heeft in dit verband verklaard dat, toen hij het afval ging storten, de container al voor de helft of voor driekwart was gevuld. Daartegenover heeft de ondernemer niet voldoende duidelijk aangegeven in welke mate de afgevoerde container was gevuld met afval dat afkomstig was van de plaats van de consument. De door de ondernemer overgelegde foto’s geven daarover geen uitsluitsel nu, zo begrijpt de commissie, die foto’s zijn gemaakt na het storten door de consument. Van de ondernemer had mogen verwacht dat hij zich op dat punt meer specifiek zou hebben uitgelaten, mede in aanmerking nemend dat – naar de consument onweersproken heeft gesteld – een medewerker van de ondernemer door het openen van een afgesloten hek de consument toegang tot de container heeft verschaft en die medewerker bij die gelegenheid, eventueel in samenspraak met de consument, had kunnen vaststellen welke hoeveelheid afval zich reeds in de container bevond.
Tegen deze achtergrond zal de commissie aansluiting zoeken bij de mededeling van de consument dat de container bij het storten door hem al voor de helft gevuld was. Het aanbod van de consument tot betaling van € 241,– , zijnde meer dan de helft van het factuurbedrag, acht de commissie dan ook redelijk. Onvoldoende is komen vast te staan dat de ondernemer ter zake aanspraak kan maken op een hoger bedrag.
Het factuurbedrag van € 2.380,–.
In de correspondentie met de consument heeft de ondernemer als grondslag voor de verplichting tot betaling van voormeld bedrag verwezen naar artikel 13 lid 2 van de hier toepasselijke Recronvoorwaarden voor vaste plaatsen. Dit artikellid bepaalt, samengevat, dat indien de recreant bij het eindigen van de overeenkomst niet aan zijn ontruimingsverplichting voldoet, de ondernemer gerechtigd is “na schriftelijke sommatie en met inachtneming van een redelijke termijn” de plaats op kosten van de recreant te ontruimen. Tegenover het verweer van de consument, opgenomen in zijn brief aan de ondernemer van 8 februari 2012, heeft de ondernemer echter niet aangetoond dat hij overeenkomstig hetgeen in voormeld artikellid is bepaald, de consument schriftelijk heeft gesommeerd. Dat betekent dat hij niet op grond van voormelde bepaling gerechtigd is tot de kosten van de ontruiming. Een redelijke uitleg van die bepaling brengt verder mee dat de ondernemer alleen dan recht heeft op vergoeding van bedoelde kosten indien hij daadwerkelijk tot ontruiming is overgegaan. De ondernemer heeft echter onweersproken gelaten dat de betrokken plaats niet ontruimd is. Dat betekent dat ook in dat opzicht niet voldaan is aan de in artikel 13 lid 2 opgenomen voorwaarden voor het ontstaan van een betalingsverplichting van de consument.
De consument heeft ter zitting zijn stelling herhaald en toegelicht dat hij en de ondernemer hebben afgesproken dat hij de caravan met toebehoren zou achterlaten tegen betaling aan de ondernemer van een bedrag van € 1.200,–. Bij brief aan de ondernemer van 14 november 2011 vraagt de consument om toezending van de factuur ter zake. Bij brief van 1 februari 2012 aan de consument vermeldt de ondernemer dat hij met de consument een afspraak heeft gemaakt over het afvoeren van de caravan en dat de consument zelf zou zorgen voor het leegruimen van de plaats. Bij gebreke van nadere toelichting door de ondernemer acht de commissie dit standpunt niet te verenigen met de mededeling van de ondernemer in diens brief aan de commissie van 8 mei 2012 dat hij de consument een aanbod heeft gedaan tot het verwijderen van de caravan voor een bedrag van € 1.200,–, maar dat de consument daarop niet is ingegaan. Tegen die achtergrond en in aanmerking nemend dat de ondernemer geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten en te reageren op de aldaar door de consument gegeven toelichting, is naar het oordeel van de commissie voldoende komen vast te staan dat de ondernemer en de consument voor het einde van de overeenkomst hebben afgesproken dat de consument de caravan met toebehoren zou laten staan tegen betaling aan de ondernemer van een bedrag van € 1.200,–. Nu, naar tussen partijen vaststaat, dit bedrag aan de ondernemer is voldaan, kan hij ter zake de ontruiming van de plaats geen aanspraak meer maken op betaling van enig bedrag.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument dient de ondernemer nog te betalen een bedrag van € 241,–, welk bedrag uit het depotbedrag kan worden voldaan zoals hierna vermeld.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Een bedrag van € 241,– dient te worden betaald aan de ondernemer. Het restant, zijnde € 1.420,06 (€ 1.661,06 -/- € 241,–), dient te worden betaald aan de consument.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 30 juli 2012.