Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
28084
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte opzegvergoeding van in totaal € 250,–, betreffende de opzegging van de consument van de tussen partijen totstandgekomen overeenkomst voor de levering van gas (€ 125,–) en elektriciteit (€ 125,–).
De consument heeft op 13 november 2008 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik ben op enig moment telefonisch benaderd door de ondernemer en ben in dat gesprek slecht voorgelicht over de toepasselijke voorwaarden. In het gesprek werd mij verteld dat ik aanzienlijk goedkoper uit zou zijn voor de levering van gas en elektriciteit. Evenwel bleek naderhand dat ik veel meer kwijt was dan ik voorheen (bij mijn vorige leverancier) voor energie diende te betalen. Ik ben vervolgens teruggegaan naar mijn oude leverancier en ik ga niet akkoord met de aan mij door de ondernemer in rekening gebrachte opzegvergoeding. Ik heb tot tweemaal toe per aangetekende brief mijn klacht aan de ondernemer voorgelegd, maar heb nimmer antwoord gekregen. De ondernemer baseert de opzegvergoeding op de artikelen 3 en 6 van zijn productvoorwaarden. Die productvoorwaarden zijn onredelijk bezwarend en ik beroep mij op de vernietigbaarheid van die bepalingen. Ik verwijs daartoe naar de artikelen 6:236 j juncto 6:237 k BW waaruit volgt dat als de consument de bevoegdheid wordt ontnomen om een overeenkomst telkens na één jaar op te zeggen die bepalingen worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Door het inroepen van de vernietigbaarheid van die bepalingen is de rechtsgrond voor de in rekening gebrachte opzegvergoeding komen te vervallen.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het is mijn stem die te horen is op het door de ondernemer ter zitting afgespeelde voicelog, van het telefoongesprek van 28 augustus 2008 waarbij ik een overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit voor een periode van drie jaar met de ondernemer ben aangegaan. De welkomstbrief alsmede de bevestiging van de overeenkomst (met daarbij behorende productvoorwaarden en algemene voorwaarden) zijn mij inderdaad toegestuurd door de ondernemer. De ondernemer heeft aan mij energie geleverd vanaf 2 oktober 2008 tot 5 november 2008. Wat niet te horen is op het voicelog is het daaraan voorafgaande gesprek waarin ik ben overgehaald om een contract te sluiten met de ondernemer. Mij is in dat gesprek verteld dat ik 1/3 goedkoper uit zou zijn. Ik ben vals voorgelicht in dat gesprek. Ik ben helemaal niet goedkoper uit geweest bij de ondernemer. Ik vind de handelwijze van de ondernemer niet kunnen. Ik heb de destijds toegestuurde productvoorwaarden wel gezien, maar ben er niet ingedoken.
De consument verlangt dat de aan haar in rekening gebrachte opzegvergoeding van € 250,– wordt kwijtgescholden omdat zij slecht is voorgelicht en onduidelijke informatie heeft gehad van de ondernemer ten tijde van het aangaan van de overeenkomst.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 28 augustus 2008 is met de consument een telefonische overeenkomst gesloten voor de levering van gas en elektriciteit voor een periode van drie jaar. Dit blijkt uit de bandopname/voicelog die is gemaakt en die ter zitting ook is afgespeeld. Op 1 september 2008 is aan de consument een welkomstpakket toegestuurd waarna op 11 september 2008 aan de consument een brief is gestuurd ter bevestiging van de overeenkomst. Vanaf 2 oktober 2008 is de ondernemer aan de consument energie gaan leveren.
De ondernemer factureert volgens het zogenaamde leveranciersmodel en brengt naast zijn eigen kosten ook de netwerkkosten namens de netbeheerder in rekening. Er is derhalve sprake van een rechtsgeldige overeenkomst en de ondernemer heeft zich gehouden aan de Wet Koop op Afstand. De ondernemer maakt ook geen inbreuk op de artikelen 6:236 j of 6:237 k BW omdat de overeenkomst wel degelijk tussentijds op te zeggen is. Dat de consument daarbij een opzegvergoeding in rekening is gebracht staat los van die bepalingen en die opzegvergoeding is ook in overeenstemming met de regelgeving van EnergieNed, de overkoepelende branche-organisatie van alle energiemaatschappijen. In artikel 4 richtsnoeren redelijke opzegvergoedingen vergunninghouders heeft EnergieNed bepaald dat een opzegvergoeding voor contractbreuk van € 125,– per product voor een resterende looptijd van meer dan 2,5 jaar redelijk is.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het telefonisch werven van klanten wordt door de ondernemer uitbesteed. Ongetwijfeld zal in dat telefoongesprek zijn gezegd dat de consument goedkoper uit zou zijn bij de ondernemer, doch dat gezegd zou zijn dat dat 1/3 zou zijn, wordt betwist. Overigens worden de gehanteerde productvoorwaarden, alsmede de algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst aan de consument toegestuurd. Daarin kon zij de tarifering opmaken en indien en voorzover zij het daarmee niet eens zou zijn had zij de overeenkomst aanstonds kosteloos kunnen opzeggen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Als verder niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken door de consument staat vast dat tussen partijen een (rechtsgeldige) overeenkomst is gesloten voor de levering van gas en elektriciteit voor een periode van drie jaren. Dit volgt uit de mondelinge overeenkomst van 28 augustus 2008 en de daarop volgende welkomst- en bevestigingsbrief (met productvoorwaarden en algemene voorwaarden) van de ondernemer aan de consument. Wat er al zij van de mededelingen die door de ondernemer in het telefoongesprek van 28 augustus 2008 aan de consument zijn gedaan, vaststaat dat zij de productvoorwaarden (en aldus ook de geldende tarifering) bij het aangaan van de overeenkomst toegezonden heeft gekregen zodat zij daarvan kennis had kunnen nemen (en voorzover nodig toentertijd aanstonds kosteloos had kunnen opzeggen). Het beroep van de consument op de artikelen 6:236 j (zwarte lijst) en 6:237 k BW (grijze lijst) gaat niet op. Immers, de consument kon tussentijds opzeggen ondanks het feit dat zij een contract voor drie jaar was aangegaan. Aldus is het tussen partijen gesloten contract niet in strijd met die bepalingen. Dat bij het tussentijds opzeggen een vergoeding kan worden bedongen is niet in strijd met die bepalingen, dat wil zeggen dat die bepalingen een eventueel in rekening te brengen opzegvergoeding onverlet laat. Verder heeft de NMa (Nederlandse Mededingingsautoriteit) de in deze zaak door de ondernemer in rekening gebrachte opzegvergoeding (van € 125,– per contract) redelijk bevonden; bij een resterende looptijd van een contract van meer dan 2,5 jaar kan een maximale opzegvergoeding van € 125,– per contract in rekening worden gebracht. Aldus is de in deze zaak in rekening gebrachte opzegvergoeding in overeenstemming met de daartoe geldende (beleids-)regels, zoals opgesteld door EnergieNed en geaccordeerd door de NMa. Aldus is de klacht van de consument inhoudelijk ongegrond.
Evenwel is het zo dat de consument onweersproken heeft gesteld dat haar eerdere (aangetekende) brieven aan de ondernemer onbeantwoord zijn gelaten zodat zij in het geheel geen inhoudelijke reactie van de ondernemer heeft gekregen voordat zij haar klacht bij de commissie heeft ingediend. Eerst bij het verweerschrift heeft de ondernemer een uitvoerige en gemotiveerde schriftelijke reactie vervaardigd en derhalve pas op een tijdstip nadat de consument het geschil bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Op dat onderdeel acht de commissie de klacht dan ook gegrond. Het had op de weg van de ondernemer gelegen om de consument eerder inhoudelijk te berichten omtrent het door hem ingenomen standpunt. Dit brengt met zich mee dat de ondernemer gehouden is het klachtengeld aan de consument te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie acht de klacht gegrond voor wat betreft de klachtafwikkeling van de ondernemer.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden terzake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 15 juli 2009.