Opzegging door reisorganisator vanwege een tekort aan deelnemers dient schriftelijk te geschieden.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Beëindiging    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI01-0296

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 17 januari 2000 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een rondreis voor vier personen in Thailand met verblijf in hotels op basis van halfpension en volpension voor de periode van 6 t/m 29 december 2000 voor de som van ƒ 12.320,50 in totaal.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak.

Ik heb reeds in januari geboekt voor een rondreis in december en eerst op vrijdagmiddag van week 45 van 2000 kreeg ik te horen dat de reis niet doorging. Een gelijkwaardig alternatief was niet beschikbaar. De reisorganisator heeft zich niet gehouden aan de ANVR Voorwaarden want de mededeling dat de reis niet is doorgegaan is niet binnen de bepaalde termijn en ook niet schriftelijk geschied. Ik had reeds kosten gemaakt en mede in verband daarmee vraag ik een schadevergoeding van 10% van de reissom.

Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij hebben vernomen dat de afzegging van wege de reisorganisator op woensdag in week 45 telefonisch aan het reisbureau is gedaan en het reisbureau heeft ons telefonisch die week op vrijdagmiddag op de hoogte gesteld. De noodzakelijke kosten in verband met de reis naar Thailand hadden wij toen reeds gemaakt. De reisorganisator dient zich aan de voorwaarden te houden en om die reden hebben wij aanspraak op schadevergoeding.

Klager verlangt een vergoeding van ƒ 1.230,–.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak.

De reis is niet doorgegaan vanwege een tekort aan deelnemers. Bij de opzegging zijn de voorwaarden in acht genomen. Wij delen de opzegging uiterlijk vier weken voor vertrek mee en al jaren doen dat wij telefonisch. Dat is omdat in het verleden wel eens is gebleken dat bij opzegging per post kinken in de kabel kunnen komen door te late aanlevering of het zoek raken van de post bij de PTT. Wij hebben het boekingskantoor van de opzegging reeds in het begin van week 45 ingelicht.

Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij handhaven ons standpunt zoals wij dat schriftelijk hebben uiteengezet. Ik hoor hier klager zeggen dat de mededeling aan het boekingskantoor op woensdag zou zijn gedaan. Dat is wel mogelijk.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In deze zaak kan van het volgende als vaststaand worden uitgegaan. Klager heeft voor de rondreis geboekt op 17 januari 2000. De reis zou een aanvang hebben moeten nemen op 6 december 2000. Naar de door de reisorganisator zelf gehanteerde voorwaarden dient de opzegging vanwege een tekort aan deelnemers uiterlijk vier weken voorafgaand aan de reis te worden gedaan. Ingevolge artikel 10 van de ANVR Voorwaarden dient die opzegging schriftelijk te geschieden. De opzegging heeft van wege de reisorganisator plaatsgevonden aan het reisbureau, en wel telefonisch op woensdag 8 november 2000.
Het reisbureau heeft die mededeling telefonisch aan klager doorgegeven op vrijdag 10 november 2000. Intussen had klager al in verband met de voorgenomen reis kosten gemaakt.

Het voorschrift van artikel 10 van de algemene reisvoorwaarden dat opzegging door de reisorganisator schriftelijk dient te geschieden strekt er onder meer toe te voorkomen dat over de datum waarop de mededeling is gedaan onenigheid blijft bestaan aldus dat indien de reiziger betwist dat opzegging tijdig heeft plaatsgevonden, dat standpunt dient te worden gevolgd. In het onderhavige geval doet zich zulke onenigheid echter niet voor nu het immers in confesso is dat de opzegging heeft plaatsgevonden op voormelde dag, 8 november 2000. Niet kan worden aanvaard dat recht op schadevergoeding zou ontstaan uitsluitend en alleen vanwege de puur formele reden dat deze, erkende, opzegging op de dag dat zulks nog mogelijk was niet schriftelijk is gedaan. Anders ligt dat echter met betrekking tot het aspect dat de opzegging aan het reisbureau is gedaan. Het voorschrift dat de opzegging binnen een bepaalde tijd moet plaatsvinden strekt ertoe het belang van de reiziger te beschermen aldus dat deze bij tijdige waarschuwing in redelijkheid de gelegenheid heeft om naar alternatieven te zoeken en dat voorkomen wordt dat hij, vanuit de gedachte dat een reis doorgang zal vinden, kosten zou maken die achteraf onnodig blijken te zijn. In dit verband heeft te gelden dat de reisorganisator, die op de laatst mogelijk dag de mededeling van de opzegging telefonisch doet aan het reisbureau, er rekening mee heeft te houden dat en derhalve het risico heeft te lopen dat het reisbureau niet per omgaande op diezelfde dag die mededeling doet aan de reiziger, zoals ook in het onderhavige geval niet is geschied. Dat betekent dat de termijn voor de reiziger in strijd met de eigen voorwaarden van de reisorganisator is verkort en op deze grond spreekt klager de reisorganisator terecht aan tot de vergoeding van schade.

Wat het met die schadevergoeding gemoeide bedrag betreft geldt dat hetgeen door klager wordt gevorderd door de reisorganisator niet is tegengesproken en overigens komt het gevorderde bedrag als schade de commissie niet onaannemelijk voor. Het gevorderde kan dus worden toegewezen.

Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator bij het uitvoeren van het overeengekomene zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft ondervonden en kosten heeft moeten maken, dat de reisorganisator hem een vergoeding verschuldigd is. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag.

Ingevolge het reglement van de commissie moet de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil voldoen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De reisorganisator dient aan klager in totaal een bedrag van ƒ 1.355,– te voldoen.
Het klachtengeld van ƒ 125,– is hierin begrepen.
Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies.

De reisorganisator dient aan de commissie een bedrag van ƒ 400,– te voldoen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 11 juli 2001.