Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst / Verkorte procedure
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
228489/229082
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst door de ondernemer. De consument is het niet eens met dit besluit en de onderbouwing daarvan. De ondernemer stelt dat er zijn zwaarwegende redenen zijn om het contract te beëindigen, omdat het gedrag van de zoon van de consument te veel van de medewerkers vergt en een risico en een bedreiging vormt voor hemzelf, de andere kinderen en de medewerkers. Het geschil gaat er over of dit voldoende grond oplevert (‘zwaarwegende reden’) om tot een eenzijdige beëindiging van de overeenkomst te kunnen overgaan. De commissie is van oordeel dat dit niet het geval is en dat sprake is van een gebrek aan zorgvuldig optreden door ondernemer op een aantal punten. Zo merkt de commissie op dat er geen zorgprotocol is doorlopen. De ondernemer heeft aangegeven niet over een dergelijk protocol te beschikken. De toepassing van een dergelijk protocol had van nut had kunnen zijn, in die zin dat de situatie op de opvang beter hanteerbaar zou kunnen zijn geweest voor zowel pedagogisch medewerkers als voor het kind en de consument door het volgen van een afgewogen stappenplan. Dit zou de communicatie ook ten goede zijn gekomen. Verder is de commissie van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat de situatie thans onhoudbaar is geworden, waarbij een rol speelt dat het contract nog maar twee maanden voortduurt tot dat deze vanwege het verstrijken van de in de overeenkomst opgenomen termijn zal eindigen. De overeenkomst blijft dan ook in stand. De consument dient op gebruikelijke tijd en wijze gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst door de ondernemer met ingang van 21 september 2023.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De consument is het niet eens met het besluit van de ondernemer en de onderbouwing van dat besluit om het contract eenzijdig op te zeggen. Het voorstel van de consument is om het contract te laten doorlopen tot de overeengekomen beëindigingsdatum van de overeenkomst, te weten 22 november 2023, op het moment dat de zoon van de consument vier jaar wordt.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
Er zijn zwaarwegende redenen om het contract te beëindigen. Het gedrag van de zoon van de consument vergt te veel van de medewerkers van de ondernemer en vormt een risico en een bedreiging voor hemzelf, de andere kinderen en de medewerkers. Er zijn sinds maart 2022 gesprekken gevoerd met de consument waarin een en ander is besproken. Er is 1 op 1 begeleiding ingezet, maar die mogelijkheid is er nu niet meer. In een normale setting is het niet mogelijk de zoon van de consument op te vangen. De ondernemer is van mening dat voldoende stappen zijn gezet en met de consument voldoende is gesproken en gekeken naar alternatieven.
Beoordeling van het geschil
Tussen partijen is niet in geschil dat het gedrag van de zoon van de consument voor extra zorg en inspanning zorgt bij de ondernemer. In geschil is of dit voldoende grond oplevert (‘zwaarwegende reden’) om tot een eenzijdige beëindiging van de overeenkomst te kunnen overgaan. De commissie is van oordeel dat dit niet het geval is en wel om de volgende redenen.
Reden van opzegging/zwaarwegende reden/waarschuwing
Uit de stukken blijkt dat de ondernemer op 18 augustus 2023 een brief heeft verstuurd aan de consument waarin wordt aangekondigd dat het contract wordt beëindigd per 21 september 2023. Deze voorgenomen beëindiging is op 17 augustus 2023 mondeling met de consument besproken. In de brief van 18 augustus 2023 wordt een tijdslijn geschetst vanaf maart 2022, waarbij wordt aangegeven welke stappen zijn gezet en wat de redenen zijn van de ondernemer om nu tot beëindiging van het contract over te gaan.
De ondernemer beroept zich hierbij op de artikelen 10 lid 3 onder b en c jo. artikel 11 lid 2 van de Algemene voorwaarden Kinderopvang. Deze artikelen luiden als volgt:
Artikel 10.
- De Ondernemer is slechts bevoegd de Overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
- Voortduring van situaties als genoemd in artikel 11 lid 2 sub a en c;
- De situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;
Artikel 11.
- De Ondernemer heeft het recht het kind en/of de Ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de Ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen. Bijvoorbeeld omdat:
- Het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is;
- Het kind en/of de Ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de Ondernemer mag worden verwacht;
- De opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.
De ondernemer stelt dat de zwaarwegende reden in dit geval gelegen is in de omstandigheden als genoemd in artikel 11 lid 2 sub b en/of c. Voor wat betreft opzegging op grond van artikel 11 lid 2 sub c wijst de commissie erop dat deze grond pas een zwaarwegende reden oplevert indien sprake is van voortduring van deze situatie. Dat betekent dat, indien deze situatie van toepassing is, de toegang tot de locatie geweigerd had kunnen worden waarna de ondernemer met de consument in overleg had moeten treden om naar een voor alle partijen acceptabele oplossing te zoeken (artikel 11 lid 3).
Als dit niet was gelukt en de situatie had voortgeduurd, had dit een gewichtige reden als bedoeld in artikel 10 lid 3 sub b kunnen opleveren.
Daarvan is in dit geval, nu de ondernemer direct tot eenzijdige beëindiging is overgegaan en niet eerst de toegang heeft geweigerd, geen sprake. Voor wat betreft de zwaarwegende reden als bedoeld in artikel 11 lid 2 sub b is gelet op artikel 10 lid 3 sub c niet vereist dat sprake is van een voortduring van de situatie.
In dat geval echter is de verplichting opgenomen dat hiertoe pas kan worden overgegaan nadat de consument is gewaarschuwd voor de gevolgen, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht. Vast staat dat de ondernemer de consument niet heeft gewaarschuwd. Zou de ondernemer zoals gesteld zijn zorgen omtrent het gedrag van de zoon van de consument mondeling met de consument hebben gedeeld, dan staat dit nog niet gelijk aan een waarschuwing in de zin van de Algemene Voorwaarden. Een dergelijke waarschuwing dient de strekking te hebben dat de overeenkomst zal worden ontbonden bij herhaling van het betreffende ongewenste gedrag. Er is de commissie niet gebleken dat een waarschuwing in dit geval redelijkerwijs niet van de ondernemer verwacht mocht worden.
Dit en de onvoldoende zwaarwegende omstandigheden hangen onder meer samen met een gebrek aan zorgvuldig optreden door ondernemer op een aantal punten, zoals hieronder nader toegelicht. Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat niet voldaan is aan de voorwaarden om tot opzegging wegens een zwaarwegende reden als bedoeld in de Algemene voorwaarden over te kunnen gaan en de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst reeds om die reden geen stand kan houden.
Zorgvuldigheid
De commissie merkt op dat, zoals ter zitting door de ondernemer erkend, geen sprake is geweest van het doorlopen van een zorgprotocol. De ondernemer heeft aangegeven niet over een dergelijk protocol te beschikken. De commissie is van oordeel dat toepassing van het zorgprotocol in deze situatie van nut had kunnen zijn, in die zin dat de situatie op de opvang beter hanteerbaar zou kunnen zijn geweest voor zowel pedagogisch medewerkers als voor het kind en de consument door het volgen van een afgewogen stappenplan. Dit zou de communicatie ook ten goede zijn gekomen. De commissie acht het een gemis dat een degelijk zorgprotocol niet door de ondernemer wordt gebruikt. Daarnaast is de commissie gebleken dat, alhoewel de ondernemer wel degelijk inspanningen heeft geleverd opvang van de zoon van de consument mogelijk te maken, bij deze inspanning de consument niet dan wel te weinig is betrokken. De consument is niet bekend met/betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak en met maatregelen die door de ondernemer zijn getroffen. Evenmin is de consument op de hoogte gesteld van het (volledige) dossier, ondanks haar verzoek hiertoe. De ondernemer heeft aangegeven dat niet alle verslagen met de consument kunnen worden gedeeld, omdat het over de werkwijze intern gaat. De commissie ziet niet in hoe het achterhouden van bepaalde informatie voor de consument helpend kan zijn bij het zoeken naar een oplossing. Het integraal betrekken van de consument bij alle door de ondernemer genomen stappen in de achterliggende periode had wellicht voor andere resultaten gezorgd, of in ieder geval voor meer wederzijds begrip.
Verder is de commissie van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat de situatie thans onhoudbaar is geworden. Daarbij speelt mee de korte periode (twee maanden) die het contract nog voortduurt tot dat deze van rechtswege wegens het verstrijken van de in de overeenkomst opgenomen termijn zal eindigen. Bovendien is door partijen aangegeven dat onlangs, na ongeveer anderhalf jaar wachten, het traject bij Youz is aangevangen. Dit traject houdt onder meer in het observeren van de zoon van de consument bij de ondernemer. Dit traject duurt tot eind oktober. Door de overeenkomst te beëindigen per 21 september 2023 wordt een streep gezet door dit traject. Dat lijkt, gelet op alle inspanningen die partijen hebben ondernomen om meer onderzoek te doen naar het gedrag van de zoon van de consument, zeer onwenselijk.
Concluderend komt de commissie tot het oordeel dat de eenzijdige opzegging (per 21 september 2023) van de overeenkomst onzorgvuldig en in strijd met artikel 10 en 11 van de Algemene Voorwaarden is.
De overeenkomst blijft dan ook in stand. De consument dient op gebruikelijke tijd en wijze gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer. Het is wenselijk dat partijen gedurende de resterende periode van de overeenkomst met elkaar in contact blijven en elkaar op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen en veranderingen ten aanzien van de zoon van de consument.
Uit het vorenstaande volgt dat de klacht van de consument gegrond is.
Nu de klacht gegrond wordt bevonden zal de commissie, conform het reglement, tevens bepalen dat de ondernemer aan de consument het door haar betaalde klachtengeld dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst en derhalve de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer ongewijzigd van kracht is;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument vergoedt het door de consument betaalde klachtgeld van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer mr. P. P. van der Neut, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 14 september 2023.