Commissie: Reizen
Categorie: Beëindiging
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
45041
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit op 26 januari 2010 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een cruise voor twee personen met verblijf aan boord van Ms. Eurodam op basis van volpension voor de periode van 19 april 2010 t/m 29 januari 2010 voor de som van € 2.859,50. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. In verband met de ‘aswolk’ hebben wij de door ons geboekte cruise geannuleerd. De reisorganisator wil niet overgaan tot uitkering van het door mij betaalde bedrag voor vlucht én cruise. Ik krijg alleen de kosten van de vlucht terug en niet die van de cruise. Bovendien heeft de rederij de cruise ingekort door er een haven tussenuit te halen. De cruise vertrok sowieso een dag later. Aangezien er toen nog steeds niet gevlogen werd, hebben wij de reis geannuleerd. De reisorganisator moet mijns inziens ingevolge de ANVR-Reisvoorwaarden overgaan tot uitbetaling van de door mij betaalde reissom van zowel de vlucht als de cruise. Klager verlangt een vergoeding van € 2.859,50. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Op 17 april 2010 heeft klager ons gebeld om zijn zorgen uit te spreken over de problematiek rond de ‘aswolk’. Hij heeft daarin aangegeven dat hij ervan uitging dat hij de volledige reissom terug zou krijgen. Er is door ons aangegeven dat er op dat moment nog geen duidelijkheid bestond over wie welke kosten zou dragen en dat wij nog in afwachting waren van de rederij in verband met een mogelijke coulanceregeling. Echter werd er ook melding gemaakt dat indien klager op dat moment zou besluiten de reis te annuleren, hem dat 100% annuleringskosten zou opleveren. De mogelijkheden voor vluchten van en naar alternatieve luchthavens worden bekeken. Op 18 april wordt er door klager contact met ons opgenomen. De mogelijkheden voor inscheping in Dubrovnik op 21 april worden bekeken, evenals vluchten vanuit Amsterdam via Wenen naar Dubrovnik, daar er geen directe vluchtmogelijkheden zijn. Om dit te kunnen realiseren, dient klager extra ticketkosten te maken, echter zullen de ticketkosten van het niet gebruikte ticket van Amsterdam naar Rome volledig vergoed worden. Op 19 april boeken wij een vlucht op 20 april vanuit Brussel via Zagreb naar Dubrovnik. Het ticket voor de terugreis van Rome naar Brussel blijft behouden. De meerkosten voor dit ticket bedragen € 235,– plus € 62,– luchthavenbelasting. Aan het eind van de dag zal klager terugbellen om beter in te kunnen schatten of er dan wel gevlogen gaat worden. Tevens zal er dan gekeken moeten worden naar een hotelovernachting in Dubrovnik. Wij worden door de rederij geïnformeerd dat het schip, de Eurodam, tot 20 april in Rome zal blijven om op die manier meer passagiers tegemoet te komen en hen aan boord te kunnen laten gaan. Wij wijzigen het ticket direct naar een vlucht met vertrek op 20 april vanuit Brussel naar Rome. Klager wordt hierover ingelicht op de voicemail, daar hij telefonisch niet
bereikbaar is. Op 20 april belt klager om te vragen met welk vluchtnummer er naar Dubrovnik gevlogen gaat worden. Door een medewerkster van ons wordt aangegeven dat er geen vlucht naar Dubrovnik geboekt staat, maar een vlucht naar Rome met vertrek vandaag. Klager geeft aan hiervan niet op de hoogte te zijn en wenst met de rechtstreekse vlucht naar Dubrovnik te vliegen op 21 april. Er wordt tevens doorgegeven dat er een vaarschemawijziging heeft plaatsgevonden, waardoor het schip een dag later in Dubrovnik aan zal komen en Corfu zal komen te vervallen. Het reisbureau wordt door ons geïnformeerd over de mogelijkheden van een vlucht naar Dubrovnik. Er worden mogelijkheden met Lufthansa en Croatia Airlines besproken. Wanneer klager kiest voor de mogelijkheid met Lufthansa, dient hij een bedrag van € 461,– per persoon bij te betalen. Croatia Airlines heeft een schemawijziging doorgevoerd, waardoor er een overstaptijd van 8 uur ontstaat. Klager dient hiervoor een bedrag van € 256,– per persoon bij te betalen. De mogelijkheden voor een hotelovernachting in Dubrovnik worden eveneens doorgegeven aan het reisbureau. Later in de middag wordt er door het reisbureau geïnformeerd of de genoemde vluchten uitgevoerd zullen gaan worden. Hierop kunnen wij geen bevestigend antwoord geven, daar ook bij ons nog niet bekend is of en wanneer het luchtruim weer opengesteld zal worden. Het reisbureau pleegt overleg met klager en laat ons uiteindelijk weten dat klager heeft besloten de gehele reis te annuleren. Hierbij wordt door ons aangegeven dat het vliegticket geheel gerestitueerd zal worden. De rederij belast 100% kosten door voor de annulering. Klager heeft aangegeven een restitutie van de gehele reissom te willen ontvangen. Wij zijn echter van mening dat wij klager een goed alternatief hebben geboden met betrekking tot de mogelijkheden van dat moment. Klager heeft zelf de keuze gemaakt hier geen gebruik van te willen maken, waardoor er sprake was van annulering van de cruise. Bij acceptatie van het alternatief had klager zijn annuleringsverzekering kunnen aanspreken in verband met het vergoeden van de niet genoten reisdagen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft als volgt overwogen. Als gevolg van de berichtgeving rondom de ‘aswolk’ heeft klager de door hem geboekte reis geannuleerd en daarmee de reisovereenkomst tussen de reisorganisator en hem opgezegd. Wel is hem nog een tweetal alternatieven aangeboden, maar deze heeft hij afgewezen. Van belang in dit kader is artikel 7:503 van het Burgerlijk Wetboek (BW), welke dwingendrechtelijke bepaling als volgt luidt. Artikel 7:503 BW 1. De reiziger kan de reisovereenkomst te allen tijde met onmiddellijke ingang opzeggen. 2. Indien de reiziger opzegt wegens een aan hem toe te rekenen omstandigheid, vergoedt de reiziger de reisorganisator de schade die deze ten gevolge van de opzegging lijdt. De schadevergoeding bedraagt ten hoogste eenmaal de reissom. 3. Indien de reiziger opzegt wegens een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid, heeft hij recht op teruggave of kwijtschelding van de reissom of, indien de reis reeds ten dele is genoten, een evenredig deel daarvan. In het kader van artikel 7:503, derde lid, van het BW staat de vraag centraal of er sprake is van een opzegging wegens een niet aan de reiziger toe te rekenen omstandigheid. Of sprake is van opzegging wegens een niet aan de reiziger toe te rekenen omstandigheid, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. In geval van de zogenaamde ‘aswolk’ is dat naar het oordeel van de commissie zonder twijfel het geval, hetgeen tot de conclusie leidt dat klager recht heeft op teruggave van de reissom. Zoals hiervoor reeds aangegeven, heeft de reisorganisator een tweetal alternatieven aangeboden, welk alternatieven klager echter heeft afgewezen. Ingevolge artikel 11, eerste lid, onder b, van de ANVR-Reisvoorwaarden kan de reiziger de wijziging afwijzen als de wijziging één of meer wezenlijke punten betreft. Als de wijziging één of meer niet wezenlijke punten betreft, kan de reiziger ingevolge artikel 11, eerste lid, onder c, van de ANVR-Reisvoorwaarden de wijziging slechts afwijzen indien de wijziging hem tot nadeel van meer dan geringe betekenis strekt. In het kader van het zoeken naar alternatieven (lees gewijzigde reisvoorstellen) zijn er mogelijkheden met Lufthansa en Croatia Airlines besproken. Wanneer klager zou kiezen voor de mogelijkheid met Lufthansa, diende hij een bedrag van € 461,– per persoon bij te betalen. Croatia Airlines had een schemawijziging doorgevoerd, waardoor er een overstaptijd van 8 uur ontstond. Klager diende voor die optie een bedrag van € 256,– per persoon bij te betalen. Naar het oordeel van de commissie betreffen beide gewijzigde reisvoorstellen wezenlijke punten (substantiële verhoging reissom en/of aanzienlijk langere reistijd), hetgeen de commissie tot de conclusie brengt dat klager deze wijzigingen mocht afwijzen. Op grond van het voorgaande zal de klacht gegrond verklaard worden en zal de commissie bepalen dat de reisorganisator de door klager betaalde reissom aan hem dient terug te betalen. Ingevolge het reglement van de commissie dient de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil te voldoen. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht gegrond. De reisorganisator dient aan klager in totaal een bedrag van € 2.859,50 te voldoen. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie een bedrag verschuldigd van € 205,– als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 4 november 2010.