Commissie: Recreatie
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC04-0003
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft opzegging van de overeenkomst door de ondernemer wegens overheidsmaatregelen.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument huurt sinds 1994 een standplaats bij de ondernemer. In een brief van 1 oktober 2003 geeft de ondernemer te kennen dat hij de standplaatsovereenkomst met de consument met ingang van 1 januari 2004 wenst te beëindigen op grond van artikel 12 onder d. van de Recron-voorwaarden van april 1997. De motivering voor deze opzegging zou de verplichting van de gemeente zijn om aan te vangen met de realisering van een groenstrook op dat deel van de camping waar de vaste plaatsen C21 en C22 zijn gelegen. Deze groenstrook komt voort uit het bestemmingsplan uit 1988. Op dit moment staan nog zo’n 60 caravans en huisjes op de plaats waar de groenstrook moet komen.
De consument heeft de ondernemer meegedeeld van mening te zijn dat de opzegtermijn van drie maanden ingevolge de Recron-voorwaarden niet in acht is genomen, aangezien hij de opzeggingsbrief pas enige dagen na 1 oktober ontving. De ondernemer heeft toen op 19 oktober 2003 opnieuw de overeenkomst opgezegd, nu per 1 januari 2005. Op de inhoudelijke argumenten van de consument is niet ingegaan.
Uit navraag bij de ambtenaar van de gemeente blijkt dat de gemeente deze eis niet heeft gesteld aan de ondernemer en dat de gemeente nog steeds het besluit van B en W van 29 september 1999 hanteert waarin met betrekking tot de realisering van de groenstrook wordt gesproken van een uitstervingbeleid.
De ondernemer is op dit moment in onderhandeling met de gemeente om te komen tot een Masterplan. Dit omvat de uitbreiding, reorganisatie en sanering van de totale camping. In dit Masterplan moet een plan worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de ondernemer de groenstrook wil gaan realiseren. Dit overleg heeft tot op dit moment nog niet tot concrete inhoudelijke afspraken geleid. Op 5 december 2003 heeft de gemeente tijdens een overleg met de ondernemer deze geadviseerd om een totaal toekomst plan te maken en daarbij ook de kampeerders te raadplegen. Er is afgesproken dat de ondernemer over 4 maanden dit plan aan de gemeente zal voorleggen.
De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente op dit moment eist dat de standplaats van de consument C22 en standplaats C21 vooruitlopend op de toekomstige herstructurering dienen te verdwijnen.
De consument heeft op 11 december 2003 schriftelijk bezwaar hiertegen ingediend bij de ondernemer per aangetekende brief en heeft op diezelfde datum een klacht ingediend bij de commissie ter behoud van rechten.
Ter zitting voegt de consument hieraan nog het volgende toe. De ondernemer staat zijn recreanten nog steeds verkoop van het kampeermiddel met behoud van standplaats toe. Hoewel het bestemmingsplan al bestaat sinds 1988, heeft de ondernemer zijn recreanten nooit er van op de hoogte gesteld dat een groot aantal standplaatsen zullen moeten verdwijnen vanwege de aanleg van een groenstrook. De consument heeft het afgelopen jaar veel geld en energie gestoken in de verbouwing van zijn caravan.
De ambtenaar van de gemeente heeft erkend dat de bewoner van het naast de camping gelegen perceel, dicht bij de standplaats van de consument, heeft geklaagd over geluidsoverlast. De ambtenaar heeft getracht te bemiddelen in het conflict tussen deze bewoner en de ondernemer.
Volgens de consument kan deze consument echter geen last hebben van geluidsoverlast van standplaats C22, omdat de consument zeer rustig is. Het lawaai komt van elders op de camping.
De ondernemer heeft hem een andere standplaats aangeboden op het terreingedeelte waar hij nu een standplaats heeft. Aangezien het Masterplan nog niet gereed is, valt nog niet te overzien of de aangeboden plaats een definitieve plaats is. De consument meent dat zijn caravan niet meer verplaatsbaar is.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van de klacht. Volgens artikel 12 lid 5 van de toepasselijke Recron-voorwaarden dient de consument die de opzegging betwist uiterlijk binnen 2 maanden na ontvangst van de schriftelijke opzegging het geschil voor te leggen aan de commissie. De opzegging vond plaats op 1 oktober 2003 en de klacht werd ingediend op 11 december 2003. Dat is dus te laat.
Inhoudelijk merkt de ondernemer het volgende op. Op verzoek van de gemeente vond op 1 september 2003 een overleg plaats ten kantore van de ondernemer waarbij behalve 2 bestuursleden van de ondernemer 2 ambtenaren van de gemeente aanwezig waren, ambtenaar ruimtelijke ordening en beleidsambtenaar recreatie. Het overleg vond plaats naar aanleiding van een klacht van de bewoner van perceel Voorweg 7 dat naast de camping is gelegen. Deze bewoner had zich beklaagd over geluidsoverlast van de camping en verlangde van de gemeente dat deze handhavend ging optreden tegen de ondernemer opdat deze zich zou gaan houden aan het vigerende bestemmingsplan waarin de camping gelegen is.
De gemeente verzocht de ondernemer daarom dringend om op korte termijn ter plaatse van de standplaatsen naast perceel uitvoering te geven aan het voorschrift in het bestemmingsplan op grond waarvan rondom de gehele camping een groenstrook moet worden aangelegd. De ondernemer voelde zich gedwongen de gemeente toe te zeggen de groenstrook ter hoogte van het bewuste perceel op korte termijn te gaan realiseren. De ondernemer heeft daarbij aangegeven dat daarvoor 2 standplaatsen, te weten C21 en C22 opgeofferd zouden moeten worden. Hiermee stemde de gemeente in. De bewoner is hiervan op de hoogte gesteld.
In dit overleg is ook uitvoerig gesproken over de stand van zaken met betrekking tot het totale inrichtingsplan voor de camping, het zgn. Masterplan. De ondernemer wil graag dat de bestemming van het land wordt gewijzigd opdat de ondernemer zijn camping met dit terrein kan uitbreiden. Er zou dan voldoende plaats zijn om de huurders van de standplaatsen die moeten vervallen, indien de groenstrook wordt aangelegd, een vervangende plaats aan te bieden.
Ter zitting deelt de ondernemer mee dat hij gaat beginnen met de realisering van de groenstrook op een ander deel van zijn terrein. Hij is voornemens met inachtneming van een opzegtermijn van 18 maanden conform de Recron-voorwaarden van 2003 per 30 juni 2006 de overeenkomsten met betrekking tot 79 standplaatsen op te zeggen.
Op 1 oktober 2003 heeft de ondernemer de overeenkomst met de consument opgezegd per 1 januari 2004. Nadat de consument bezwaar had gemaakt tegen het niet in acht nemen van de opzegtermijn van drie maanden, heeft de ondernemer opnieuw opgezegd op 19 oktober 2003 per 1 januari 2005. Daarbij heeft de ondernemer een vervangende plaats aangeboden.
Ter zitting deelt de ondernemer mee dat de betrokken ambtenaren van de gemeente niet bereid zijn gebleken schriftelijk te verklaren dat de gemeente bovengenoemde eis ten aanzien van de standplaatsen C21 en C22 heeft gesteld aan de ondernemer. Wel heeft de bewoner van het bewuste perceel schriftelijk verklaard dat hij op 21 augustus 2003 een gesprek met de gemeente heeft gehad waarin hem is toegezegd dat de gemeente er op zal toezien dat de ondernemer zijn verplichtingen ingevolge het bestemmingsplan nakomt.
Het is de ondernemer niet gebleken dat de gemeente haar standpunt heeft veranderd, zoals afgeleid zou kunnen worden uit hetgeen de consument meedeelt over het gesprek met de ambtenaar van de gemeente. De ondernemer is dan ook van mening gedwongen te zijn te beginnen met de uitvoering van het vigerende bestemmingsplan door een groenstrook aan te leggen op het terreingedeelte van de standplaatsen C21 en C22.
De opzegging is dus een gevolg van een overheidsmaatregel. Hierin voorzien de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van april 1997 in artikel 12 onder d.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid:
De opzegging van de overeenkomst per 1 januari 2005 dateert van 19 oktober 2003. Aangezien de consument zijn geschil, ter bewaring van rechten, op 11 december 2003 aan de commissie heeft voorgelegd, is de klacht dus binnen 2 maanden na de opzegging en derhalve tijdig ingediend. Op grond van het voorgaande is de consument ontvankelijk in zijn klacht.
Met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de opzegging:
Op grond van artikel 12 lid 3 sub d. van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen van 1 april 1997 die op grond van de overgangsregeling in 2003 van toepassing waren op de overeenkomst tussen de ondernemer en de consument, kan de ondernemer de overeenkomst opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden voor afloop van de lopende periode, indien de ondernemer ten gevolge van overheidsmaatregelen gedwongen is de ingebruikneming van de plaats te beëindigen.
Het is de commissie gebleken dat het vigerende bestemmingsplan ondermeer bepaalt dat er groenzones dienen te komen rondom de camping. Dit bestemmingsplan dateert echter al van 1988. Volgens de consument is de gemeente vooralsnog akkoord gegaan met een uitstervingbeleid en dit is door de ondernemer niet weersproken. Het bestemmingsplan als zodanig kan naar het oordeel van de commissie dan ook niet worden beschouwd als een overheidsmaatregel ten gevolge waarvan de ondernemer gedwongen is de ingebruikneming van de plaats te beëindigen, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 sub d.
De ondernemer heeft niet kunnen aantonen dat de gemeente hem heeft gedwongen op korte termijn het bestemmingsplan gedeeltelijk uit te voeren door een klein deel van de voorgeschreven groenstrook te realiseren op het terreingedeelte waar zich de standplaatsen C21 en C22 bevinden ter voorkoming van geluidsoverlast op betreffend perceel. Om van een dwingende overheidsmaatregel te kunnen spreken, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 sub d. is een verzoek van de gemeente niet voldoende, maar dient sprake te zijn van een dwingende maatregel.
De commissie is dan ook van oordeel dat de opzegging niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en derhalve nietig is.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Beslissing
De consument wordt in zijn klacht ontvankelijk verklaard.
De commissie verklaart dat de opzegging door de ondernemer in zijn schrijven van 19 oktober 2003 per 1 januari 2005 nietig is.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 14 mei 2004.