
Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
187134/187630
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument heeft telefonisch een aanbod aanvaard en heeft daarna een e-mail gekregen met de bevestiging van de overeenkomst. De overeenkomst is aangegaan met behulp van een bemiddelingskantoor. De ondernemer is op het moment van de ingang van het contract niet begonnen met levering van energie. De consument verlangt nu dat de overeenkomst wordt nagekomen. De ondernemer voert aan dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is, omdat de ondernemer het aanbod niet rechtstreeks heeft gedaan maar middels een marketing bedrijf. De commissie gaat daar niet in mee. In de e-mail naar de consument is niet opgenomen dat de overeenkomst een ontbindende voorwaarde heeft. Er is dus gewoon een overeenkomst ontstaan tussen partijen waar de ondernemer zich aan moet houden. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie is overeengekomen.
De consument heeft op 23 april 2022 de klacht bij de ondernemer ingediend.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft een contract bij de ondernemer afgesloten via tussenpersoon [adviseurs]. De consument heeft de overeenkomst per mail ontvangen. Hierna heeft de ondernemer de samenwerking met [adviseurs] ontbonden. Vervolgens zegt de ondernemer dat de overeenkomst niet bij hun bekend is. De consument heeft nu dus geen contract. De ondernemer wil wel een variabel contract aanbieden, maar daarmee neemt de consument geen genoegen.
Op de overeenkomst waarop de consument zijn akkoord heeft gegeven staat het logo van de ondernemer. Tijdens het verkoopgesprek is ook gesproken over de ingangsdatum van het nieuwe contract. De consument dacht dat de levering zou beginnen bij het einde van het contract met zijn huidige leverancier. Hij vond het dan ook niet vreemd dat deze de energielevering bleef voortzetten. De alarmbellen gingen rinkelen toen die leverancier aangaf dat het contract zou worden omgezet in een contract met variabele tarieven.
Het is opmerkelijk dat de ondernemer in de brief van 6 oktober 2022 schrijft dat de aanvraag van de consument is gecontroleerd door [marketing bedrijf], op bepaalde punten niet voldoende scoorde en is afgekeurd. Ook schrijft de ondernemer in die brief dat men nooit een rechtstreekse samenwerking of contract met [adviseurs] te hebben gehad, terwijl in het bericht van de ondernemer van 3 mei 2022 schrijft dat de samenwerking kort na de aanmelding van de consument is opgezegd. Dit staat haaks op elkaar.
De consument is ervan overtuigd een vast contract voor 3 jaar te hebben afgesloten en verlangt dat de overeenkomst van 8 oktober 2021 wordt nagekomen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De stelling van de consument dat hij en de ondernemer een overeenkomst zouden hebben is onjuist.
Na telefonisch contact met het callcenter [adviseurs] is [consument] akkoord gegaan met een aanbod van 8 oktober 2021. Dit callcenter werkt in opdracht van [marketing bedrijf]. [marketing bedrijf] werkt in opdracht van de ondernemer en zet daarvoor zelfstandige callcenters in, waaronder [adviseurs].
De geworven klanten worden door [marketing bedrijf] aan de ondernemer doorgegeven, zodat de ondernemer een overeenkomst kan opstellen. Deze fase is echter in deze zaak niet bereikt. De ondernemer heeft de aanvraag van de consument nooit ontvangen en heeft daarom geen overeenkomst kunnen opstellen.
Het bestand dat [adviseurs] heeft opgestuurd is niet de overeenkomst van de ondernemer, maar enkel de bevestiging dat er akkoord is gegaan met het aanbod. De ondernemer zou de overeenkomst altijd zelf versturen vanuit zijn eigen mailadressen en deze ondertekenen uit naam van de vergunninghouder. Op de wijze waarop [adviseurs] dit akkoord formuleert heeft de ondernemer geen invloed. Uit de mail van [adviseurs] wordt duidelijk dat er binnen enkele dagen correspondentie zou volgen. Dat is nooit gebeurd.
De aanvraag is door [marketing bedrijf] afgekeurd omdat tijdens het verkoopgesprek door de medewerker van het callcenter ten onrechte is gesteld dat de ondernemer samenwerkt met [energieleverancier], hetgeen niet het geval is. Na deze afkeuring heeft [adviseurs] de gelegenheid gekregen om deze te herstellen, maar dat heeft zij nagelaten.
De consument stelt dat hij het slachtoffer is geworden van de ontbinding van het contract met [adviseurs]. Helaas is de communicatie tussen de ondernemer en de consument voorafgaand aan het indienen van de klacht niet juist geweest. De ondernemer heeft nooit een rechtstreekse samenwerking, overeenkomst of zelfs maar contact met [adviseurs] gehad. Voor zover de ondernemer heeft kunnen nagaan heeft [adviseurs] haar activiteiten op eigen initiatief in oktober of november 2021 gestaakt. Van een samenwerking die opgezegd kon worden is geen sprake geweest.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In deze zaak legt de consument aan de commissie de vraag voor of tussen hem en de ondernemer een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen.
Uit de stukken blijkt dat [adviseurs] bij mailbericht van 8 oktober 2021 een gedetailleerde overeenkomst aan de consument heeft toegestuurd, welke was voorzien van het logo van de ondernemer.
Het bericht bevat weliswaar de mededeling dat de ondernemer binnen enkele dagen meer informatie over de overeenkomst zal toesturen, maar houdt niet in dat de ondernemer de overeenkomst nog dient goed te keuren of te bevestigen. Ook bevat de aan de consument gestuurde overeenkomst de zinsnede:
“Ik ben akkoord gegaan met:
(…)
De mogelijkheid om de overeenkomst binnen een periode van 14 kalenderdagen na ontvangst van de orderbevestiging te annuleren.”
Ook is een regeling over de aanvang in het toegestuurde contract opgenomen. Uiterlijk drie maanden na 8 oktober 2021 zal de ondernemer met de levering beginnen.
In zijn verweer wordt door de ondernemer erkend dat de communicatie met de consument onjuist is geweest en dat anders dan met zoveel woorden door een medewerker van de ondernemer is gesteld, geen sprake is geweest van een contract met [adviseurs] dat na de aanmelddatum van het contract met de ondernemer is opgezegd, in het geheel er geen relatie met [adviseurs] heeft bestaan.
Wat daarvan ook zij.
Het is de vraag of de consument er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat
[adviseurs] over een voldoende volmacht beschikte om de ondernemer te vertegenwoordigen.
De commissie wijst in dit verband op het bepaalde in artikel 3: 61 lid 2 BW dat bepaalt:
“Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan.”
De commissie is van oordeel dat gelet op de tekst van de toegezonden overeenkomst, het gebruik van het logo van de ondernemer, maar ook gelet op de uiting van de ondernemer dat eerst na de aanmelddatum van het contract de samenwerking met [adviseurs] is opgezegd, de consument erop mocht vertrouwen dat er – wel degelijk – een contract tussen partijen is tot stand gekomen, dat door de ondernemer gestand moet worden gedaan.
De commissie zal de ondernemer dan ook veroordelen om de overeenkomst van 8 oktober 2021 na te komen, dat wil zeggen uiterlijk vanaf 9 januari 2022, te weten 3 maanden na 8 oktober 2021, zoals in het contract is bepaald, tot aan het einde van de looptijd, dan wel de consument te compenseren of op andere wijze schadeloos te stellen.
Mocht dit overleg niet tot resultaat leiden dan staat het de consument vrij zich opnieuw tot de commissie te wenden onder opgave van de reden waarom het overleg tussen partijen is mislukt en onder opgave van de door hem geleden schade.
Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie draagt de ondernemer op de overeenkomst van 8 oktober 2021 na te komen en al datgene te doen dat daarvoor noodzakelijk is, dan wel de consument schadeloos te stellen en daartoe met hem in overleg te gaan. Een en ander dient binnen 4 weken na de verzendatum van dit bindend advies te geschieden.
Partijen dienen elkaar over en weer in staat te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te kunnen voldoen.
Bovendien is de ondernemer gehouden om het door de consument betaalde klachtengeld ad € 52,50 te vergoeden.
Overeenkomstig het Reglement van de commissie zal aan de ondernemer een bijdrage in de behandelingskosten in rekening worden gebracht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, drs. L. van Rootselaar en mr. W.H. van Oorspronk, leden, op 10 januari 2023.