Overeenkomst heeft zakelijk karakter; geen consumentenvoorwaarden van toepassing. Commissie niet bevoegd.

De Geschillencommissie




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 53559

De uitspraak:

De beoordeling van de bevoegdheid van de commissie

De commissie heeft het volgende overwogen.   Geconstateerd moet worden dat van de door partijen gemaakte afspraken deel uit maken de zogenaamde “Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden ALIB” en niet de Algemene Consumenten voorwaarden [branchevereniging].   In deze ALIB voorwaarden staat niet de afspraak vermeld dat deze commissie middels bindend advies bevoegd is te beslissen in geschillen van partijen. Op basis van die voorwaarden kan dus geen bevoegdheid van deze commissie worden aangenomen.   De ALIB voorwaarden zijn alleen bedoeld om van toepassing te zijn in het geval de opdrachtgever een zakelijke opdrachtgever is en geen consument. De commissie begrijpt het standpunt van de opdrachtgever aldus, dat hij door de ondernemer had moeten worden aangemerkt als een consument en dat de ondernemer zich daarom overeenkomstig de daartoe in de branche gemaakte afspraken ten gunste van de opdrachtgever/consument in casu had moeten bedienen van alleen de Algemene Consumenten voorwaarden [branchevereniging]. Nu dit niet is gebeurd, zijn die voorwaarden desondanks wel van toepassing nu de acceptatie van het daartoe strekkende derdenbeding (dat de ondernemer vanuit diens branche dwingt om deze voorwaarden met consumenten aan te gaan) door de opdrachtgever/consument een feit is door – in elk geval – het aanhangig maken van dit geschil bij de commissie.   De opdrachtgever miskent naar het oordeel van de commissie echter dat hij in dat kader niet kan worden aangemerkt als een consument, waarop de genoemde algemene consumentenvoorwaarden doelen en waarop ook het reglement van de commissie doelt. In die algemene consumentenvoorwaarden is namelijk in art 2 (definities) bepaald dat geen consument kan zijn hij die “handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf”.   Naar eigen zeggen van de opdrachtgever is hier immers sprake van de (ver)bouw van [een gezondheidscentrum], en wel naar eigen zeggen als “persoonlijke belegging” van de opdrachtgever, die als privépersoon dat centrum wil c.q. is gaan verhuren aan derden. Uit de zich bij de stukken bevindende tekening van het gezondheidscentrum blijkt van de bouw van een aanzienlijk bedrijfspand met vele behandelruimtes e.d., dat niet geschikt is voor bewoning. Door de opdrachtgever is ook niet gesteld dat het zijn plan is om een deel van het pand zelf te gaan bewonen.   De conclusie moet zijn dat de bouw – en daarmee ook de opdracht aan de ondernemer – een zakelijk karakter heeft, immers door de opdrachtgever wordt gedaan in de uitoefening van een beroep/bedrijf, te weten het voorgenomen exploiteren van vastgoed. Voor deze verbouw was het pand bij de opdrachtgever – die 65 is geworden – ook als praktijkruimte in gebruik. Ook daaruit blijkt dat het pand al eerder werd gebruikt in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf.   Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de ALIB voorwaarden terecht deel zijn gaan uitmaken van het door partijen overeengekomene. Nu daarin niet is overeengekomen dat de commissie bevoegd is tussen partijen te beslissen middels bindend advies, heeft de commissie zich thans onbevoegd te verklaren.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 1 april 2011.