Overeenkomst niet opgezegd door consument na verhuizing; ondanks geen gebruik gemaakt van dienst toch abonnementskosten verschuldigd

De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Ontbinding, opzegging en tussentijdse beëindiging    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 55170

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de verschuldigdheid van abonnementsgelden   De consument heeft op 1 juli 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument is in juni 2007 verhuisd van de woning in zijn toenmalige woonplaats naar de woning in zijn huidige woonplaats. De consument stelt dat hij ter gelegenheid van zijn verhuizing het kabeltelevisieabonnement heeft beëindigd. Desondanks is het abonnementsgeld iedere maand van de rekening van de consument afgeschreven. De nieuwe bewoners van de voormalige woning van de consument hebben met de ondernemer (ook) een kabeltelevisieabonnement gesloten. De ondernemer heeft dus tweemaal abonnementgeld geïncasseerd voor het leveren van het signaal aan één en hetzelfde adres. Na de verhuizing heeft de ondernemer geen dienst in de vorm van een signaal aan de consument geleverd. De afschrijving van het abonnementsgeld is in juli 2010 stopgezet.   De consument verlangt (gedeeltelijke) teruggave van het door hem teveel betaalde abonnementsgeld.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft destijds een abonnement gesloten met de rechtsvoorganger van de ondernemer. De ondernemer kan die overeenkomst helaas niet meer in het geding brengen. Toch is er op goede gronden sprake van een overeenkomst tussen de consument en de ondernemer. Op grond van de Algemene Voorwaarden (AV) van de ondernemer moet de consument het abonnement schriftelijk beëindigen waarbij een opzegtermijn van één maand geldt. De consument stelt medio 2007 het abonnement voor radio en televisie te hebben opgezegd. Die opzegging heeft de ondernemer nooit ontvangen. Naar de mening van de ondernemer moet de consument bewijzen dat hij het abonnement rechtsgeldig heeft opgezegd.   De consument stelt dat de ondernemer op zijn voormalig woonadres aan een nieuwe bewoner op grond van een ‘nieuw’ abonnement dezelfde dienst heeft geleverd als zij indertijd aan de consument heeft geleverd. Dat de ondernemer dientengevolge twee maal abonnementsgelden heeft geïncasseerd voor de levering van één dienst aan hetzelfde adres, zodat de consument zijn abonnementsgelden onverschuldigd heeft betaald, is een stelling van de consument die geen hout snijdt. Zolang de overeenkomst niet door één van de partijen is opgezegd, of een verhuizing niet aan de ondernemer is doorgegeven, blijft de overeenkomst met de consument van kracht. Het is niet de verantwoordelijkheid van de ondernemer om te controleren of er sprake is van twee abonnementen op één en hetzelfde adres. De ondernemer is van mening dat de consument niet onverschuldigd zijn abonnementgeld aan haar heeft betaald, omdat de bestaande overeenkomst de grondslag van die betalingen is.   Met betrekking tot de klacht van de consument dat de ondernemer niet heeft gereageerd op zijn brief d.d. 28 september 2010, stelt de ondernemer dat zij pas van die brief op de hoogte was toen zij het dossier in deze zaak ontving. Met betrekking tot de ingediende klacht heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen een medewerker van de ondernemer en de consument. De consument is medegedeeld dat de klacht was afgehandeld en de consument is naar de Geschillencommissie verwezen.   Op grond van de gespreksnotities is de ondernemer de mening toegedaan dat de opgevraagde facturen naar het huidige woonadres van de consument zijn gezonden.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Het is juist dat op 21 augustus 2007 de ondernemer met de ‘nieuwe’ bewoner van het voormalige pand van de consument een abonnement heeft gesloten met betrekking tot de levering van dezelfde dienst die de ondernemer daarvoor aan de consument op dat adres leverde.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Onbetwist is dat de consument met de rechtsvoorganger van de ondernemer een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot het leveren van een bepaalde dienst. Partijen zijn overeengekomen dat de ondernemer de dienst op het toenmalige woonadres van de consument aan hem zal leveren. Ook staat vast dat de consument in juni 2007 naar zijn huidige woning is verhuisd en dat hij geen gebruik meer heeft gemaakt van de dienst die de ondernemer op grond van de overeenkomst verplicht was aan de consument op zijn voormalig woonadres te leveren. De consument heeft geen begin van bewijs in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij de overeenkomst met de ondernemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De commissie is daarom van oordeel dat het abonnement, nadat de consument naar zijn huidige woning is verhuisd, is gecontinueerd. Ook de levering van de dienst is op grond van de overeenkomst voortgezet, zij het dat de dienst werd geleverd aan het voormalige woonadres van de consument. Dat de consument geen gebruik meer heeft gemaakt van de geleverde dienst omdat hij was verhuisd, regardeert de ondernemer niet. Immers, de ondernemer kwam in juni, juli en augustus 2007 zondermeer zijn verplichting uit de met de consument gesloten overeenkomst na. Het gevolg daarvan is dat de consument verplicht is het abonnementsgeld aan de ondernemer te betalen, zolang de ondernemer haar contractuele verplichtingen jegens de consument nakomt.   Onbetwist is tevens dat in de tweede helft van augustus 2007 de ondernemer met een ‘nieuwe’ bewoner van de voormalige woning van de consument een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot het leveren van dezelfde dienst die zij ook aan de consument op dat adres leverde. Niet is gesteld en ook is niet gebleken dat de ondernemer tweemaal dezelfde dienst op hetzelfde adres, de voormalige woning van de consument, heeft geleverd. Naar het oordeel van de commissie is de ondernemer, vanaf het moment dat zij de dienst aan de ‘nieuwe’ bewoner leverde, haar contractuele verplichting jegens de consument met betrekking tot het leveren van de dienst daarom niet meer nagekomen. Het gevolg daarvan is dat de consument vanaf dat moment (1 september 2007) ook niet (meer) verplicht is geweest het abonnementsgeld maandelijks aan de ondernemer te betalen. Vaststaat echter dat de ondernemer met gebruikmaking van de incassomachtiging die de consument aan haar heeft verleend iedere maand het abonnementsgeld van de rekening van de consument heeft geïncasseerd. De tussen partijen gesloten overeenkomst is niet voor juli 2010 beëindigd. Omdat die overeenkomst als grondslag van de betaling van de abonnementsgelden heeft gediend zijn de betalingen van de consument niet onverschuldigd geschied.   Naar het oordeel van de commissie had het primair op de weg van de consument gelegen de ondernemer te informeren omtrent zijn verhuizing. Echter, de consument heeft zulks nagelaten. Het gevolg daarvan is geweest dat de ondernemer ten tijde van de levering van de dienst aan de ‘nieuwe’ bewoner/abonnee, tevens abonnementsgelden van de consument incasseerde. Dat is naar het oordeel van de commissie een omstandigheid die in beginsel aan de consument moet worden toegerekend. Aan de andere kant is het de commissie bekend dat het systeem van de ondernemer bij een juiste werking zou moeten signaleren dat er twee abonnementen voor dezelfde dienst op één aansluiting van kracht zijn.   Dienaangaande merkt de commissie op dat het denkbaar is dat op één aansluiting c.q. adres twee of meer abonnementen van kracht zijn, maar dan betreffen die abonnementen verschillende diensten. Daaromtrent is door partijen niets gesteld en ook is daarvan niets gebleken.   Ten overvloede merkt de commissie op dat het feit, dat twee abonnementen voor het leveren van dezelfde dienst op hetzelfde adres/aansluitpunt van kracht zijn, is ontstaan ten tijde van het ontplooien van activiteiten door de rechtsvoorganger van de ondernemer. Bij integratie in het systeem van de ondernemer is het bestaan van het “dubbele” abonnement (kennelijk) niet opgevallen, althans de ondernemer heeft dienaangaande geen actie ondernomen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat zowel de consument als de ondernemer een verwijt treft met betrekking tot het van kracht blijven van het abonnement, het betalen van het abonnementsgeld en het niet leveren van de dienst aan de consument. Echter, doordat het abonnement etcetera min of meer “levend” werd gehouden heeft de ondernemer kosten moeten maken en heeft de consument vanwege het betalen voor niet geleverde diensten schade geleden. Gezien het verwijt dat beide partijen in deze zaak kan worden gemaakt en de bijzondere omstandigheden van het geval, geeft dat de commissie aanleiding om op grond van redelijkheid en billijkheid te beslissen dat de ondernemer het van de consument ontvangen abonnementsgeld terug moet betalen, zij het dat het totale bedrag eerst verminderd dient te worden met de hieronder bepaalde bedragen.   Omdat de ondernemer pas eind augustus 2007 met de ‘nieuwe’ bewoner/abonnee een overeenkomst heeft gesloten, is de ondernemer in de periode juni, juli en augustus 2007 niet toerekenbaar tekortgeschoten jegens de consument. De commissie is daarom van oordeel dat de consument verplicht is het reeds door hem betaalde abonnementsgeld over de maanden juni, juli en augustus van het jaar 2007, zijnde een geschat bedrag van (3 x € 15,56) = € 46,68 (inclusief BTW) onder de ondernemer te laten.   De kosten die de ondernemer heeft gemaakt, in verband met het van kracht blijven van het abonnement, bestaan uit drie componenten: (1) kantoorkosten, waaronder het instandhouden van het administratieve systeem, (2) energiekosten voor het instandhouden van de infrastructuur; inclusief de individuele aansluiting, (3) de afdracht en/of bijdrage aan de programma-aanbieders en auteursrechtorganisaties. Daarnaast geldt dat met een redelijk bedrag aan winstopslag, althans financieringskosten rekening moet worden gehouden. De commissie begroot het bedrag dienaangaande op iets meer dan € 60,– per jaar. Aangezien de ondernemer het systeem et cetera bijna drie jaar in stand heeft moeten houden, begroot de commissie de kosten van de ondernemer, inclusief de opslag, op een totaal bedrag van € 180,– (inclusief BTW).   De consument heeft na 1 september 2007 tot aan de beëindiging van het abonnement iedere maand het volledige abonnementsgeld aan de ondernemer betaald. Het betaalde abonnementsgeld, over de maanden september 2007 tot de datum waarop het abonnement is beëindigd, bedraagt over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 de som van: {(4 x € 15,56) + (12 x € 15,90) + (12 x € 16,25) + (7 x € 16,45) – € 21,93} = (afgerond) € 541,– (inclusief BTW).   Hetgeen de commissie hiervoor heeft overwogen leidt tot het oordeel dat de ondernemer van het door haar ontvangen abonnementsgeld een bedrag van (€ 541,– minus € 180,–) = € 361,– (inclusief BTW) aan de consument moet terug betalen.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht grotendeels is gegrond, zodat de ondernemer het klachtengeld van € 50,– aan de consument moet betalen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Bepaalt dat het abonnementsgeld inzake de maanden juni, juli en augustus 2007 ad € 46,68 (inclusief BTW) onder de ondernemer blijft.   De ondernemer betaalt aan de consument het bedrag van € 361,– (inclusief BTW). Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektronische Communicatiediensten op 5 april 2011.