Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
54266
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de administratieve verwerking van de opzegging door de consument van de leveringsovereenkomst wegens een verhuizing. De consument heeft op 13 januari 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft in oktober 2009 schriftelijk de leveringsovereenkomst beëindigd. Zij verhuisde met haar eveneens bejaarde, en inmiddels overleden, echtgenoot naar een zorgcentrum. De eindstanden zijn door de consument schriftelijk in februari 2010 aan de ondernemer doorgegeven. Dit na een door de consument met de ondernemer gevoerd telefoongesprek waarbij door haar nogmaals is benadrukt dat zij geen levering van energie meer wenste. Het is de consument gebleken dat in weerwil van de door haar gedane opzegging de ondernemer maandelijks een bedrag van € 16,– van haar rekening heeft afgeschreven. Zij verlangt dat de ondernemer aan haar een bedrag van € 256,– terugbetaald. De ondernemer heeft inmiddels een klein bedrag terugbetaald, maar dat komt niet overeen met de gegevens van het dossier. De consument ziet geen aanleiding om op het schikkingsvoorstel van de ondernemer in te gaan aangezien daarin wordt gesproken over aanmaankosten, die er helemaal niet zijn. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer is op 2 maart 2009 gestart met de levering van elektriciteit. De ondernemer betwist de stelling van de consument dat zij meer dan een jaar ongewenst energie heeft geleverd. Op 3 februari 2010 heeft de dochter van de consument contact opgenomen met de ondernemer. Tijdens dit gesprek is de mogelijkheid van het opzeggen van de overeenkomst besproken. Hierbij is van de zijde van de ondernemer aangegeven dat dit schriftelijk diende te gebeuren. Hierna heeft de dochter pas op 13 januari 2011 weer contact met de ondernemer opgenomen. Tijdens dit gesprek stelt de consument dat er ten onrechte is geleverd aangezien de overeenkomst in februari 2010 zou zijn geëindigd. De ondernemer had echter op dat moment geen annulering ontvangen. De ondernemer heeft op 18 januari 2011 een op 13 januari 2011 gedagtekende brief ontvangen waarbij de overeenkomst wordt opgezegd. In 2010 heeft de ondernemer noch schriftelijk noch telefonisch een bericht van de consument ontvangen. De ondernemer heeft in de periode van 22 januari 2010 tot 15 februari 2011 een negatief verbruik in rekening gebracht. In het kader van een schikking is de ondernemer bereid de in rekening gebrachte aanmaankosten van € 75,– te laten vervallen en het klachtengeld te vergoeden. Dit voorstel vervalt bij niet aanvaarding. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Als gevolg van de heffingskorting zijn er bedragen teruggestort aan de consument. Uiteindelijk is er door de consument een bedrag van ongeveer € 75,– betaald over de gehele periode. Na het eerste telefoontje is het een jaar stil geweest van de zijde van de consument. Hoewel de ondernemer van mening is dat de klacht ongegrond is, is zij uit coulance wel bereid bij het schikkingsvoorstel te blijven en de € 75,– aanmaankosten kwijt te schelden. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het onderhavige geschil spitst zich toe tot de vraag op welke datum de consument de met de ondernemer gesloten overeenkomst voor de levering van elektriciteit heeft opgezegd. De consument stelt zich in de stukken op het standpunt dat de overeenkomst reeds eind 2009 is opgezegd. Naar de mening van de commissie heeft de ondernemer deze stelling van de consument, die verder niet met stukken wordt onderbouwd, gemotiveerd weersproken. De consument heeft ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen en heeft zichzelf aldus de mogelijkheid ontnomen de stellingen van de wel ter zitting vertegenwoordigde ondernemer te weerspreken. Gelet hierop is in dit geding niet komen vast te staan dat de overeenkomst op een eerder moment dan 13 of 18 januari 2011 rechtsgeldig is opgezegd. Van een onterechte levering door de ondernemer is dan ook geen sprake geweest. De ondernemer heeft ter zitting aangegeven de in rekening gebrachte aanmaankosten te willen kwijtschelden zodat hoe dan geen schade door de consument lijkt te zijn geleden als gevolg van het doorlopen van de levering. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Daarbij tekent de commissie aan dat zij gronden ziet voor de toepassing van het bepaalde in artikel 21 lid 2 van het Reglement. Dit artikel bepaalt dat indien de klacht van de consument door de commissie weliswaar ongegrond wordt bevonden, maar de commissie van oordeel is dat het geschil desalniettemin op goede gronden aan haar is voorgelegd, het klachtengeld voor rekening komt van de ondernemer. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht ongegrond. De ondernemer dient een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 28 juli 2010.