Commissie: Energie
Categorie: Jaarafrekening
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
34343
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de jaarafrekening van 20 augustus 2009 ten bedrage van € 5.413,34 over de periode 16 juli 2008 tot 17 juli 2009 voor de levering van gas. De consument heeft op 18 september 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Het bedrag op de afrekening vind ik een onvoorstelbaar hoog bedrag. Volgens medewerkers van de ondernemer is er vanaf 2003 met geschatte meterstanden gewerkt. Er is tenminste zes jaar lang fysiek geen meterstand opgenomen. De ondernemer is in gebreke gebleven. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het is niet juist uit te gaan van het gemiddelde van ons gasverbruik vanaf 2005. Immers ons laatste gemeten gasverbruik in 2009/2010 bedroeg ongeveer 3.500 m³ en dat was ook het gemiddelde verbruik van de afgelopen 10 jaar. Een jaarlijks gasverbruik van 4.333 m³, dat nu door de ondernemer wordt gehanteerd, is voor ons huis onmogelijk. De consument verlangt kwijtschelding van de rekening. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het is aan de netbeheerder eens per drie jaar een fysieke opname te verzorgen. De netbeheerder vraagt jaarlijks in augustus meterstanden op. Op basis van deze gegevens hebben wij gefactureerd. De huidige gasmeterstanden worden door de consument niet betwist. Het totaal door ons in rekening gebrachte gasverbruik is dus correct., maar het gasverbruik is niet correct verdeeld over de verschillende jaren. Daarom doen wij het voorstel een herberekening te maken over de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 aan de hand van de standen 31633 m³ op 5 juli 2005 en 48.966m³ op 15 juli 2009. De verjaringstermijn die tussen partijen geldt is die van vijf jaar, omdat er tussen partijen al vóór de liberalisering een contractuele relatie bestond. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het gasverbruik van de afgelopen 5 jaar bedroeg per jaar gemiddeld 4.333 m³. We hebben dat gebaseerd op meterstanden die de consument ons heeft doen toekomen. We hebben geen reden daaraan te twijfelen. Het is juist dat wij en onze voorganger niet fysiek meterstanden hebben opgenomen. Wij hebben geen reden te twijfelen aan het door de consument opgegeven gemiddelde gasverbruik over de afgelopen tien jaar van 3.500 m³ per jaar. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt voorop, dat met de invoering van de Liberaliseringswet op 14 juli 2004 de overeenkomst tot levering gas is aan te merken als consumentenkoop en daarmee geldt overeenkomstig artikel 7:28 BW een verjaringstermijn van twee jaar na opeisbaarheid van de vordering. De vraag is nu of die verjaringstermijn ook van toepassing is op de vordering in geschil. Die vordering dateert van 20 augustus 2009 en heeft betrekking op levering van gas, zoals de ondernemer heeft gesteld over de periode 15 juli 2005 tot 17 mei 2009, terwijl de overeenkomst tussen partijen tot levering van gas dateert van vóór 14 juli 2004. De commissie is van oordeel, dat de verjaringstermijn van twee jaar ook van toepassing is op de vordering in geschil. Weliswaar bepaalt de overgangswet niet dat de verjaringstermijn van twee jaar geldt bij overeenkomsten aangegaan vóór 14 juli 2004, maar het komt de commissie niet redelijk en billijk voor dat voor een consument, die na 14 juli 2004 switcht naar een andere leverancier, de verjaringstermijn van twee jaar wel geldt en deze niet geldt voor de consument die bij zijn leverancier blijft. Daarenboven is het de kennelijke bedoeling van de wetgever geweest om ook in de gevallen van leveringsovereenkomsten van vóór 14 juli 2004 over te gaan op een verjaringstermijn van twee jaar. Dit geldt des te meer nu [naam ondernemer] ook de periodieke aansluit- en transportkosten voor de netbeheerder (i.c. [naam]) factureert en verschillende jaren geleden ook voor deze kosten in de Gaswet een regeling is opgenomen die leidt tot een verjaringstermijn van 2 jaar. De vordering van € 5.413,34 dateert van 20 augustus 2009 en is vanaf dat moment na twee weken opeisbaar. Immers op die nota staat vermeld ‘dit bedrag zal binnen twee weken worden afgeschreven van uw rekening’. De verjaringstermijn is dan ook vanaf 3 september 2007 aangevangen, terwijl die niet voor het einde van de termijn van twee jaar is gestuit. De commissie acht het redelijk en billijk dat nu de ondernemer heeft nagelaten meterstanden op te nemen vanaf in ieder geval 2003, niet uit te gaan van het gemiddeld gasverbruik van de afgelopen 5 jaren maar van de afgelopen 10 jaar. Het gemiddelde gasverbruik van de afgelopen 10 jaar bedraagt 3.500 m³ en dit gasverbruik is nagenoeg gelijk aan het laatst fysiek opgenomen gasverbruik van 2009/2010. Een en ander brengt mee – mede gelet op de verjaringstermijn van twee jaar – dat de jaarafrekeningen van 23 augustus 2007, 14 augustus 2008 en 20 augustus 2009 herberekend dienen te worden met inachtneming van een gemiddeld jaarverbruik van 3.500 m³. De commissie begint bij de jaarafrekening van 23 augustus 2007 omdat deze op 20 augustus 2009, zijnde de datum van de bestreden hoge jaarafrekening, nog niet verjaard was. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Draagt de ondernemer op met inachtneming van het voorgaande de jaarafrekeningen van 23 augustus 2007, 14 augustus 2008 en 20 augustus 2009 te herberekenen uitgaande van een gasverbruik van 3.500 m3 per jaar. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 6 september 2010.