Overlijden na medische ingreep, niet gebleken van enig verband tussen het optreden van een herseninfarct volgend op de colonoscopie

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Causaliteit    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110608 - 2017

De uitspraak:

In het geschil tussen:

Klaagster ter zitting vertegenwoordigd door gemachtigde [broer van klaagster en Stichting Ziekenhuisgroep Twente, gevestigd te Almelo (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 23 augustus 2017 te Zwolle.

Partijen waren niet aanwezig bij de zitting.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op het overlijden van [echtgenoot van klaagster], na een medische ingreep in genoemd ziekenhuis.

Standpunt van klaagster

Het standpunt van klaagster luidt als volgt.
Cliënt heeft in de namiddag van 8 februari 2016 een colonoscopie ondergaan in voornoemd ziekenhuis. Daarbij zijn twee poliepen verwijderd. In de nacht van 8 op 9 februari 2016 is cliënt getroffen door een herseninfarct. Op 16 februari 2016 is hij als gevolg van dit herseninfarct overleden. Cliënt heeft in 2013 een eerdere colonoscopie ondergaan. Hierbij zijn bij het intakegesprek geen gegevens vastgelegd omtrent gewicht, lengte, hartslag, bloeddruk etc. Dat maakt een vergelijking met de gezondheidssituatie van cliënt in 2016 onmogelijk. Bij het intakegesprek d.d. 27 januari 2016 zijn wel gegevens geregistreerd. Op basis van deze gegevens werd cliënt ingedeeld in ASA risicocategorie I.
De arts die de colonoscopie bij cliënt heeft uitgevoerd heeft cliënt echter achteraf ingedeeld in ASA risicocategorie II.  Klaagster is van mening dat tijdens de intake op 27 januari 2016 een beoordelingsfout is gemaakt bij de risico-indeling van cliënt. Gelet op de op 27 januari 2016 vastgelegde gegevens had eerst een aanvullend cardiovasculair onderzoek moeten plaatsvinden vóór de uitvoering van de colonoscopie in verband met de kans op trombosevorming na de ingreep, gelet op het overgewicht van cliënt (BMI 30,4) en omdat hij twintig sigaretten per dag rookte. Bij dit onderzoek zou onomstotelijk vast zijn komen te staan dat er sprake was van o.a. ernstige vernauwingen in de halsslagaders en aderverkalking in de wervelslagader, de sifon van de halsslagader en de aorta, zodat duidelijk zou worden dat bij een medische ingreep waarbij poliepen worden verwijderd medische nazorg nodig zou zijn, zoals een opname van een nacht ter observatie, al dan niet aangevuld met antistollingsmiddelen.
Klaagster is van mening dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor het overlijden van cliënt en wenst een financiële vergoeding voor het leed dat zij heeft en voor de schade die zij lijdt als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot, bestaand uit de begrafeniskosten, inkomstenderving en lagere toekomstige pensioeninkomsten. Klaagster wenst dat het ziekenhuis de aansprakelijkheid voor het overlijden van cliënt aanvaardt en haar de maximale schadevergoeding van € 25.000,– betaalt.

Standpunt van de zorgaanbieder

Het standpunt van de instelling zoals dat blijkt uit de door de commissie ontvangen stukken luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
De klacht betreft de gang van zaken rond een diagnostisch onderzoek van cliënt. In het kader van een bevolkingsonderzoek vond op 9 februari 2016 bij cliënt een colonoscopie plaats. Deze verliep ongecompliceerd, en cliënt kon na het onderzoek in goede conditie naar huis. In de daaropvolgende nacht is cliënt uit bed gegaan en later door zijn echtgenote op de grond aangetroffen met uitvalsverschijnselen. Cliënt is naar de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis gebracht waar op basis van een CT-scan een herseninfarct kon worden vastgesteld. Er volgde opname op de verpleegafdeling neurologie en vanaf 14 februari 2016 op de afdeling intensive care. Daar is cliënt in aanwezigheid van zijn familie op 16 februari 2016 overleden.
Het ziekenhuis bestrijdt de aansprakelijkheid voor het overlijden van cliënt. Het is in dit kader aan klaagster om aan te tonen dat er is gehandeld in strijd met de norm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden. Aan deze bewijslast is niet voldaan. Klaagster baseert zich bij de aansprakelijkstelling van het ziekenhuis en de schadeclaim op kennis achteraf en maakt niet duidelijk waarom onderzoeken hadden moeten plaatsvinden of maatregelen hadden moeten worden genomen waar op dat moment geen indicatie voor bestond. Klaagster heeft ook niet verwezen naar protocollen, beroepsrichtlijnen, publicaties of andere bronnen waaruit volgt dat anders gehandeld had moeten worden dan is gedaan.
Het ziekenhuis merkt op dat er geen indicatie was voor het door gemachtigde genoemde cardiovasculaire onderzoek. Er is geen richtlijn die dat voorschrijft en op 9 februari 2016 was daar ook geen aanleiding voor. De medische voorgeschiedenis van cliënt vermeldde geen cardiovasculaire of pulmonaire aandoeningen. Er is bovendien niet aangetoond dat er een relatie is tussen de colonoscopie en het opgetreden infarct en door het ziekenhuis wordt die relatie ook niet erkend. Duidelijk is dat er zich in de nacht na de colonoscopie een ernstig vaatprobleem heeft voorgedaan maar voor de beoordeling van het handelen op 9 februari 2016 is dat niet relevant omdat dit kennis achteraf betreft.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat ook de indeling in ASA I of ASA II hierin niet relevant is.
Cliënt is voor de procedure ingedeeld in ASA II. Echter, bij zowel ASA-klasse I als ASA-klasse II is een cardiovasculair onderzoek niet aan de orde in het kader van een colonoscopie. Ook maakt de indeling in klasse I of II bij de uitvoering van een colonoscopie geen verschil.
Ten overvloede betwist het ziekenhuis het causaal verband tussen de geleden schade en de beweerdelijke fout. Opgemerkt wordt dat behandeling met antistollingsmiddelen na een colonoscopie risico’s doet ontstaan en ook niet geïndiceerd was. Zodanige indicatie is ook niet door klaagster onderbouwd. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat opname geïndiceerd zou zijn geweest. Mocht dat wel zijn gebeurd dan kan niet worden aangenomen dat het infarct behandelbaar zou zijn geweest en, zo ja, wat daarvan het resultaat zou zijn geweest.
Voor wat betreft de schade moet worden vastgesteld dat klaagster geen onderbouwing heeft geleverd. Het ziekenhuis betwist bij gebrek aan wetenschap het inkomensverlies, de gemiste pensioenopbouw en de uitvaartkosten. De gederfde levensvreugde van klaagster wordt op zichzelf erkend, maar dit levert voor haar jegens het ziekenhuis geen aanspraak op schadevergoeding op. 
 
Het ziekenhuis verzoekt de commissie de klachten van klaagster ongegrond te verklaren en de gevraagde schade af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

Op grond van de stukken overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en klaagster moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst. Naar klaagster heeft gesteld had vooraf aan de colonoscopie cardiovasculair onderzoek moeten plaatsvinden. Naar het ziekenhuis heeft verklaard bestond ten tijde van de colonoscopie – die volgens klaagster op 8 februari 2016 heeft plaatsgevonden en volgens het ziekenhuis een dag later – op basis van het toestandsbeeld van cliënt geen indicatie voor genoemd onderzoek nu geen sprake was van een medische voorgeschiedenis die aanleiding gaf tot een dergelijk onderzoek. Evenmin is gebleken dat zo’n onderzoek om andere redenen, bijvoorbeeld gelegen in medische richtlijnen of protocollen, had moeten plaatsvinden. De enkele omstandigheid dat cliënt overgewicht had en fors rookte is daartoe onvoldoende. Evenmin is de commissie gebleken dat het uitvoeren van de colonoscopie onverantwoord is geweest; meer in het bijzonder is niet gebleken van enig causaal verband tussen het uitvoeren van de colonoscopie en het optreden van het herseninfarct in de nacht volgend op de colonoscopie. Klaagster heeft gesteld dat als cliënt zou zijn opgenomen het herseninfarct zich niet zou hebben voorgedaan of dat het in dat geval niet fataal zou zijn geweest. Klaagster heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat er een relatie zou zijn tussen de uitgevoerde colonoscopie en het op in de daaropvolgende nacht opgetreden herseninfarct, noch heeft klaagster aannemelijk gemaakt dat als cliënt zou zijn opgenomen, het herseninfarct zich niet zou hebben voorgedaan of dat het in dat geval niet fataal zou zijn geweest.

Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat het ziekenhuis is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst.
 
Gelet op het vorenoverwogene zal de commissie de klacht ongegrond verklaren en de verzochte – doch niet onderbouwde – schadevergoeding afwijzen.

Beslissing

De commissie;
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst de verzochte schadevergoeding af.

Aldus beslist op 20 september 2017 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.